Den Haag, 6 oktober 2004

Vragen van het lid Van Dijken (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

over trombolyse-behandeling bij herseninfarct

1. Hebt u kennisgenomen van het recente bericht over het beperkte percentage mensen dat na een herseninfarct een trombolyse-behandeling krijgt?

2. Wat vindt u ervan dat de woonplaats van een patiënt bepalend is voor de behandeling die een patiënt na een herseninfarct krijgt? In welke gebieden van Nederland wordt trombolyse slechts in beperkte mate, of helemaal niet toegepast?

3. Hoe waardeert u het belang van trombolyse-behandeling om de gevolgen van een herseninfarct te beperken en meer specifiek om invaliditeit te voorkomen?

4. Wat vindt u ervan dat slechts 30 tot 40 procent van de mensen die na een herseninfarct een trombolyse-behandeling kunnen krijgen, deze behandeling daadwerkelijk ontvangt? In welke mate bepaalt de reactietijd van patiënten dit percentage? Ziet u aanleiding en mogelijkheden om deze reactietijd te verlagen?

5. Klopt het dat als alle neurologen in Nederland trombolyse-behandelingen zouden uitvoeren, een aanzienlijk deel van de verpleeghuizen de deuren zou kunnen sluiten? Zo ja, hoe groot is dat deel en om hoeveel verpleeghuizen gaat het?

6. Welke financiële voordelen heeft het meer frequent toepassen van trombolyse-behandeling? Hoe verhoudt zich dit tot de kosten ervan?

7. Bent u bereid om maatregelen te treffen om de toepassing van trombolyse-behandeling uit te breiden en de woonplaats niet langer bepalend te laten zijn voor de behandeling die iemand krijgt voor een herseninfarct? Bent u in dit kader voornemens om de beroepsgroep te stimuleren tot het opstellen van een behandelprotocol hiervoor?

8. Hoe beoordeelt u het kennelijke behandelingsrisico afgezet tegen de kans op een enorme verbetering van de kwaliteit van leven bij een wél geslaagde trombolyse?

Dagblad van het Noorden, 5 oktober 2004