Waterschap Zuiderzeeland

P E R S B E R I C H T

04-35

Lelystad, 7 oktober 2004

Minder bestrijdingsmiddelen in Flevoland´s oppervlaktewater

In 2001 en 2002 heeft een sterke verbetering van de waterkwaliteit plaatsgevonden, in 2003 lijkt deze verbetering zich echter niet door te zetten. Dit blijkt uit het bestrijdingsmiddelenonderzoek dat Waterschap Zuiderzeeland in de periode 2001-2003 heeft uitgevoerd in het oppervlaktewater van Flevoland. In 2001 en 2002 zijn 30% minder normoverschrijdingen aangetroffen ten opzichte van 2000. De sterke verbetering van de waterkwaliteit lijkt zich in 2003 niet voort te zetten. Dit kan worden verklaard door het extreem droge weer in 2003, waardoor in de tochten nauwelijks verversing van het water heeft plaatsgevonden.

In het onderzoek zijn ruim 200 verschillende bestrijdingsmiddelen onderzocht, waarbij circa 60 verschillende bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater van Flevoland zijn gemeten. Meestal gaat het om onkruidbestrijdingsmiddelen (70%). In tochten, gelegen in akkerbouwgebieden, worden de meeste bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Gemiddeld worden in het meetseizoen (mei-november) 10 verschillende bestrijdingsmiddelen gelijktijdig in het oppervlaktewater gemeten. Vergeleken met de rest van Nederland worden in Flevoland 10% meer bestrijdingsmiddelen gemeten. Vooral in de Noordoostpolder is een sterke verbetering van de waterkwaliteit zichtbaar. Hierdoor is het onderscheid met Oostelijk en Zuidelijk Flevoland nagenoeg verdwenen.

De verbetering van de waterkwaliteit kan worden toegeschreven aan de maatregelen die agrariërs in 2001 hebben getroffen, zoals de teeltvrije zones, driftarme spuitdoppen en kantdoppen, een terugslagklep op spuitapparatuur en een goede landbouwpraktijk. De meetcijfers duiden erop dat het aantal uitschieters en normoverschrijdingen hierdoor is verminderd. Maar ook het intrekken van diverse milieuschadelijke middelen heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de waterkwaliteitsverbetering.
---




Waterschap Zuiderzeeland