Universiteit Maastricht

6 oktober 2004
Toonaangevend tijdschrift publiceert Maastrichts onderzoek "Behandeling van tumoren niet met angiogenese-remmers alléén"

Vandaag (6 oktober) publiceert de Journal of the National Cancer Institute, het toonaangevend Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift op het gebied van kankeronderzoek, het artikel 'Effects of Angiogenesis Inhibitors on Vascular Network Formation by Human Endothelial and Melanoma Cells', van de hand van de Maastrichtse onderzoeker dr. Daisy van der Schaft e.a. Haar belangrijkste conclusie is dat tumoren niet effectief kunnen worden behandeld met angiogenese-remmers alléén. De auteurs pleiten ervoor om bij kankerbehandeling de therapie te richten op zowel de bloedvaten als de tumorcellen.

Van der Schaft is als post-doc verbonden aan het de afdeling Pathologie van het academsich ziekenhuis Maastricht en het onderzoeksinstituut GROW van het azM en de Universiteit Maastricht. De afdeling Pathologie beschikt over een apart Angiogenese Laboratorium, onder leiding van onderzoeker Dr. Arjan Griffioen. Angiogenese is het proces van nieuwvorming van bloedvaten. Weefsel wordt op deze manier van voldoende zuurstof voorzien (denk aan wondheling, groeien van een embryo, het zwellen van een reumatisch gewricht, maar ook de groei van tumoren). Angiogenese afremmen betekent controle over de tumorgroei en dus over kanker. Het Angiogenese Laboratorium doet nagenoeg uitsluitend onderzoek naar dit proces binnen de oncologie.

Het onderzoek van het Angiogenese Laboratorium kent twee hoofdrichtingen: het mechanisme van de angiogenese zelf en het ontwikkelen van angiogenese-remmers voor ontwikkeling naar de kliniek. Aan dat laatste aspect van angiogenese-onderzoek wijdde Daisy van der Schaft haar promotie-onderzoek, waarvan ze het laatste half jaar werkte bij prof. dr. Mary J.C. Hendrix in de Verenigde Staten. Die onderzoeksgroep had net een nieuw concept in de oncologie gelanceerd: tumorcellen kunnen, wanneer ze heel erg agressief zijn, zelf bijdragen aan de vorming van vaatstructuren, zonder gebruik te maken van de reguliere bloedvatvorming in het lichaam. Ze doen dat autonoom. Tot dat moment waren de oncologie-onderzoekers ervan overtuigd dat tumoren volledig afhankelijk waren van angiogenese en dat het gebruik van angiogenese-remmers voldoende zou zijn om kanker te bestrijden.

Dat was de theorie, de praktijk bleek weerbarstiger. De angiogenese-remmers die tot nu toe ontwikkeld zijn bleken heel erg efficiënt bij proefdieren, bij mensen bleken de meeste angiogenese-remmers de klinische testfase niet te kunnen doorstaan en sneuvelden bijna allemaal na toepassing in de praktijk (op dit moment is er nog maar één door de FDA geregistreerd middel, Avastin). In de Verenigde Staten combineerde Van der Schaft deze twee geschetste ontwikkelingen, omdat die wel eens van invloed op elkaar zouden kunnen zijn. Angiogenese-remmers die in wezen heel potent zijn, blijken niet in staat vaatstructuren gevormd door tumorcellen te kunnen remmen. Dit zou kunnen betekenen dat er een nieuw niveau van tumor-activiteit bestaat waar we nieuwe middelen tegen moeten gaan zoeken.

Professor Hendrix en haar mensen hadden in 1999 al ontdekt dat in melanomen bloedvaten bestaan zonder endotheelcellen, de cellen die aan de binnenkant van de bloedvaten zitten en die cruciaal zijn in het proces van angiogenese. Dit zogeheten Vasculogenic mimicry komt voor bij melanomen in ruim eenderde van de gevallen. Ook andere onderzoekers hebben de afgelopen jaren dit fenomeen waargenomen in andere agressieve tumoren, bijvoorbeeld bij borstkanker en in het ovariumcarcinoom. Daar komt het in 5-10% van de gevallen voor. Tumorcellen die bijdragen aan vasculogenic mimicry hebben endotheelceleigenschappen en vormen vaatstructuren. De Maastrichtse en Amerikaanse onderzoekers stelden zich de vraag of tumorcellen die zich voordoen als endotheelcellen ook gevoelig blijken te zijn voor angiogenese-remmers. Daisy van der Schaft onderzocht in vitro de werking van een aantal angiogenese-remmers op deze pseudo endotheel-cellen. Uit haar onderzoek blijkt dat angiogenese-remmers zich specifiek richten op endotheel-cellen en niet op de melanoom-cellen met Vasculogenic mimicry eigenschappen. Dit betekent niet alleen dat tumorcellen die endotheel-karakteristieken overnemen die ze in staat stellen die vaatstructuren te vormen, maar dat ze nièt die eigenschappen overnemen die ze gevoelig maken voor angiogenese-remmers. Nieuwe therapieën moeten dus worden ontwikkeld tegen zowel endotheel-cellen als agressieve tumorcellen die vaatstructuren kunnen vormen.

Was de aanwezigheid van Vasculogenic mimicry in tumoren al geen goed nieuws,
Van der Schaft suggereert dat behandeling met angiogenese-remmers niet zal leiden tot volledige tumorregressie in tumoren met Vasculogenic mimicry. Toch is de uiteindelijke conclusie van Van der Schaft en haar collega's positief: de resultaten van dit onderzoek hebben het inzicht verschaft dat combinatie van anti-angiogenese en reguliere anti-kankertherapieën, of een therapie die zowel de angiogenese als de vasculogenic mimicry aanpakt, noodzakelijk is. De eerste resultaten van onderzoek naar combinatie-therapieën van angiogenese-remming met bestraling of met chemotherapie zijn wat dat betreft hoopvol.