Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Directie Voorlichting en Communicatie

Welkomstwoord van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H. Hoogervorst, ter gelegenheid van het 200 jarig bestaan van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid op 29 september 2004 in Den Haag.
Wijzigingen voorbehouden. Alleen de uitgesproken tekst geldt! Majesteit, dames en heren,
`Vooruitgang! Beschaving! Verligting! Ziet daar de drie krachtige woorden, met welke in de geschiedenis der eeuwen, de tijd, dien wij het geluk hebben te beleven, eens zal aangeschreven staan! Vooruitgang, beschaving, verligting, deze zijn het die het doel van al ons streven, die het oogmerk van ons aanzijn op aarde moeten zijn!' Majesteit, dames en heren,

De leuzen die ik net uitte waren geen poging het kabinetsbeleid beter uit te dragen.

Ik citeerde Levy Ali Cohen, één van de eerste inspecteurs voor de gezondheidszorg. Ali

Cohen stond, met de artsen Penn en Blom Coster, aan de basis van de gezondheidswetten

van 1865 én het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.

Ali Cohen had in de jaren vijftig en zestig van de negentiende eeuw naam gemaakt als

sociaal-geneeskundige. In die functie ageerde hij heftig tegen het gebrekkige toezicht op de

volksgezondheid. Niet zo verwonderlijk dus dat de grote liberale staatsman Johan Rudolf

Thorbecke hem vroeg het staatstoezicht in een nieuwe jas te steken.

In een nieuwe jas, want feitelijk was er toen al ruim zestig jaar sprake van een vorm van

toezicht op de volksgezondheid. Zoals u in uw uitnodiging heeft kunnen lezen, kondigde de

Bataafse Republiek al op 20 maart 1804 de Verordening omtrent het Geneeskundig

Onderzoek en Toevoorzigt af.

Deze bijeenkomst staat dan ook in het teken van dát historische moment. Vandaag vieren

we dat er al 200 jaar sprake is van toezicht op de gezondheidszorg en volksgezondheid van

staatswege.

Zoals wij allemaal weten, de aanwezigheid van hare majesteit is daarvan het levende bewijs,

is de republiek al lang ter ziele. De Verordening die ik net noemde was daarentegen een

langer leven beschoren. Ze vormde uiteindelijk de basis voor de huidige Gezondheidswet en

de grondslag voor ons huidig toezicht op de volksgezondheid.

Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, zoals we het tegenwoordig noemen, kent drie

poten: de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Keuringsdienst van Waren, inmiddels

onderdeel van de Voedsel en Waren Autoriteit, en een deel van de VROM-Inspectie.

Het Staatstoezicht richt zich vanouds op de bescherming van de volksgezondheid en op de

kwaliteit en de veiligheid van de geleverde zorg. Dit laatste staat vandaag centraal. De Toespraak
Parnassusplein 5 Doorkiesnummer Hebt u 's avonds of in het weekend dringend een Postbus 20350 (070) 340 60 00 voorlichter nodig, belt u dan met het ministerie, 2500 EJ DEN HAAG Fax (070) 340.62.92 telefoon (070) 340 79 11. Daar regelt men dat u Telefoon (070) 340 79 11 wordt teruggebeld.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


- 2

meeste burgers rekenen een goede gezondheid en, áls ze ziek zijn of iets mankeren, goede zorg immers tot hun grootste goed.
Het feit dat het Staatstoezicht al zo lang bestaat, betekent niet dat het een traditionele, ouderwetse organisatie is. De bedreigingen van de volksgezondheid en de aard en inrichting van de zorg veranderen voortdurend. Het toezicht van staatswege speelt actief op die veranderingen in, zodat aan de verwachtingen van de samenleving kan worden voldaan. In de afgelopen tweehonderd jaar is de organisatie dan ook meermalen ingrijpend gewijzigd. De belangrijkste wijziging vond plaats in het al genoemde jaar 1865. In dat jaar hielden de plaatselijke Commissies voor Geneeskundig Toevoorzicht op te bestaan ten faveure van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.
Ook vrij recent nog, in 1995, vond er een belangrijke verandering plaats. Toen ontstond de huidige Inspectie voor de Gezondheidszorg uit fusies van drie afzonderlijke inspecties: de Geneeskundige Inspectie van de Volksgezondheid, de Geneeskundige Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid en de Inspectie van de Volksgezondheid voor de Geneesmiddelen.
Maar in de afgelopen twee eeuwen is niet alleen de organisatie regelmatig aangepast. Ook doelen, taken en werkprocessen zijn regelmatig herijkt. In de 21e eeuw willen we dat het toezicht, meer nog dan voorheen, doelmatig en resultaatgericht is. En wel zo, dat de burger daar iets van merkt.
De inspectie moet daarom vooral aansturen op een systematische verbetering van de kwaliteit en de veiligheid in de zorgsector. Laat ik voorop stellen dat het in ons land in z'n algemeenheid met de kwaliteit en de veiligheid van de gezondheidszorg goed is gesteld. Als patiënt of consument kun je met een redelijk gerust hart een ziekenhuis of een andere zorginstelling binnenstappen.
Maar zwarte schapen zullen er altijd zijn. En dié moet de inspectie eruit pikken. De vraag is dan natuurlijk hoe je dat doet, met een relatief klein aantal inspecteurs en een groot aantal zorginstellingen. Dat doet de inspectie door te investeren in methodieken die ertoe leiden dat de gezondheidszorg in ons land op een kwalitatief hoog peil blijft.

Eén van die methodieken is het systeem van prestatievergelijkingen, op basis van rapportages waarin de instellingen zelf aangeven wat ze doen aan kwaliteit en veiligheid. Met die informatie kan de inspectie de zwarte schapen scheiden van de witte. Door misstanden te rapporteren, door een proces-verbaal uit te schrijven of mij als minister gericht te adviseren over een bepaalde aanpak, kun je als inspectie veranderingen ten goede afdwingen.
Deze manier van werken is wat mij betreft de kern van het moderne inspectietoezicht. De IGZ zit al sterk op die resultaatgerichte koers en daar kan ik natuurlijk alleen maar blij mee zijn. Te meer daar de inspectie het oog en oor is van de minister en mij dus steeds een actueel beeld moet kunnen geven van de staat van onze gezondheidszorg. Toespraak In feite lijkt die moderne werkwijze sterk op hoe de allereerste inspecteurs hun werk deden, namelijk ook zeer resultaatgericht. Zij bekommerden zich ­ ik spreek nu over de tweede helft van de negentiende eeuw ­ vooral om zaken als schoon drinkwater, sanitaire voorzieningen en afvoer van het vuil uit de steden.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


- 3

Deze inspecteurs, slechts zeven in getal en van wie Levy Ali Cohen er dus één was, waren dus vooral bezig met de voorwaarden voor een goede volksgezondheid. Daarom werden ze ook wel hygiënisten genoemd.
Maar hoe ze ook heetten, deze inspecteurs hebben heel veel bereikt en stonden daarmee aan de basis van ons huidige, hoge volksgezondheidspeil. Uit dit historische doorkijkje blijkt wel welke invloed het staatstoezicht op de volksgezondheid op onze gezondheidszorg had en nog steeds heeft. Zónder dat toezicht zou het met ieders gezondheid in dit land waarschijnlijk een stuk minder zijn gesteld. We mogen ons in Nederland dus gelukkig prijzen met een onafhankelijk, gezaghebbend en professioneel instituut als de IGZ.
Maar wat vaak over vertrouwen wordt gezegd, geldt ook voor gezag: het komt te voet en gaat te paard. De inspectie zal dus niet alleen moeten waken over de kwaliteit van de gezondheidszorg, maar ook over haar eigen kwaliteit. Inspecteren is een vák. De inspectie zal dus veel energie en tijd moeten blijven steken in het professionaliseren van de eigen organisatie.
Alleen dán kan de inspectie ook de komende twee eeuwen haar invloed laten gelden en de kwaliteit van onze gezondheidszorg naar een nog hoger peil tillen. Ik weet dat aan die professionaliteit hard wordt gewerkt. Daarom heb ik er alle vertrouwen in dat het staatstoezicht op de volksgezondheid, in de hedendaagse praktijk uitgeoefend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, een stevig stempel zal blijven drukken op de kwaliteit van onze gezondheidszorg.
In dat licht gezien is het wel eens goed om, zoals vandaag gebeurt, in de turbulentie van alle dag even stil te staan bij de geschiedenis van ons toezicht. Uit die geschiedenis kun je inspiratie putten. Of soms ook troost, als blijkt dat vroegere generaties voor dezelfde dilemma's stonden als wij vandaag. Dan kom je erachter dat er in twee eeuwen soms minder is veranderd dan op het eerste oog lijkt. En dat er dus altijd werk aan de winkel is. Ik eindig daarom opnieuw met een citaat. Niet van Levy Ali Cohen deze keer, maar van Thorbecke. Hij sprak zo'n anderhalve eeuw geleden al: `Er is meer dan voorheen te doen in de wereld'.

Ik dank u voor uw aandacht en ik wens tenslotte u, majesteit, en alle andere aanwezigen nog een zeer interessant en inspirerend vervolg van deze bijeenkomst toe. Toespraak


---- --