Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Buitenlandse Zaken6 oktober 2004

Van Ardenne: "Brancheorganisatie ontwikkelingssector moet in de SER"

Met de oprichting van Partos laat de Nederlandse ontwikkelingssector zien dat zij heel goed op eigen benen kan staan. Minister voor Ontwikkelingssamenwerking Van Ardenne is blij met het initiatief. Van Ardenne: "Het belang van Partos kan in potentie de belangenbehartiging ver overstijgen. U zet met deze nieuwe organisatie de particuliere ontwikkelingsorganisaties nadrukkelijk op de kaart en geeft een onomkeerbare aanzet tot vernieuwing in de sector." De minister ondersteunt Partos in 2005 met een eenmalige startsubsidie van 100.000 euro.

De kennis en expertise, de diversiteit en het netwerk van de bij Partos aangesloten organisaties maken dat de nieuwe brancheorganisatie een gesprekspartner is om rekening mee te houden. Partos representeert het brede veld van ontwikkelingsorganisaties wat kansen biedt voor nieuwe allianties, met bijvoorbeeld het bedrijfsleven, maar ook internationaal met de EU, de Wereldbank, de VN. De krachtenbundeling in Partos geeft meer mogelijkheden om gezamenlijk in te zetten op versterking van het draagvlak en effectievere fondsenwerving. "Partos zou bijvoorbeeld in staat zijn een eigen tv-programma te financieren zoals de Postcodeloterij dat doet", aldus minister Van Ardenne. Een belangrijke rol voor de nieuwe brancheorganisatie ziet de minister ook weggelegd in het maatschappelijke en politieke debat. Van Ardenne: "Partos moet als brancheorganisatie lid worden van de Commissie Internationaal Sociaal Economische Aangelegenheden van de SER. Partos kan de discussie over internationale samenwerking en in het bijzonder duurzame ontwikkeling in de SER een nieuwe impuls geven. Een discussie die nu nog teveel gericht is op nationale belangen en de enge sociaal-economische problemen."

Van Ardenne gaf tijdens de oprichtingsbijeenkomst van Partos ook een voorschot op het later dit jaar te verwachten nieuwe beleidskader voor de relatie tussen de Nederlandse overheid en de particuliere ontwikkelingsorganisaties. Dat de samenwerking mede als gevolg van het ontstaan van Partos op een nieuwe leest geschoeid zal worden is duidelijk. "De particuliere ontwikkelingssector kan als het gaat om kwaliteit, effectiviteit en resultaatmeting veel zelf regelen. De overheid past daarbij een rol in de sfeer van voorwaarden scheppen."

Van Ardenne gaf aan wat betreft subsidieverstrekking de kwaliteit van ontwikkelingsprogramma's meer doorslaggevend te willen laten zijn dan vaste afspraken over bedragen. De subsidiebeoordeling zou moeten gebeuren door een onafhankelijke commissie, zoals bijvoorbeeld FMO het subsidieloket is voor bedrijven. Op termijn is het niet ondenkbaar dat de sector de subsidieverdeling geheel zelf ter hand neemt, aldus minister Van Ardenne.

Minister Van Ardenne verwacht dat met Partos ook meer onderlinge afstemming en samenwerking in het ontwikkelingsveld zal ontstaan. "Er is teveel naast en langs elkaar heen gewerkt", aldus de minister. "Overheid en particuliere organisaties moeten elkaar versterken en door onderlinge afstemming zorgen dat het resultaat meer is dan de som der delen. Als het gaat om het bevorderen van reproductieve gezondheid, dan zijn de particuliere organisaties bij uitstek in staat om te zorgen dat condooms beschikbaar komen. De Nederlandse moet zich met haar programma specifiek richten op ondersteuning van de nationale overheid in het desbetreffende land en zo voorwaarden scheppen voor een goede basisvoorziening", zo licht de minister toe. Van Ardenne stelt voor om een soort activiteitenatlas te maken, waarin per partnerland wordt aangegeven wie wat doet. Zo'n activiteitenatlas helpt om van elkaars activiteiten weet te hebben en kan helpen om betere samenwerking en afstemming concreet handen en voeten te geven.

///////////////////