Onderwijsraad


P E R S B E R I C H T

28 september 2004

Advies Koers voortgezet onderwijs: nieuw vertrouwen

Kleinere scholen en voldoende onderwijstijd

Koers VO, het meerjarenbeleidsplan van het ministerie van Onder- wijs, bevat een samenhangend pakket beleidsmaatregelen om het voortgezet onderwijs te verbeteren. Het realiseren van de maatrege- len vraagt echter om consistente beleidskeuzen van de overheid en een professionele aanpak op de scholen zelf. Dit stelt de Onderwijs- raad in zijn advies Koers voortgezet onderwijs: nieuw vertrouwen, dat vandaag is aangeboden aan de minister van OCW.

Om de ambitie van een zo hoog mogelijk diploma voor zo veel mogelijk jon- geren te realiseren, krijgen scholen meer beleidsruimte voor het aanbieden van onderwijs op maat. Het voortgezet onderwijs moet op deze manier een bijdrage leveren aan de Europese doelstelling van een concurrerende kennis- economie. In het algemeen onderschrijft de raad de voorgestelde beleids- maatregelen van de minister, maar hij plaatst ook kanttekeningen.

Kanttekeningen
§ De raad constateert dat de minister de ingezette lijn van autonomie- vergroting voortzet. De raad stemt hiermee in, maar vindt dat autonomie niet te veel moet worden opgevat als panacee voor alle problemen en uitdagingen waar scholen voor staan.
§ Om onderwijsinnovatie op gang te brengen, moeten scholen beschikken over tijd, ruimte en innovatievermogen. De raad vraagt zich af in hoeverre van alle scholen verlangd kan worden dat zij voldoende innovatievermogen ontwikkelen.

De raad behandelt in zijn advies ook enkele thema's met betrekking tot het voortgezet onderwijs, die de komende jaren prioriteit verdienen. Voor elk van de volgende drie thema's doet de raad enkele aanbevelingen.

Examens buiten de school
De raad stelt voor dat leerlingen buitenschoolse leerervaringen die relevant zijn voor het onderwijsprogramma, kunnen laten toetsen bij een erkende externe instantie.

Verder is de raad voorstander van invoering van een certificaat voor een Europa-competentie in het voortgezet onderwijs. Een dergelijk certificaat kan van belang zijn voor de toelating tot bepaalde opleidingen in het hoger onderwijs.

Minder grote scholen
De raad is van mening dat kleine scholen voordelen hebben ten opzichte van grote. Er is op kleine scholen meer sociale controle en er is meer betrokken- heid van leraren en ouders. Ook is het werk- en leerklimaat er aantrekkelijker. De raad vindt het realiseren van kleinschaliger onderwijs zo belangrijk dat hij voorstelt een éénmalige subsidie beschikbaar te stellen aan die scholen waar huisvesting een belemmering vormt om kleinschaliger onderwijs te organise-

ren. De raad beseft dat de rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor onder- wijshuisvesting van het voortgezet onderwijs sinds enkele jaren heeft over- gedragen aan de gemeenten. Desondanks vindt hij het noodzakelijk dat scho- len en gemeenten samen nagaan welke urgente aanpassingen van het schoolgebouw plaats moeten vinden.

Onderwijstijd
De raad beveelt de minister aan om de huidige bepalingen over onderwijstijd vooralsnog te handhaven en niet te gaan in de richting van een lagere norm- stelling. Voldoende onderwijstijd draagt bij aan de kwaliteit van het onder- wijs. Wel vindt de raad dat scholen in staat moeten zijn om de beschikbare uren flexibel in te zetten binnen de huidige norm over onderwijstijd.

De raad is van mening dat het onderwijsaanbod in de theoretische leerweg aangepast moet worden. Deze leerweg moet leerlingen beter voorbereiden op het mbo-vervolgonderwijs. Er moet meer aandacht komen voor een beroeps- en praktijkoriëntatie, waardoor leerlingen bewuster kunnen kiezen voor een bepaalde sector. Op deze manier worden leerlingen beter voorbereid op het vervolgonderwijs en het beroepsleven. Het ontwikkelen van een helder beroepsperspectief en een goede voorbereiding op het hoger (beroeps)- onderwijs is ook van belang voor leerlingen in de bovenbouw van het havo/vwo. Daarom stelt de raad voor, scholen de mogelijkheid te bieden voor elk profiel in de bovenbouw van het havo/vwo één beroepsgericht vak aan te bieden en het ontwikkelwerk dat daarvoor nodig is, in gang te zetten.