Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
AVB/VBD/04/62371

Onderwerp Datum
Arbobalans 2004 4 oktober 2004

Hierbij bied ik u ter informatie de rapportage `Arbobalans 2004: arbeidsrisico's, effecten en maatregelen' aan. Sinds 1998 worden in de Arbobalans met behulp van diverse monitorsystemen de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van de
arbeidsomstandigheden in Nederland geschetst. Als bijlage treft u tevens de Arbomonitor 2003 aan. Deze is gebaseerd op informatie verzameld door de Arbeidsinspectie en vormt een belangrijke bron voor de Arbobalans 2004.

De Arbobalans 2004 gaat in op de blootstelling aan verschillende arbeidsrisico's, zoals die zich voordoen in de bedrijven, op de gezondheidseffecten die als gevolg daarvan optreden en op de (preventie)maatregelen zoals die door werkgevers, werknemers en overheid worden genomen. De volgende hoofdpunten wil ik onder uw aandacht brengen:

Arbeidsrisico's
Veel voorkomende arbeidsrisico's zijn repeterende bewegingen (waaraan ruim 57% van de werknemers regelmatig blootstaat), statische houding (43%), blootstelling aan gevaarlijke stoffen (35%), werkdruk (31%), intimidatie en geweld op het werk (ruim 25% had te maken met intimiderend gedrag door klanten en 9% met lichamelijk geweld en seksuele intimidatie), kracht zetten (22%), schadelijk geluid (13%) en tillen van zware lasten (11% tilt regelmatig tot vaak lasten zwaarder dan 25 kilo). De arbeidsrisico's die werknemers lopen hebben een nauwe samenhang met de bedrijfstak waarin zij werken.

Gezondheids)effecten
Het ziekteverzuim bij werknemers van particuliere bedrijven is ten opzichte van 2002 met 0,6%-punt gedaald van 5,4% naar 4,8%. Het verzuim is vooral verminderd in bedrijven met minder dan 10 werknemers. Bij de Rijksoverheid is het verzuim afgenomen van 5,6% in 2002 naar 5,4% in 2003. In 2001 was het ziekteverzuim bij het Rijk nog 6,5%. Ook bij de provincies en gemeenten is een dalende lijn waarneembaar.

Het aantal nieuwe WAO-uitkeringen is in 2003 gedaald naar ruim 66.000 stuks. Dit is een vermindering met 26.000 stuks t.o.v. 2002. Het verschil in instroom tussen mannen en

AVB/VDB/04 62371
---

vrouwen is in 2003 nagenoeg verdwenen. Ruim 34% van de instromers heeft als diagnose psychische aandoeningen en 25% de diagnose `ziekten bewegingsapparaat'. In deze twee diagnosecategorieën komen relatief veel arbeidsgebonden aandoeningen voor. De daling in WAO-instroom hangt waarschijnlijk samen met de conjunctuur, Wet verbetering Poortwachter, volgroeiing van Pemba, arboconvenanten en mogelijk ook de aankondiging van het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel.

De bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten meest gemelde beroepsziekten zijn, evenals vorig jaar, aandoeningen aan het houdings- en bewegingsapparaat (39%; hierbij gaat het vooral om aandoeningen van de bovenste ledematen, veelal aangeduid met RSI), gehooraandoening (25,5%; met name oudere werknemers worden hiermee geconfronteerd) en psychische aandoeningen (23,5%; voornamelijk overspanning en burn-out).

In Nederland zijn er elke werkweek gemiddeld twee dodelijke slachtoffers van een arbeidsongeval. Het aantal dodelijke arbeidsongevallen is in 2002 gedaald van 119 (2000) en 115 (2001) naar 91. De meeste dodelijke arbeidsongevallen vonden plaats in de sectoren bouwnijverheid (28), landbouw en visserij (15), vervoer, opslag en communicatie (12) en industrie en delfstoffenwinning (11). Risicogroepen waar de kans op een arbeidsongeval relatief hoog is, zijn naast genoemde sectoren: jongeren (20-24 jarigen), mannen, bedrijven met 10 werknemers of meer, laag opgeleiden en allochtonen.

Maatregelen
Het percentage bedrijven met een getoetste risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) laat nog steeds een gestage groei zien. In 2000 had 46% van de bedrijven een getoetste RI&E. In 2003 is dit gestegen tot 76%. Grote bedrijven hebben nagenoeg allemaal een RI&E. Bij driekwart van de bedrijven met een (al dan niet getoetste) RI&E is de inhoud van de RI&E toegesneden op de situatie in het bedrijf. Van de bedrijven met een (al dan niet getoetste) RI&E beschikt 66% over een door een gecertificeerde arbodienst goedgekeurd plan van aanpak. Voor bedrijven in het midden- en kleinbedrijf is er een digitaal hulpmiddel in de vorm van een checklist beschikbaar voor het opstellen van een RI&E. De digitale MKB- RI&E wordt verder ontwikkeld voor zo'n 40 branches en zal kosteloos beschikbaar worden gesteld op www.rie.nl.

Ruim driekwart van de bedrijven heeft maatregelen genomen om blootstelling aan arbeidsrisico's tegen te gaan. Deze maatregelen worden in ruwweg 85% van de gevallen door Arbeidsinspecteurs aangemerkt als goed of in ieder geval afdoende om de blootstelling te beheersen. Bij het beheersen van risico's wordt relatief veel gebruik gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen in plaats van te kiezen voor aanpak bij de bron. Bij werken met gevaarlijke stoffen is dit in 69% van de bedrijven die maatregelen nam het geval. Bij blootstaan aan lawaai zelfs 93%. Van de werknemers die vaak werken in een omgeving met schadelijk geluid, draagt ruim eenderde echter soms of zelden tot nooit gehoorbescherming.

Werkdruk en -stress is het meest genoemde arbeidsrisico waartegen volgens werknemers (52%) (aanvullende) maatregelen moeten worden genomen. Op de tweede plaats volgen RSI-maatregelen (40%). De behoefte aan werkdrukmaatregelen blijkt vooral groot in de gezondheidszorg en in het onderwijs. RSI-maatregelen zijn het meest gewenst in de ICT- sector, de zakelijke dienstverlening, financiële instellingen en hoger onderwijs. Bijna een kwart van alle Nederlandse werknemers blijkt behoefte te hebben aan (aanvullende) informatie op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk.

AVB/VDB/04 62371
---

Het inkopen van diensten buiten het contract met de eigen arbodienst om blijkt steeds vaker voor te komen. Waar in 2000 nog 11% van de werkgevers diensten op deze wijze inkocht, is dit aandeel nu 16%.

Ook buiten de wettelijke verplichtingen wordt er ingezet op verbetering van arbeidsomstandigheden. Het aantal arboconvenanten, waarin sociale partners uit bedrijfstakken afspraken maken, neemt nog steeds toe. In april 2004 werd het 50ste en laatste
1e fase-convenant afgesloten. Het aantal 2e fase-convenanten was medio 2004 opgelopen tot 7. Uit onderzoek dat SZW in 2003 heeft laten verrichten blijkt dat bij de helft van de getekende convenanten sprake is van doorwerking in één of meerdere CAO's.

In de SZW-programma's Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) en Versterking Arbeidsveiligheid (VAV) wordt gerichter de maatwerkaanpak ingezet door afspraken in bedrijfstakken. Het programma VASt streeft naar een structurele verbetering van arbeidsomstandigheden met betrekking tot het werken met stoffen. Op dit moment zijn er tien branches/ketens die een actieplan aan het opstellen zijn. Met de huidige planning kan het gestelde doel voor 2004 (15 branches en 3 ketens die gestart zijn met het opstellen van een actieplan) worden gehaald. Het finale doel is dat in 2007 minimaal 10 brancheactieplannen en minimaal 3 ketenactieplannen zijn uitgevoerd.
Het programma VAV kent twee kernpunten:

1. veiligheidsverbetertrajecten gericht op de verbetering van de veiligheidscultuur en het veilheidsbewustzijn (in 2003 zijn drie trajecten gestart);
2. het ontwikkelen van een risicomodel dat bedrijven een instrument biedt, waarmee ze de meest kosteneffectieve risicoreductiestrategie kunnen bepalen. Het risicomodel genereert 20 gekwantificeerde risicoscenario's en wordt eind 2006 opgeleverd.

Tot slot meld ik dat in 2003 de Arbeidsinspectie bij 61% van de bezochte vestigingen (tenminste) één overtreding heeft geconstateerd. De inspectiedichtheid (het percentage vestigingen dat jaarlijks bezocht wordt door de Arbeidsinspectie) is gemiddeld 2,2%. Bedrijven in hoogrisico sectoren worden gemiddeld bijna vier keer zo vaak bezocht als bedrijven in laagrisico sectoren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)