Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Met de Nota Mobiliteit naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid

Minister Peijs van Verkeer en Waterstaat heeft vandaag haar Nota Mobiliteit gepresenteerd. Hiermee ontvouwt zij haar plannen om Nederland weer in beweging te brengen en te houden, ook bij groei van het verkeer. Het verlengde Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) geeft daarbij de concrete invulling op projectniveau. Voor de Nota Mobiliteit wordt tussen 2010 en 2020 zo'n 80 miljard euro uitgetrokken. Een soepel lopend verkeerssysteem is onmisbaar voor een veerkrachtige economie en een sterke internationale concurrentiepositie. De verbetering van de bereikbaarheid van de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven is daarom topprioriteit. Van de hoofdwegen krijgen de A2, A4 en A12 een hoge prioriteit in het investeringsbeleid. De hoofdambitie voor het hele vervoerssysteem is een acceptabele en voorspelbare reistijd van A naar B, voor bedrijven en burgers. Dit geldt niet alleen voor de wegen, maar ook voor het spoor en de vaarwegen.
De Nota Mobiliteit is een uitwerking van de Nota Ruimte voor het verkeer en vervoer, en is opgesteld in samenspraak met de decentrale overheden. In navolging van de Nota Ruimte staat het versterken van de economische structuur centraal. Dit doel is vertaald in concrete ambities. In 2020 moet er op alle huidige knelpunten sneller worden gereden. De automobilist mag in de spits op snelwegen maximaal 45 minuten doen over een stuk van 50 kilometer. Dat is anderhalf keer de normale reistijd. Op stedelijke ringwegen geldt dat de reistijd in de spits niet meer dan twee keer zo lang mag zijn als wanneer je vrij baan zou hebben. Dat betekent een streefwaarde van 12 minuten voor 10 kilometer.
Om knelpunten in het wegennet op te lossen, wordt er in de periode na 2010 eerst onderhoud gepleegd. Daarna wordt fors geïnvesteerd in nieuw asfalt, `houwen voor bouwen'. Voor onderhoud is 10 miljard euro beschikbaar. Daarnaast wordt er gebouwd voor zo'n 14,5 miljard euro aan nieuwe projecten en voor bijna 4,5 miljard aan projecten die al in de planning stonden. In totaal komt er 1.000 tot 1.200 kilometer nieuw asfalt bij. Zo gaat er bijvoorbeeld geld naar de Rotterdamse Ruit voor onderhoud en wordt de capaciteit verruimd van de A15 die de Tweede Maasvlakte met het achterland verbindt. Verder komt er een betere verbinding tussen Schiphol en Almere en wordt er geïnvesteerd in de A2 Amsterdam - Utrecht, de A4 Den Haag - Leiden, de ring rond Utrecht en de A27 Lunetten - Hooijpolder. Deze knelpunten worden voor 2015 aangepakt.
Met alleen investeringen kunnen niet alle ambities op de weg worden bereikt. Prijsbeleid is onvermijdelijk. Daarom komt er een platform dat de mogelijkheden gaat onderzoeken voor betalen voor het gebruik van de auto, in plaats van het bezit. Voorwaarde voor het invoeren van een ander systeem van beprijzing is een breed maatschappelijk draagvlak. De heer Paul Nouwen, voormalig directeur van de ANWB, is bereid gevonden om voorzitter van het platform te worden. Het platform komt in het voorjaar van 2005 met zijn conclusies. In dit deel van de Nota Mobiliteit is daarom alleen nog een inschatting gemaakt van de effecten van eventueel prijsbeleid, nog geen definitieve keuze. In 2005 stuurt het kabinet de Nota (deel 3) naar de Tweede Kamer. Dan moet ook dit onderdeel volledig zijn uitgekristalliseerd. Mobiliteit hoort bij een moderne samenleving. Het is een voorwaarde voor een gezonde en sterke economie en het geeft mensen de kans om zich te ontwikkelen en te ontspannen. Tussen nu en 2020 groeit het personenvervoer met 20 procent en het goederenvervoer zelfs met 40 tot 80 procent. Deze groei moet op zo'n manier worden opgevangen dat mensen en goederen in 2020 betrouwbaar en veilig van A naar B gaan in een acceptabele en voorspelbare reistijd. Naast de genoemde investeringen zoekt het ministerie naar nieuwe middelen en methoden. Om te beginnen wordt er werk gemaakt van publiek-private samenwerking (pps) en nieuwe manieren om projecten aan te besteden. Een grotere betrokkenheid van het bedrijfsleven maakt het mogelijk om het mobiliteitsbeleid beter en sneller uit te voeren. Hierbij kan worden gedacht aan de Tweede Coentunnel en de A4 Rotterdam-Antwerpen die als tolweg kunnen worden aangelegd. Andere mogelijke pps-projecten zijn bijvoorbeeld de A6-A9 Schiphol - Almere en de A27 Merwedebrug (waarbij een hoge snelweg als alternatief wordt onderzocht). Ook treinreizigers verwachten acceptabele en voorspelbare reistijden. Daarom wordt als norm gesteld dat 90 procent van de treinen op tijd moet rijden. Om dit doel te bereiken, wordt fors geïnvesteerd in de bestaande spoorinfrastructuur. Maar liefst 13,4 miljard euro gaat naar onderhoud en de vervanging van verouderd spoor. Hierdoor wordt een hogere punctualiteit bereikt, waardoor meer treinen over de beschikbare rails kunnen rijden. Daarnaast blijven de plannen voor nieuwe projecten bestaan, zoals de Hanzelijn en de Zuiderzeelijn. Dat geldt ook voor light-railprojecten, zoals de Rijn-Gouwelijn. Ook voor de vaarwegen gaat de komende jaren de schop de grond in om achterstallig onderhoud aan te pakken. Na 2010 is een maximale wachttijd bij sluizen en bruggen van een half uur de norm. Gezien de verwachte groei van het goederenvervoer over water, is het belangrijk dat de binnenvaart de ruimte krijgt. In de periode na 2010 komt in totaal 10,4 miljard euro beschikbaar, waarvan 3 miljard naar verbreding en verdieping van de vaarwegen gaat en 7,5 miljard naar beheer en instandhouding.
Mobiliteitsbeleid is niet alleen een kwestie van klinkende miljarden, maar ook van een slimme en efficiënte organisatie. Verkeersproblemen zijn overal weer anders: in de randstad staat het verkeer vast in de maandagochtendspits, in Zeeland bij mooi strandweer. Daarom doen we decentraal wat kan en centraal alleen wat moet. Decentrale overheden ontvangen hiervoor budgetten in de vorm van de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU). Het Rijk investeert 20 miljard euro tot en met 2020 in regionale en lokale plannen (dat betekent een stijging van
2,5 miljard), naast de bijdragen die de overheden zelf beschikbaar stellen. Overigens stelt de rijksoverheid wel eisen aan het regionale en lokale beleid, om de kwaliteit van dat beleid en landelijke belangen veilig te stellen.
Belangrijk voor een goede doorstroming is een goede samenwerking. Dat betekent het totale verkeerssysteem zoveel mogelijk in samenhang benaderen. Mensen reizen tenslotte niet van oprit naar afrit of van station naar station, maar van deur tot deur. Dat betekent ook dat de verschillende vormen van vervoer (fiets, auto en openbaar vervoer) goed op elkaar afgestemd zijn.
De normen voor verkeersveiligheid worden verhoogd: het verkeer moet twee keer zo veilig worden als nu. Met een scherp voertuigbeleid op Europees niveau moet het aantal verkeersslachtoffers terug van 1.088 in 2003 tot 640 per jaar in 2020. Het beschikbare budget wordt daarvoor de komende jaren meer dan verdubbeld naar 80 miljoen euro per jaar.
Met betrekking tot de leefomgeving houden we ons aan de internationale afspraken. Daarnaast
wordt er 1 miljard euro vrijgemaakt voor innovatieprogramma's en technologische vernieuwingen die er op gericht zijn om vervoer schoner en stiller te maken. De overlast wordt bij de bron aangepakt: liever stillere treinen en auto's en geluidsarm asfalt, dan kilometers dure geluidsschermen. Hiervoor wordt ingezet op een effectief internationaal bronbeleid.