EVO, Ondernemersorganisatie voor logistiek en transport
http://www.evo.nl

PERSBERICHT

30 september 2004

KABINET ERKENT BELANG BEREIKBAARHEID VOOR ECONOMIE

Vandaag heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat haar plannen voor de komende vijftien jaar gepresenteerd in de Nota Mobiliteit.

Algemeen directeur Dick van den Broek Humphreij: "Dit is het eerste kabinet dat inziet dat op de lange termijn economische groei staat of valt bij een goede bereikbaarheid. Investeringen in de Nederlandse infrastructuur zijn hard nodig. Het belang daarvan wordt in deze Nota eindelijk erkend. Wij zien één groot risico. De aanpak van knelpunten mag niet vertraagd worden als de resultaten van doelmatiger aanbesteden, kilometerheffing en PPS-constructies tegenvallen."

Het rijk reserveert circa 80 miljard euro voor verbetering van de bereikbaarheid over water, spoor en weg. Voor het vervoer over de weg legt het rijk de nadruk op betrouwbare reistijden. Dit past bij de resultaten uit onderzoeken die EVO gedaan heeft. Uit deze onderzoeken blijkt dat bedrijven als zij moeten kiezen meer waarde hechten aan een voorspelbare reistijd dan aan een zeer snelle reistijd.

Verkeer en Waterstaat verwacht veel van de kilometerheffing en PPS-constructies (samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid bij aanleg van infrastructuur). EVO is geen tegenstander van deze financieringsvormen. Toch geldt voor zowel PPS-constructies als de kilometerheffing dat zij zich nog moeten bewijzen in de praktijk. Daarin schuilt het gevaar van vertragingen. Een voorbeeld daarvan is de A4 Midden-Delfland. Doordat de regie in de huidige plannen niet perse bij het rijk ligt, is het risico op een vertraagde aanleg reëel.

Ten slotte zet EVO vraagtekens bij de decentralisatie die het rijk wil doorvoeren. Onlangs hebben veel provincies en gemeenten bezuinigd op ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor goederenvervoerbeleid. Een zorgwekkende ontwikkeling, omdat provincies en gemeenten wel meer taken en verantwoordelijkheden krijgen op het gebied van bereikbaarheid. Het rijk moet daarom snel en effectief kunnen ingrijpen als beleid van gemeenten en provincies indruist tegen het nationale of regionale belang.