Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 4033
2513 AA Den Haag
Uw brief Ons kenmerk
W&B/B&K/04/54741
Onderwerp Datum
Aanbieding onderzoeksrapport 24 september 2004
Schulden: een (on)dragelijke last
In het Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (NAP) 2003 is
toegezegd om de omvang van de huishoudens tot 150% van het sociaal minimum met
problematische schulden in kaart te brengen omdat een goed landelijk beeld van de omvang
van de problematische schulden tot nu toe ontbrak. Bijgaand bied ik u het onderzoeksrapport
aan, Schulden: een (on)dragelijke last. Het onderzoek is uitgevoerd door IVA
beleidsonderzoek en advies te Tilburg.
Het doel van het onderzoek was om het aantal huishoudens met problematische schulden in
kaart te brengen. In dit onderzoek is sprake van een problematische schuld als:
- de maandelijkse betalingsverplichtingen voor lopende niet-hypothecaire leningen
gelijk of hoger zijn dan de maandelijkse aflossingscapaciteit van het huishouden en
tegelijkertijd
- er een achterstand van 6 maanden of meer bestaat bij de betalingsverplichtingen voor
woonlasten, lopende leningen en/of voor de kosten van energie en water,
ziekenfonds of ziektekostenverzekering, belastingen, telefoonrekeningen en
schoolgeld.
Er is voor deze definitie gekozen omdat deze enerzijds zo veel mogelijk aansluit bij de
praktijk van de schuldhulpverlening en anderzijds rekening houdt met het duuraspect van
het hebben van problematische schulden.
Het onderzoek heeft zich beperkt tot de huishoudens met een inkomen tot 150% van het
sociaal minimum omdat dit de meest kwetsbare groep is.
Uit het onderzoek blijkt dat in 2003 40.000 tot 93.000 huishoudens met een inkomen tot
150% van het sociaal minimum met een problematische schuld te maken heeft. Dit is tussen
de 1,7% en 3,9% van de totale doelgroep. In onderstaande tabel zijn de resultaten
weergegeven.
---
Tabel 1: Schatting van het percentage en aantal huishoudens met een problematische schuld.
percentage absolute aantal
Inkomensklasse t.o.v. netto
sociaal minimum
ondergrens bovengrens ondergrens bovengrens
tot max. 100% 1,9 7,0 18.597 69.403
101% - 125% 1,0 4,4 7.868 34.962
126% - 150% 0,2 1,8 1.391 11.358
Totaal 1,7 3,9 40.169 92.729
Als het criterium van minimaal 6 maanden betalingsachterstand niet wordt gebruikt komt de
schatting uit op een percentage tussen de 2,8% en 5,2% van alle huishoudens met een
inkomen tot maximaal 150% van het sociaal minimum. Dit betreft dan tussen de 67.000 en
124.000 huishoudens.
In het onderzoek zijn de huishoudens met een problematische schuld vergeleken met
huishoudens zonder een problematische schuld. Uit deze vergelijkingen komen de volgende
kenmerken van huishoudens met een problematische schuld naar voren1:
- de huishoudens betreffen vaker eenoudergezinnen met vaker een vrouw als
kostwinner;
- de huishoudens hebben vaker twee of meer kinderen;
- de huishoudens zijn vaker niet van Nederlandse herkomst;
- de huishoudens zijn vaak relatief jong;
- de huishoudens hebben vaker geen inkomen uit huidige arbeid en
- de huishoudens hebben vaker een inkomen tot maximaal 100% van het netto sociaal
minimum.
Een op de 6 huishoudens heeft professionele hulp gezocht bij het oplossen van zijn
problematische schulden. Van de huishoudens met een problematische schuld die op dit
moment geen professionele hulp hebben, denkt 14% de problemen niet te kunnen oplossen
zonder alsnog professionele hulp te vragen.
Het is de eerste keer dat een onderzoek met deze doelstelling onder deze doelgroep is
verricht. Dit onderzoek kan dan ook worden beschouwd als een nulmeting. Inzet is om dit
onderzoek over 3 jaar te herhalen.
Twee eerdere onderzoeken2 om de omvang van de schuldenproblematiek in beeld te krijgen
zijn inmiddels niet meer actueel en verschillen qua aanpak, doelgroep en doelstelling. De
eerdere onderzoeken hadden betrekking op alle huishoudens (dus zonder inkomensgrens).
Daarnaast verschilden de definities; zo had een onderzoek tot doel om te schatten hoeveel
huishoudens het risico liepen om in een situatie met problematische schulden terecht te
komen. Dat is wezenlijk anders dan het schatten van het aantal huishoudens dat in een
problematische schuldsituatie verkeert. Een vergelijking met eerdere onderzoeken is door
deze verschillen niet zinvol. Ook is het om deze reden niet mogelijk uitspraken te doen over
een trend ten aanzien van het aantal huishoudens met een problematische schuld.
1 Zie tabel 3.2 van het onderzoeksrapport voor een schematisch overzicht van alle kenmerken.
2 Vermeulen et al, 1992; Janssen, Kersten en Vermeulen, 1999
3
Tabel 2 laat de belangrijkste resultaten van de drie onderzoeken zien.
Tabel 2: Aantal huishoudens met (risico op) problematische schulden uit eerder en huidig onderzoek
Onderzoek Peiljaar Uitkomst
H. Vermeulen et al.: Financiële 1988 2,3 % van alle huishoudens (134.251 huishoudens) verkeert
problemen, schulden en in een problematische schuldsituatie.
problematische schuldsituaties in
Nederland, IVA, januari 1992 Problematische schuldsituaties zijn gedefinieerd als een
situatie waarin de betaling van rente op één of meer lopende
leningen (`schulden') gepaard gaat met problemen bij de
betaling van vaste lasten (`financiële problemen')
J. Janssen, A. Kersten en H.J.J.M. 1997 502.000 huishoudens (7,6% van alle huishoudens)
Vermeulen: Problematische hebben te maken met een risicovolle schuldsituatie.
schulden: zicht op het onzichtbare,
IVA, januari 1999 233.000 huishoudens (3,5% van alle huishoudens) hebben te
maken met een extra risicovolle schuldsituatie.
Van een risicovolle dan wel extra risicovolle schuldsituatie
is sprake als tenminste aan één resp. twee van de volgende
indicatoren wordt voldaan:
· Er was sprake van meer dan 3 soorten
betalingsachterstanden;
· Er was sprake van tenminste één
betalingsachterstand die minimaal 12 maanden
heeft geduurd;
· Er was sprake van tenminste één
betalingsachterstand waarbij het totaal van de
achterstand(en) meer dan f 2000 bedraagt;
· Er was sprake van tenminste één
betalingsachterstand en de betalingsachterstand(en)
kan (kunnen) niet (zelfstandig) worden opgelost
binnen 12 maanden;
· Er was sprake van tenminste één
betalingsachterstand waarbij men hulp heeft
gevraagd aan schuldhulpverleningsinstanties;
· Er was sprake van een schuldregeling of beslag.
Oorzaken problematische schulden
· Endogene oorzaken: in de persoon gelegen, zoals:
1. onvermogen beheren gezinsfinanciën en 2.
psychosociale factoren.
· Exogene oorzaken: buiten de persoon gelegen,
zoals: 1.terugval van inkomen, 2.structureel laag
inkomen, 3. eenmalige hoge uitgaven en schulden
ontstaan door relatiebreuk
· Vaak combinatie van beide oorzaken
Huidig onderzoek 2003 1,7% - 3,9% van de huishoudens met een inkomen tot 150%
van het sociaal-minimum (40.000 -93.000 van de
huishoudens in deze groep) heeft te maken met een
problematische schuld.
Er is sprake van een problematische schuld als:
· Het verhoudingsgetal tussen aflossingscapaciteit én
betalingsverplichtingen 0,95 of lager is én
· Er betalingsachterstanden van zes maanden of
langer zijn.
4
Voor de betreffende huishoudens is een problematische schuldsituatie een serieus probleem.
Er bereiken mij ook berichten van verschillende gemeenten dat het aantal schuldenaren dat
een beroep doet op de minnelijke schuldhulpverlening toeneemt. Het is daarom een
probleem dat mijn departement voortdurend onder de aandacht heeft gehad en heeft.
In de brief aan u van 22 november 2002 zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor
het rijksbeleid betreffende integrale schuldhulpverlening:
1. Degene die zich in een problematische schuldsituatie manoeuvreert, is primair zelf
daarvoor verantwoordelijk; hij/zij moet zich daarvan bewust zijn c.q. bewust worden
gemaakt.
2. Op lokaal niveau moet door het leveren van maatwerk een vangnet aanwezig zijn,
voor diegenen die in een problematische schuldsituatie verkeren. Er dient een balans
te zijn tussen eigen verantwoordelijkheid van de burger en het bieden van een
vangnet door gemeenten.
3. De centrale regelgeving vanuit het rijk dient zoveel mogelijk beperkt te blijven; de
gemeentelijk instanties belast met de uitvoering van schuldhulpverlening moeten
zelf hun regelgeving op dit terrein kunnen vaststellen. Het rijk vervult hierbij een
faciliterende rol.
4. Kredietverstrekkers zouden meer verantwoordelijkheid moeten dragen voor de
gevolgen van het verstrekken van kredieten aan personen die reeds tot de risicogroep
problematische schuldenaren behoren.
De inzet van het rijk op het terrein van schuldhulpverlening is de afgelopen periode in lijn
met deze uitgangspunten geweest. Daarover bent u in de brief van 15 juli 2003
geïnformeerd. Ook de komende periode zal ik blijven inzetten op het faciliteren van de
uitvoering van de minnelijke schuldhulpverlening en het stimuleren van het preventiebeleid,
het versterken van de keten schuldhulpverlening en het inzetten van schuldhulpverlening als
onderdeel van uitstroom naar werk. In dat kader is al het een en ander tot stand gekomen.
Het Nibud is in staat om algemene preventie instrumenten te ontwikkelen en onderzoek
rond jongeren en schulden te doen . Met behulp van financiële ondersteuning door SZW
kunnen het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening en het Landelijk Platform
Schuldeisers verschillende projecten uitvoeren ten behoeve van schuldenproblematiek. Zo is
onlangs de Handreiking Integrale Schuldhulpverlening uitgebracht door gezamenlijk het
Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening en StimulansZ. Dit najaar worden er
regionale bijeenkomsten voor gemeenten georganiseerd met als thema schuldhulpverlening.
Later in het jaar vinder er nog andere studiedagen plaats.
Uit het onderzoek blijkt dat relatief jonge huishoudens ruim vertegenwoordigd zijn onder de
huishoudens met problematische schulden. Om schulden (onder jongeren) te voorkomen is
het geven van voorlichting over omgaan met geld en lenen een goed instrument. Dit
bevestigt het belang om ook in het najaar 2004 een jongerencampagne uit te voeren.
Verder vind ik het een goed initiatief van de Autoriteit Financiële Markten dat deze een
publieksfolder heeft uitgebracht om de consument te wijzen op de risico's en te helpen een
beslissing te nemen over lenen.
Minister Donner zal binnenkort een wetswijziging van de Wet Schuldsanering Natuurlijke
Personen (Wsnp) aan u aanbieden, waardoor de toegang tot de huidige
schuldsaneringsregeling sterker dan nu gericht wordt op die schuldenaren voor wie de
5
sanering echt zin heeft. De Wsnp moet, juist bij economische tegenwind, bereikbaar blijven
voor wie te goeder trouw is, oprecht en actief heeft geprobeerd met zijn schuldeisers tot een
schikking te komen en voor wie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter.
Voor deze groep schuldenaren is de schuldsaneringsregeling oorspronkelijk bedoeld. In
samenwerking met het ministerie van Justitie werkt mijn ministerie aan het versterken van
de keten van de schuldhulpverlening en schuldsanering. Onderdeel daarvan is een betere
samenwerking, onder andere door het uitwisselen van gegevens. Ook wordt nagegaan of een
jaarlijkse monitor van de keten van de schuldhulpverlening en schuldsanering kan worden
ontwikkeld. Het ministerie van Justitie zal in ieder geval komen met een jaarlijkse monitor
van de Wsnp.
In het najaar bespreekt u vermoedelijk het ingediende wetsontwerp Wet financiële diensten
(Wfd). In de Wfd worden een aantal specifieke zorgplichten voor kredietaanbieders en
bemiddelaars geconcretiseerd, die hun verantwoordelijkheid op het gebied van
kredietaanbieding verhelderen en het toezicht daarop aanscherpen. Zo is in de Wfd o.a. een
verplichting opgenomen om de consument adequaat te informeren en de kredietwaardigheid
van de consument te beoordelen ter voorkoming van overkreditering. Naar aanleiding van
de motie Mosterd/B. de Vries over aanscherpen van voorwaarden waaronder leningen aan
jongeren worden verstrekt is in de Memorie van Toelichting bij de Wfd uitdrukkelijk
opgenomen dat een zwakke of onzekere financiële positie, van bijvoorbeeld jongeren met
een laag inkomen, er eerder toe zal leiden dat het aangaan van een overeenkomst inzake
krediet onverantwoord is in het kader van het voorkomen van overkreditering van de
betrokken consument. Hiermee is mijn toezegging aan u voldaan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid