Verslag van de Werkconferentie
welzijn gezelschapsdieren
De Lindenhof, Delft
11 oktober 2004
1.Colofon
Uitgave
Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
Bezuidenhoutseweg 73
Postbus 20401, 2500 EK Den Haag
Teksten
Expertisecentrum-LNV, Schuttelaar en Partners,
Directie Landbouw
Redactie
Directie Landbouw
Productie
IFA Bedrijfsuitgeverij
Meer informatie?
Infotiek, tel (070) 3784062
Internet, www.minlnv.nl
Aan deze uitgave kunnen geen rechten
worden ontleend
2.Inhoud
1. Inleiding p. 5
2. Plenaire ochtendsessie p. 7
3. Workshops p. 13
4. Plenaire afsluiting p. 17
Bijlagen
1. Uitnodigingsbrief p. 19
2. Programma p. 23
3. Presentielijst p. 27
4. Openingsspeech Directeur-Generaal Ministerie van Landbouw, Natuur en p. 33
Voedselkwaliteit, mr. R. M. Bergkamp
5. Presentatie Prof. Dr. C. van Woerkum, Hoogleraar Communicatiemanagement p. 39
Wageningen Universiteit en Researchcentrum
6. Presentaties Best Practices p. 47
7. Verslagen van de workshops p. 67
8. Conclusies en aanbevelingen uit de workshops p. 85
9. Afsluitende speech Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, p. 91
dr. C. P. Veerman
3.4.1. Inleiding
De maatschappelijke positie van gezelschapsdieren is in de laatste decennia veranderd. De
waakhond van vroeger is een volwaardig lid van het gezin geworden, steeds meer mensen hebben
een dier in huis en er komen steeds meer bijzondere dieren bij. We vinden het welzijn van onze
(gezelschaps)dieren ook steeds belangrijker. De minister van LNV vindt dit een positieve
ontwikkeling.
Ondertussen ontwikkelt de maatschappij zich van een verzorgingsstaat waarin de overheid alles
regelt, naar een maatschappij waarin private organisaties en burgers zelf meer verantwoorde-lijkheid
willen en moeten nemen. Regels zijn niet overal het antwoord op. Dit is onder meer de
reden geweest dat het ministerie van LNV in oktober 2003 besloot het Honden- en Kattenbesluit
1999 in te trekken (brief aan de Tweede Kamer 2003-2004, 28 286 nr. 4) en in januari 2004
aankondigde de door de Raad voor Dierenaangelegenheden opgestelde positief en negatieflijsten
over te houden dieren niet in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren op te nemen (brief aan
de Tweede Kamer 2003-2004, 28 286 nr. 5). In deze laatste brief kondigde de minister van LNV ook
aan een conferentie te organiseren waarin alle partijen afspraken kunnen maken over de wijze
waarop de gezondheid en het welzijn van gezelschapsdieren verbeterd en gewaarborgd kunnen
worden.
Deze werkconferentie welzijn gezelschapsdieren vond plaats op 11 oktober jl. Er waren ruim 40
betrokken (koepel)organisaties uitgenodigd: liefhebbers- en dierenbeschermingsverenigingen,
vertegenwoordigers vanuit de handel (ook fokkers en kennels), asielen, opvangcentra,
wetenschappers, OM en politie. Vrijwel alle genodigden zijn ook gekomen, er zijn helaas ook
organisaties teleurgesteld omdat de capaciteit van de dag en de locatie niet meer personen
toeliet.
Vragen als hoe kunnen we, overheid én alle betrokken partijen samen, het welzijn van
gezelschapsdieren verbeteren en waarborgen en wat zijn nu precies de problemen, stonden
centraal. Daarnaast was het de bedoeling om vooral toekomst- en oplossingsgericht te denken en
te komen tot een duidelijke afbakening en verdeling van taken en verantwoordelijkheden van de
verschillende partijen.
De dag was duidelijk een start in het proces. Er zijn veel diverse onderwerpen aan de orde
geweest. In dit verslag treft u de weergave van deze dag aan. In de bijlagen zijn het programma,
de presentielijst, de diverse speeches, presentaties en verslagen van de workshops bijgevoegd.
De werkconferentie is afgesloten met een aantal duidelijke aanbevelingen. Het is nu van belang
het proces - gezamenlijk - verder vorm te geven.
5.6.2. Plenaire ochtendsessie
Maria Henneman was de dagvoorzitter van de conferentie. Zij opende de conferentie en
benadrukte dat het een 'werkconferentie' is waarbij iedereen ook aan de slag moet. Voor
dierenwelzijn kun je veel regelen, maar is het ook handhaafbaar? Wat moet je doen in deze
sector? De overheid heeft hier een visie op en uw input - vandaag - is heel belangrijk.
Opening door de Directeur-Generaal van het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, Mr. Renée Bergkamp.
Renée Bergkamp gaf als eerste spreker van de dag een schets van de huidige stand van zaken en
gaf de doelen van de dag aan (in bijlage 4 is deze presentatie integraal weergegeven).
Zij gaf aan dat deze werkconferentie plaats vindt op uitnodiging van het ministerie LNV, waarbij
de vraag centraal staat, welke verbeteringen we samen kunnen aanbrengen in het welzijn van
gezelschapsdieren.
Er is een discussie ontstaan toen de minister van LNV het Honden- en Kattenbesluit 1999 wilde
intrekken en de RDA-lijsten (over te houden dieren, artikel 33 van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren) niet in de wet opnam. De achtergrond hiervan was de filosofie dat de overheid de
verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn niet alleen moet dragen en dat regelgeving niet alles
oplost. De burger zelf heeft hier een centrale taak. Minder duidelijk is toen aangegeven wat de
overheid dan wel kan doen. Misschien is hierbij ten onrechte de indruk gewekt dat
gezelschapsdieren voor LNV niet belangrijk zijn. Het tegendeel is echter waar. LNV vindt dit wel
belangrijk. Immers, Nederland telt steeds meer gezelschapsdieren en steeds meer soorten. Hun rol
verandert, soms tot volwaardig lid van de familie. Deze 'emancipatiegolf' is een positieve
ontwikkeling. Overigens wordt ook bij landbouwhuisdieren steeds meer rekening gehouden met
diergezondheid en dierenwelzijn. Ook komen er steeds meer exotische huisdieren. Vaak worden
ze zeer professioneel verzorgd, maar indien ze als statussymbool worden gehouden is het de
vraag of dat positief is voor dier en mens.
De DG stelde dat als we dierwelzijn belangrijk vinden, de vraag naar borging van dat welzijn naar
voren komt. Welke instrumenten staan daarbij ter beschikking?
De maatschappij is verworden om van een verzorgingsstaat tot een samenleving waarin private
organisaties en burgers hun verantwoordelijkheid willen en moeten nemen. Regels en wetten
zijn niet op alles een antwoord. Dat geldt ook ten aanzien van dierenwelzijn. Met 'van zorgen voor
naar zorgen dat' bedoelt de minister dat de eigen verantwoordelijkheid van de burger voorop
moet staan. De overheid wil hierover het debat aanzwengelen en mee discussiëren. Renée
Bergkamp gaf ook aan dat behalve de burger ook de sector een verantwoordelijkheid heeft. Deze
is aan te spreken op maatschappelijk verantwoorde ondernemen. De overheid heeft daarnaast een
verantwoordelijkheid bij excessen en bij het ontwikkelen van (nieuwe) instrumenten. Deze
rechtsorde'. Daarbij heeft LNV het onderwerp dierenwelzijn aangedragen. Begin 2005 wordt dit
project afgerond.
Over de werkconferentie stelde de DG dat we vooruit moeten kijken en constructief debatteren
met het welzijn van het gezelschapsdier als doel. Wat zijn de pijnpunten voor het dier? Welke
probleemanalyse kunnen we samen maken? Van daaruit kunnen we oplossingen bedenken.
Met dat doel zijn vier workshops georganiseerd. Ze gaan over de rol en de verantwoordelijkheid
van de burger, respectievelijk van de sector, over Identificatie & Registratie en tenslotte over
handhaving.
Zaken die niet aan de orde zullen komen op de werkconferentie zijn allereerst de RDA-lijsten, deze
zijn alleen gericht op het welzijn van de dieren. Een meer integrale lijst, tevens gericht op
volksgezondheid, gevaarlijke dieren en op wildvang, zou bruikbaar zijn. Dit kan later aan de orde
komen. Ook de verschillende welzijnsniveaus en de problemen met paarden, hobbydieren en
agressieve honden worden mogelijk later besproken.
De DG benadrukte dat geen enkele oplossingsvariant wordt uitgesloten. Wetgeving moet echter
alleen als sluitstuk gezien worden, bijvoorbeeld waar certificering om regelgeving ter
ondersteuning vraagt. Renée Bergkamp sprak de hoop uit, dat vandaag oplossingsrichtingen
worden verkend en dat er concrete vervolgafspraken zullen worden gemaakt. Tenslotte gaf DG-7.Bergkamp aan dat LNV de "week van het huisdier" wil steunen met ¤ 50.000. Dit mag gezien
worden als een eerste stap in het vandaag ingezette proces.
Op de vraag van Maria Henneman over of de minister van LNV nog steeds vindt dat het Honden-
en Kattenbesluit nu weg moet, antwoordde de DG dat dit besluit tot 1 januari 2006 in stand blijft.
We gaan de komende tijd te benutten om te kijken wat aan dit besluit verbeterd kan worden en
ook wat de sector zelf kan regelen.
Presentatie Prof. Dr. C. van Woerkum 'Gezelschapsdieren: zijn wij het goede gezelschap voor
dieren?'
Bij deze wordt een verkorte weergave van het betoog van Professor Cees van Woerkum gegeven.
De letterlijke tekst is bijgevoegd (bijlage 5).
Professor van Woerkum begon zijn betoog met de vaststelling dat er een groeiende bekommernis
is over gezelschapsdieren. Er is van alles mis rondom de zorg voor dierwelzijn van gezelschaps-dieren.
De vraag is aan de orde wat we daar samen aan gaan doen en wat de rol van de overheid
daarbij is.
De overheid erkent hierin een taak te hebben, maar met het resultaat is niet iedereen tevreden.
Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste gaat de praktijk harder dan het beleid: er vinden grote
veranderingen plaats in de vraag naar exotische dieren en de groei van het aantal
gezelschapsdieren. Daarnaast zijn we ook veel gevoeliger geworden voor het welzijn van dieren.
Met gezelschapsdieren zijn we ons innig verbonden gaan voelen, dat is een culturele trend.
Cees van Woerkum stelde dat de gevoeligheid voor dieren en hun welzijn vanuit verschillende
disciplines is te begrijpen. Er zit een sociaal aspect aan, maar ook heeft dit veld een duidelijke
morele dimensie. Dieren verdienen - om henzelf - respect. Ook is er een bestuurlijke dimensie.
Allereerst: wat zou de overheid kunnen doen, welk gereedschap komt daarbij in aanmerking?
Het volgende punt is de communicatie in dit proces. Zonder communicatie lukt het niet. Daarvoor
moeten we de ontvanger van de communicatie, de 'gezelschapsmens', in kaart brengen. De
betekenis die een dier heeft voor mensen kan heel verschillend zijn. Dus is ook een verschillende
benadering nodig.
Professor van Woerkum gaf vervolgens een schema weer met de verschillende instrumenten die
de overheid ter beschikking heeft. Beleidsinstrumenten zijn: regelgeving, voorzieningen, sociale
druk, geld en communicatie. Dit laatste heeft een dubbele functie: om gewenst gedrag te
realiseren en als ondersteuning bij de andere instrumenten.
Regelgeving, dwang: Veel kan hiermee bereikt worden, maar met 'regels' is het nog niet
'geregeld'. Het gedrag laat zich niet eenvoudig beïnvloeden. Dat komt door gebrek aan acceptatie.
Soms zien veel mensen niet in dat het om een ernstig probleem gaat, bijvoorbeeld een dier wat
zijn natuurlijke gedrag niet kan ontplooien. Sommigen vinden dat dit geen zaak voor de overheid
is: 'dat maken we zelf wel uit'.
De meeste problemen ontstaan als we naar concrete maatregelen kijken. Nogal wat mensen
vinden ze niet effectief of ze betwijfelen het realistisch karakter van zo'n maatregel. Het fokverbod
voor bepaalde hondenrassen is een voorbeeld. Ook is er een gevoel van oneerlijkheid, men voelt
zich slachtoffer. Er zijn dus vele acceptatieproblemen.
Handhaving is een groot probleem. Monitoren van ongewenst gedrag is per definitie moeilijk,
wanneer het gaat om wat binnenshuis plaatsvindt. Men zou dit zelfs met het probleem van
kindermishandeling kunnen vergelijken. Ook dat laat zich maar zeer ten dele met wetten
reduceren.
Regels die niet te sanctioneren zijn, zijn eigenlijk geen regels maar boodschappen. Deels is dat
goed, er kan naar worden verwezen. Maar zo'n krachteloze regel ondergraaft het hele idee van
effectieve regelgeving.
Voorzieningen, zoals asielen subsidiëren en dierenambulances in het leven roepen en het
ondersteunen van screening van dieren bij import. Dit heeft ook een symbolische betekenis: het
kan het algemene besef, dat dit een echt thema is, versterken.
Het financiële kader, zoals hondenbelasting, leidt ook niet altijd tot het doel.
Volgens Cees van Woerkum is communicatie onmisbaar, om mensen op het goede pad te krijgen
en om de werkzaamheid van andere instrumenten te vergroten of zelfs om ervoor te zorgen dat
die instrumenten er komen. Er zou flankerende communicatie moeten komen voor het hele proces
8.van aankoop, verzorging en medische begeleiding van een dier, tot aan zijn dood toe, zodat
mensen in hun beslissingen en hun gedrag tot het goede neigen.
Cees van Woerkum vindt dat we drie dingen moeten doen: mensen aan het denken zetten, hen
aanzetten tot adequaat gedrag en hen begeleiden in de zorg voor dieren, door beïnvloedende en
informatieve campagnes.
Ook moeten we voor de geïnteresseerde dierenvriend informatie aanbieden, op een centrale site.
Verder moet interactie mogelijk worden tussen mensen over brandende kwesties, er moet een
aanspreekpunt komen. Dit kan de overheid samen met de stake-holders bereiken. De overheid kan
hiervoor een platform actief faciliteren.
Vervolgens benadrukte Cees van Woerkum dat het concept 'gezelschapsdieren' een kunstmatige
eenheid is, gezien vanuit de wetgeving. In de communicatie is hiervoor divergentie nodig, verschil.
Er moet afstemming zijn op de liefhebber en inzicht is nodig in zijn de belevingswereld. Enkele
motieven kunnen zijn, bijvoorbeeld voor de hondeneigenaar:
- Veiligheid: de hond als mobiele alarminstallatie.
- Passend in de huisstijl: hond, gefokt en aangeschaft vanwege zijn uiterlijk.
- Beheersingsproject: de hond is hier een project van volledige beheersing. Lang niet alle
eisen die hierbij gesteld worden, passen bij de natuur van het dier.
- Onvoorwaardelijke kameraad: de hond zeurt niet en stelt geen eisen, zoals mensen doen.
Hij is er steeds, met dezelfde positieve, geheel voorspelbare reactie. Het lijkt erop dat het
dier niet tekort komt: mens en dier als vrienden tezamen.
- Bron van verbazing en vermaak: Het dier doet onverwachte, onberedeneerbare dingen, is
slim en behendig. Als de verbazing over is dreigt het dier te worden overvraagd. Het is
geen artiest.
- Overige motieven. Het dier om wedstrijden mee te winnen, om geld mee te verdienen of
uit medelijden of voor de jacht. Steeds zijn er andere vragen.
De liefhebber kent vele gezichten en het is communicatief buitengewoon belangrijk om die beter
te leren kennen om de specifieke liefhebber aan te kunnen spreken. Honden en katten lijken soms
weinig op hun soortgenoten, maar voor hun bezitters geldt dit in het kwadraat. We moeten die
verschillen erkennen en begrijpen.
De conclusie van Professor van Woerkum is, dat alleen een zeer zorgvuldige afweging van de
instrumenten tot houtsnijdend beleid kan voeren. Communicatie is daarbij te allen tijde een
belangrijk middel, maar daarbij moet de wereld van de liefhebber beter verkend worden, om een
goede boodschap met een goede toon te ontdekken. Onze zorg om het dier mag ons niet
verhinderen om ons op de mens te concentreren en op zijn diverse motieven.
Het unificerende concept 'gezelschapsdieren' is op dit punt misleidend. Het gaat steeds om andere
redenen fout. Alleen als we dit goed weten, kunnen we de liefhebber effectief aanspreken.
Maria Henneman vroeg Cees van Woerkum of LNV een communicatie instrument als een website
moet instellen. Volgens Professor van Woerkum moet LNV 'zorgen dat' er zoiets komt. Hij ziet hier
veel in: voor informatie maar zo'n site kan ook voor discussies gebruikt worden. Er is al veel
informatie, het is een kwestie van organiseren en goed structureren.
Best Practices
Na de twee inleidingen volgden drie korte presentaties van succesvolle, particulieren initiatieven
die het welzijn van gezelschapsdieren bevorderen ('Best Practices'). Naast de gepresenteerde
initiatieven was er ook een foto-tentoonstelling ingericht waar enkele andere ideeën zijn
gepresenteerd. Een panel dat bestond uit DG Renée Bergkamp, Professor Cees van Woerkum,
Joost de Jongh (voorzitter van de Dibevo, de branche-organisatie voor dieren, benodigdheden en
voeders), Ruud Buddenberg (voorzitter van de Dierenbescherming) en Ton Ebben (voorzitter van
de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie en secretaris van het Platform Verantwoord
Huisdierenbezit), reageerde vervolgens kort op de gepresenteerde Best Practices. Hieronder volgt
een weergave van de presentaties, de teksten zijn bijgevoegd (bijlage 6).
Dierentuinen
Maarten Frankenhuis, dierenarts, oud-hoogleraar en oud-directeur van Artis gaf in zijn presentatie
weer hoe dierentuinen hun verantwoordelijkheid hebben genomen om het welzijn van
dierentuindieren te waarborgen. Dierentuinen spelen tegenwoordig naast het tentoonstellen van
dieren een belangrijke rol op het gebied van natuur- en milieu-educatie, het in stand houden van
9.bedreigde diersoorten, natuur- en soortbescherming en het bewustwordingsproces van burgers.
Aan het welzijn van dieren in dierentuinen wordt zorg besteed door de ruimte en inrichting van
verblijven waarin dieren zich bevinden, de passende groepssamenstelling, de voeding, verzorging,
diergeneeskundige begeleiding en implementatie van kennis dierlijk welzijn. Maarten Frankenhuis
gaf het belang van het zelfregulerend vermogen van organisaties aan. Zorg dat je de publieke
opinie voor bent in het verbeteren van welzijn. Neem zelf het initiatief in handen (liefst uit
overtuiging).
Volgens Maarten Frankenhuis is het succes bij dierentuinen te danken aan de hoge organisatie-graad
en de onderlinge solidariteit van dierentuinen. Bij dierentuinen is men er in hoge mate bij
gebaat om aan te sluiten bij de strenge beroepsgroepkeuzes. Men is afhankelijk van elkaar van
fokmateriaal, kennis, e.d.
Door samenwerking wordt de wildvang en dierenhandel uitgeschakeld. Er is een voortdurend
streven naar verbetering van de presentatie en educatie. Belangrijk hierbij is mede de steeds op de
loer liggende kritiek van publiek en welzijnorganisaties en de angst voor het verlies van het goede
imago. Kijkend naar de toekomst van dierentuinen, verwacht Maarten Frankenhuis dat verbeterde
en ruimere huisvesting en een meer verantwoorde presentatie een afname betekent van het
aantal tentoongesteld soorten in de dierentuin. De dierentuinen moeten hun bijzonderheid halen
uit de manier van presenteren van de collectie, de educatieve omlijsting en de thematische
invalshoek.
De boodschap die Maarten Frankhuis voor iedereen had is: neem zelf het initiatief en wacht niet
tot de omstandigheden, de overheid of publieke opinie u dwingen!
Het panel was positief over dit initiatief. In antwoord op de vraag van Maria Henneman of de
oproep van Maarten Frankenhuis, neem zelf het initiatief tot regulering, ook bij gezelschapsdieren
mogelijk is, zegt Joost de Jongh dat dat heel goed mogelijk is. Stichting Dierbaar is hier al mee
bezig. We hebben de overheid wel nodig voor een klein wettelijk steuntje in de rug. Ruud
Buddenberg is voorzichtiger t.a.v. certificering. Volgens hem is wettelijke onderbouwing nodig
zodat kwaadwillenden ook aangepakt kunnen worden. Ton Ebben vindt dat zelfregulering binnen
de gezelschapsdierensector goed mogelijk is. Het PVH levert hier ook al een belangrijke bijdrage
door bijvoorbeeld veel voorlichting te geven. Maarten Frankenhuis benadrukt dat zelfregulering
bij dierentuinen relatief makkelijk is: zij zijn van elkaar afhankelijk. Renée Bergkamp stelde daarop
dat deze specifieke groep weinig regelgeving nodig heeft omdat zij vooruitlopen en dat in zo'n
geval wetgeving niets toevoegt. Cees van Woerkum tenslotte merkt op dat handel wel heel anders
is dan dierentuinen, waar veel sociale druk was. Ook bij de handel is een constante
maatschappelijke druk van belang om zelfregulering te bewerkstelligen.
www.dierenasiels.com
Mevrouw Intke Voorham is voorzitter van de Stichting Dierenasiels en internet
(www.dierenasiels.com). Zij heeft in het verleden als (project)manager gewerkt bij ICT KPN.
Aanleiding voor Intke Voorham om een (bemiddelings)website voor honden en katten in
dierenasiels te beginnen was de berichtgeving over het jaarlijks terugkerend probleem van het
overvol raken van asielen in de zomer. Door haar werkervaring bezat zij kennis van de
mogelijkheden om dit probleem met e-commerce aan te pakken.
Vervolgens lichtte zij de zelfontwikkelde zoekmachine toe. Het plaatsingscriterium voor een kat of
hond is het karakter van het dier. Hierdoor wordt een huisdier gevonden die bij het baasje past.
Alle asielen, kunnen zich aansluiten bij dit initiatief, dus ook die niet door de Dierenbescherming
erkend zijn. De site geeft een dekking van 90% van alle asielen in Nederland.
In 2004 hebben 2,5 - 3 miljoen bezoekers de website bezocht. Per week worden er 400-500 dieren
geplaatst. In de praktijk heeft dit er toe geleid dat sommige asielen op een bepaald moment leeg
waren. Plaatsbare honden vinden gemiddeld binnen 14 dagen nieuw onderdak. Het gevolg van
het ontstaan van de website is dat de gemiddelde verblijfsduur in asielen verkort is. Tevens is er
een daling van de euthanasiecijfers.
Intke Voorham noemde ook het initiatief www.chipdatabase.net. Dit is een landelijke
overzichtsfunctie van alle chipdatabanken voor leek en professional. Deze is 24 uur per dag
beschikbaar en wekelijks worden hierdoor tientallen dieren thuisgebracht en hoeven niet naar het
asiel.
De succesfactoren van de site zijn dat het dier op de eerste plaats komt, het initiatief staat los van
bestaande structuren, het is een flexibel geautomatiseerde portal en dat het instrument
10.laagdrempelig is met persoonlijke begeleiding. Intke Voorham noemde het belang van
ondersteunende projecten waar de nood het hoogst is. Haar motto is 'Act Local, Think Global'.
Intke Voorham gaf aan te verwachten dat de site doorgroeit. Wel is een vernieuwing van hard- en
software nodig waardoor ook zoeken op regio, meer aandacht voor senioren en meer aandacht
voor gevonden dieren, mogelijk wordt. Zij wenst een samenwerking met marktpartijen en
overheid om verantwoorde bemiddeling via internet zonder excessen te realiseren. Daarnaast
achtte zij de ontwikkeling van beleidslijnen m.b.t. internet en gezelschapsdieren wenselijk.
Alle panelleden waren enthousiast over dit initiatief. Ruud Buddenberg waarschuwt er wel voor
dat het geen 'handelssite' wordt. Joost de Jongh biedt meteen aan dat het initiatief aandacht zal
krijgen in het blad van de Dibevo (dat een oplage van 1,5-2 miljoen heeft). Ook Ton Ebben is zeer
positief maar merkt ook op dat het belangrijk blijft om door middel van voorlichting ervoor te
zorgen dat de mensen goede keuzes maken over de aanschaf van een dier, waardoor er minder
dieren in asielen terechtkomen.
Gezondheidscertificaten voor puppy's en kittens
Peter van Rooijen, van beroep dierenarts, gaf een presentatie over de Gezondheidspolis voor
puppy's en kittens. Hij is mede initiatiefnemer van Dier&Zorg, de eerste serieuze huisdieren-verzekering
en sinds 2004 betrokkene bij de ontwikkeling van de Gezondheidspolis.
Als probleem in de rashonden- en kattenfokkerij signaleerde Peter van Rooijen dat de gezondheid
van de dieren secundair is aan de uiterlijke kenmerken, het exterieur. Bij de helft van alle rasdieren
(hond en kat) is de gezondheid niet normaal. Er is sprake van bijvoorbeeld ademnood en pijn bij
verschillende rasdieren. Dit zou volgens de Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren (GWWD)
onacceptabel moeten zijn. De stamboom wordt in zijn ogen misbruikt als kwaliteitsinstrument.
Ter ondersteuning van de 25% betere fokkers is een gezondheidscertificaat ontwikkeld. Dit
certificaat is bedoeld om de kwaliteit en gezondheid van puppy's zichtbaar te maken. De afgifte
van een gezondheidscertificaat aan een hond is afhankelijk van de gezondheid en het gedrag. Het
certificaat verzekert de kosten voor de eerste zes maanden. Het basisprincipe van de
Gezondheidspolis is dat een verzekeringsmaatschappij alleen maar gezonde dieren in de
verzekering wil. De betreffende fokkerijen zeggen alleen maar gezonde dieren te fokken. Het
Gezondheidscertificaat krijgt inhoud door gezondheid te garanderen met vergoeding van
ziektekosten.
Peter van Rooijen gaf aan dat de succesfactoren van dit systeem zijn dat niemand iets hoeft, maar
dat een goede fokker wordt beloond. De consument krijgt met de komst van het certificaat een
keuze. Hij kan bewust kiezen voor een goed gefokte hond. De risico's van het systeem kunnen zijn
dat er geen actieve ondersteuning is van ideële instanties en dat de boodschap moeilijk over te
brengen is in een apathisch (gemaakte) markt.
De bijdrage van het Gezondheidscertificaat aan het welzijn van gezelschapsdieren is dat de
kwaliteit en gezondheid van pups en kittens voor overdracht objectief wordt gemaakt. Er is actieve
voorlichting en de consument kan een keuze maken. Het kan tevens bijdragen aan het actief
terugdringen van (erfelijke) gebreken.
Het panel reageerde verschillend op dit initiatief. Ton Ebben vindt dat dit idee goed met de
rasverenigingen besproken moet worden. Ruud Buddenberg juicht het initiatief toe maar ziet wel
een aantal nadelen. Het certificaat geldt tot zes maanden maar veel erfelijke gebreken
(bijvoorbeeld heupdysplasie, HD, bij grote hondenrassen) zijn pas later zichtbaar. En wat gebeurt
er met de schadegevallen? Peter van Rooijen antwoordde hierop dat zij werken, op basis van
literatuur en statistische gegevens, met de kans dat een dier bijvoorbeeld HD kan krijgen. Ook al
doet een fokker prima werk, bij sommige rassen is er gewoon een substantieel deel dat te maken
krijgt met HD. Je kan je de vraag stellen of we met dergelijke rassen überhaupt nog wel zouden
moeten fokken. Andere rassen zouden we kunnen helpen door selectief te fokken. Volgens
Buddenberg is het van groot belang dat dit duidelijk wordt gemaakt aan de consument.
Renée Bergkamp ziet wel een rol van de overheid maar niet anders dan dat we bij elke
economische activiteit doen: we kijken of de consument niet misleid wordt en treden op bij
klachten. Cees van Woerkum is enthousiast over dit initiatief. Er is financieel voordeel te behalen
voor de consument (want hij kan gevrijwaard worden van allerlei medische kosten), dat is altijd
11.een sterk middel om consumenten te trekken. De overheid zou dit initiatief best, bijvoorbeeld
d.m.v. onderzoek, kunnen faciliteren.
Joost de Jongh is wat voorzichtiger. Garanties afgeven over levende dieren is nu eenmaal heel
lastig. Ook plaatst hij kanttekeningen bij het afgeven van garanties over de eerste zes maanden:
daar zit immers het minste risico.
Peter van Rooijen tenslotte merkt op dat het initiatief los staat van commerciële verzekeringen. Als
de garanties langer dan de eerste zes maanden zou gelden, zou het juist weer een commerciële
verzekering worden. Consumenten kunnen voor de periode na de eerste zes maanden uiteraard
zelf altijd een verzekering afsluiten.
12.3. De workshops
Op basis van de opgegeven voorkeur, waren alle deelnemers ingedeeld in vier verschillende
workshops. In deze workshops werd twee uur lang gediscussieerd over een bepaald probleem,
werden oplossingsrichtingen verkend en indien mogelijk ook vervolgafspraken gemaakt. Van elke
workshop is een verslag gemaakt, zie bijlage 7.
De Burger
De eerste workshop 'De Burger' werd geleid door mw. dr. Nienke Endenburg van de Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. In deze workshop stond de rol en verantwoordelijk-heid
van de burger voor het welzijn van gezelschapsdieren centraal. De heer prof. dr. Berry Spruijt
van de hoofdafdeling Dier, Wetenschap en Maatschappij van de Faculteit Diergeneeskunde gaf
een korte presentatie over wat nu precies 'welzijn' bij dieren is. Vervolgens gaf de heer dr. Ben
Baarda, ook van de Faculteit Diergeneeskunde, een korte inleiding over de 'Theory of planned
behaviour' waarin hij uitlegde welke factoren van invloed zijn op menselijk gedrag. Daarbij spelen
attitude, sociale omgeving/controle en subjectieve waarneming een minstens zo belangrijke rol als
kennis.
Door de deelnemers zijn de volgende problemen geïdentificeerd: gebrek aan kennis bij
dierenbezitters, de kennis komt niet terecht bij de mensen die het nodig hebben en is moeilijk te
vinden, wat is de juiste informatie (de markt van kennisaanbieders is niet transparant), een
verkeerde attitude van sommige dierenhouders (bij verwaarlozing en mishandeling gaat het
meestal om sociale en psychische problemen van de houders) en het ontbreken van drempels bij
aanschaf (waardoor het veel te gemakkelijk is een dier aan te schaffen. Door de internethandel
kunnen malafide handelaren hun dieren gemakkelijk aan de man brengen zonder dat
omstandigheden van de dieren zichtbaar zijn).
Als mogelijke oplossingen werden de volgende suggesties aangedragen: informatie bij aankoop
(een bijsluiter), aankoopbarrières opwerpen doordat burgers en handelaren eerst een diploma
moeten halen (de haalbaarheid hiervan is een zorgpunt), begin op tijd met goede voorlichting en
bijbrengen van respect (via scholen), kennis bundelen en autoriseren (bijvoorbeeld door één
algemene website), publiekscampagnes, dierenhouders met problemen vroegtijdig bereiken (rol
dierenartsen en dierenspeciaalzaken) en tenslotte met positieve prikkels goed gedrag belonen
(bijvoorbeeld hondenbelasting verlagen voor mensen die een cursus goed gedrag gevolgd
hebben). Onderzoek naar de oorzaken van aantasting van welzijn bij gezelschapsdieren is nodig
alvorens geld te steken in allerlei communicatiemiddelen.
De Dibevo zegde toe het voortouw te willen nemen bij het punt van de bijsluiter en de KNMvD
zegde toe te bekijken in hoeverre een verantwoorde keuze voor de aanschaf van een dier met
behulp van tv-programma's is te stimuleren.
De Fokker en de Verkoper
Deze workshop werd geleid door de heer drs. Roeland Wessels van het adviesbureau Schuttelaar
en Partners. De workshop behandelde de 'preconsumenten fase', dus alle onderdelen in de keten
van de handel voordat dieren bij de burger terechtkomen. De workshop werd in twee groepen
verdeeld, waarbij één groep discussieerde over de voornaamste problemen in de fokkerij en de
andere groep over de problemen in de handel (anders dan in de fokkerij).
In de fokkerij werden de volgende problemen geïdentificeerd: bij honden en katten zijn ten eerste
erfelijke afwijkingen een groot probleem. Daarnaast vormen ook gedragstoornissen (angst) een
relevant probleem. In de fokkerij wordt alleen op exterieure kenmerken getoetst en niet op
gezondheid. Ook zijn er geen standaarden voor gedragsproblematiek. Er is genoeg informatie
over erfelijke gebreken maar de registratie is onvoldoende. Andere genoemde problemen waren
dat er geen vakbekwaamheidtoetsing is bij fokkers en handelaren en dat de mentaliteit van
fokkers en handelaren (soms) een probleem is waardoor verzorging en huisvesting tekortschiet.
In de groep die over de problemen in de overige handel sprak, werd als belangrijkste probleem
genoemd dat het in principe iedereen toegestaan is te handelen in welke diersoort dan ook. Er
zijn geen vakbekwaamheidseisen gesteld aan uitbaters van bijvoorbeeld dierenspeciaalzaken,
dieren verkopende tuincentra en dergelijke. Een deel van de handel in bepaalde exotische dieren
speelt zich buiten de circuits van dierenspeciaalzaken af. Hierbij zijn het individuele fokkers en
liefhebbers die, met vaak een grote mate van deskundigheid, dieren leveren. Door sommigen
wordt dit als probleem gezien, terwijl anderen de deskundigheid van deze personen als een
13.voldoende waarborg voor het welzijn zien. Andere problemen die werden gesignaleerd waren dat
de markt niet transparant en consumenten niet kritisch (genoeg) zijn en dat er een gebrek is aan
vakkennis en kennisoverdracht. Een specifiek probleem dat werd genoemd betreft dieren die op
de CITES-lijst voorkomen, met name wanneer het dieren betreft waarvan de houderij niet langer
verboden is. Dan blijken er soms ineens veel meer dieren te zijn dan op grond van het ingetrokken
verbod mogelijk zou zijn. Deze dieren zijn derhalve vaak illegaal en onder slechte omstandigheden
gehouden geweest.
Als mogelijke oplossingen werden genoemd het aanleggen van databanken/centraal meldpunt
voor de registratie van erfelijke gebreken, voorlichting (door fokkers/handelaren aan de
consument maar ook de educatie van die fokkers en handelaren) en certificering van de fokkerij
en handel. In alle gevallen moet de sector breed betrokken worden.
Dr. Rob van Gestel (Universiteit Tilburg) gaf een korte presentatie over certificering en de
verschillende vormen hiervan. Dit is geen wondermiddel. Eerst moet goed het doel bepaald
worden en vervolgens welke vorm van certificering. Veel partijen zagen certificering als een
oplossing, de vraag hierbij is wel in hoeverre deze wettelijk verplicht moet worden. LNV gaf aan
bereid te zijn, indien het nodig is en als sluitstuk, certificering wettelijk te willen ondersteunen
maar dat dit niet het startpunt zou moeten zijn.
Identificatie & Registratie
De vraagstelling van deze workshop was op welke wijze een al dan niet verplicht I&R systeem kan
bijdragen aan het welzijn van gezelschapsdieren. Hierbij werd in eerste instantie alleen op honden
en katten in gegaan. De workshop werd geleid door de heer Pim Kapitein, hoofd Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen. Om de discussie op gang te brengen, werd tijdens de
voorstelronde van een ieder gevraagd of zij overwegend voor of overwegend tegen een verplicht
I&R systeem is. Dit leidde tot de vraag of de workshop wel zin zou hebben omdat er veel
vertegenwoordigers van LNV aanwezig waren die aangaven tegen een verplichting te zijn. Daar
tegenin werd ingebracht dat het in de workshop zou moeten gaan over argumenten, die door LNV
meegenomen zouden moeten worden in het formuleren van toekomstig beleid.
Vervolgens werd een korte presentatie gegeven door professor Freek van Sluijs van de Faculteit
Diergeneeskunde, kliniek voor gezelschapsdieren. Hij betoogde dat I&R geen rol van betekenis
speelt bij de aanpak van de meest voorkomende welzijnsproblemen (zoals gedragsafwijkingen);
Wel kan het instrument van belang zijn bij het tegengaan van de malafide fok en handel en
terugvinden van dieren ('lost and found'). De heer Bulle Koster van Petlook gaf vervolgens een
presentatie waarin hij benadrukte dat vervuiling van databanken door het wisselen van eigenaren
een groot probleem is dat voorkomen kan worden als de eigenaar zelf de gegevens kan beheren.
Dan is niet-verplichte I&R goed mogelijk. Verplichte I&R waarvan het belang niet of onvoldoende
wordt onderschreven door de houder van het dier zal volgens de heer Koster slechts resulteren in
een bestand dat na enkele jaren een forse vervuiling kent (ca. 30%).
De workshop werd daarna in drieën gesplitst, waarbij elke subgroep zich boog over vier
deelvragen: hoe kan I&R bijdragen aan welzijn van gezelschapsdieren, hoe kan I&R worden
opgezet, draagt een verplicht I&R systeem bij aan het welzijn en wat is de rol van de overheid?
Na de discussies in de subgroepen is gepoogd om de centrale vragen ten behoeve van de plenaire
discussie te beantwoorden. Geconcludeerd werd dat de kern van de welzijnsproblematiek bestaat
uit gedragsafwijkingen, erfelijke aandoeningen, malafide handel/fok en lost en found. De mens
wordt in dit verband als de zwakke schakel gezien hetgeen aansloot op de presentatie van de heer
Koster. Op dit gebied vindt er dan ook weinig of geen maatschappelijke correctie plaats (buren,
vrienden en familie spreken elkaar niet aan op de consequenties van het kopen van bepaalde
rassen of op het kopen bij de malafide handel).
In eerste instantie zou dan ook de oplossing gevonden moeten worden in de communicatie met
burgers over welzijnsproblemen. Nu handelen mensen vaak uit onwetendheid. Onderzoek naar
effecten van beïnvloeding van de zwakke schakel mens zou hierbij behulpzaam kunnen zijn.
De meningen binnen de werkgroep liepen uiteen als het gaat over de vraag of een verplichte I&R
wezenlijk bijdraagt aan een verbetering van het welzijn voor gezelschapsdieren. I&R als sluitstuk
en als hulpmiddel bij het verbeteren van het welzijn van gezelschapsdieren kan wel rekenen op
een breed draagvlak en in dat verband werd de deelname aan een vrijwillige I&R, zoals
omschreven door de heer Koster toegejuicht.
14.Door de Dibevo werd toegezegd dat als de oplossing te vinden is bij een verplichte I&R, de sector
dan bereid is om hierin bij de implementatie, voorbereiding, uitvoering en onderhoud een
belangrijke rol te vervullen.
Handhaving
In deze workshop werd de handhavingproblematiek bij bescherming van gezelschapsdieren
besproken. De workshop werd geleid door Prof. Mr. Piet van Reenen van de Universiteit Leiden.
Mw. mr. Eugenie de Bordes gaf in haar inleiding een aantal problemen weer die bij de
bescherming van dieren spelen: het private karakter, er wordt weinig tot geen aangifte van
dierenmishandeling gedaan en dat wordt ook vaak niet door een ambtenaar opgenomen, de
rechter heeft geen expertise en de houding van mensen is een probleem. Op basis van ervaringen
van de deelnemers is de lijst met problemen verder aangevuld (onder meer de lage prioriteit bij
het OM, te weinig jurisprudentie). Met behulp van stickers werden door de deelnemers vier
grootste problemen geselecteerd: er is een begripsmatige onduidelijkheid, er is een tekort aan
beschikbare opsporingscapaciteit, er zijn te weinig kwaliteitseisen en certificering/regelgeving
voor het bedrijfsleven dat zich bezig houdt met de levende have en de Europese regelgeving
ontbreekt.
Voor het verminderen van de begripsmatige onduidelijkheid zouden alle betrokkenen
(bedrijfsleven, handhavers, OM en beleid) moeten bezien waar die onduidelijkheid nou precies uit
bestaat en die trachten beter te beschrijven waardoor de handhaving effectiever kan geschieden.
Om de beschikbare opsporingscapaciteit efficiënter te kunnen inzetten zou er een systematische
analyse van ieders tekorten, knelpunten en problemen in kaart gebracht moeten worden, dat
vervolgens kan uitvloeien tot een handhavingdocument. Alle partijen gaven aan hieraan mee te
willen werken en het ministerie van LNV gaf aan met de uitkomsten aan de slag te willen gaan.
Om de kwaliteit van het betrokken bedrijfsleven te verbeteren zou er een - door de overheid
wettelijk ondersteund - certificeringsysteem moeten komen. Tenslotte moet dierenwelzijn van
gezelschapsdieren op de Europese politieke agenda komen.
15.16.4. Plenaire afsluiting
De in de workshops geïdentificeerde problemen en oplossingsrichtingen werden door de leiders
van de workshops, in het bijzijn van minister Veerman van LNV, plenair gepresenteerd en n.a.v.
vragen van Maria Henneman verduidelijkt (zie ook bijlage 8).
Opvallend was dat uit alle workshops het belang van goede voorlichting en communicatie aan de
burger, kwam. Zij zijn uiteindelijk diegenen die de dieren aanschaffen en verzorgen. Ook het punt
van het uitsluitend selecteren op uiterlijke kenmerken werd in meerdere workshops genoemd. Dit
speelt met name bij honden en katten en kan het welzijn benadelen. De rol van certificering van
de handel om welzijnsproblemen te verminderen werd ook meerdere malen genoemd. Men is hier
positief over, het onderwerp moet, met de sector, nader uitgewerkt worden.
Vervolgens reageerde minister Veerman in zijn afsluitende speech op de bereikte resultaten (de
integrale tekst is bijgevoegd als bijlage 9). De minister benadrukte ten eerste dat dieren ertoe
doen. Op het moment dat je een dier in je levenskring toelaat, heb je er een zorgplicht voor. Het is
echter niet de overheid, maar de burger die dieren houdt. En het is de handel die zorgvuldig,
correct en met respect voor het dier te werk dient te gaan. LNV wil niet te snel naar het
wetgevingsinstrument grijpen maar dat betekent niet dat we niets willen, anders hadden we deze
dag ook niet hoeven organiseren. Goede zorg voor gezelschapsdieren is niet afdwingbaar met
wetten en regels. Met goede afspraken en onderling vertrouwen komen we veel verder. Als
vervolgens blijkt dat we die afspraken het beste kunnen borgen met regelgeving, gaat LNV dat
niet uit de weg. Maar regelgeving moet een sluitstuk zijn, geen startpunt. De minister benadrukte
vervolgens dat de overheid wel mensen om tafel wil brengen, de maatschappelijke dialoog wil
organiseren, ruimte zal geven aan initiatief van onderop en belemmeringen wil weg nemen. In dit
kader zal het ministerie nadenken over instellen van een Platform, waar professor van Woerkum
over sprak.
Ten aanzien van de rol van de burger, stelde de minister dat de suggestie voor slimme 'gewenst-gedrag-
campagnes' hem aansprak. Ook zei hij toe initiatieven die door middel van gebundelde
voorlichting door de betrokken organisaties kennishiaten kunnen oplossen, te willen steunen. Hij
herhaalde de toezegging van Directeur-Generaal Bergkamp voor de bijdrage aan 'de week van het
huisdier'. Over de handel stelde de minister dat LNV zeker betrokken wil blijven bij het
onderzoeken welke vorm van certificering het meest effectief is en hoe het in de praktijk kan
worden gebracht. Ook sloot hij niet uit dat er uiteindelijk een wettelijk kader nodig zal blijken. De
registratie voor erfelijkheidsproblemen moeten we ook we samen verder verkennen.
Over I&R zei de minister dat we het probleem eerst duidelijk in kaart moeten brengen en niet
direct naar regelgeving moeten grijpen. We moeten eerst kijken wat het doel is van I&R en of een
wettelijke verplichting iets toevoegt. I&R is een instrument waarmee veel verschillende doelen
bereikt kunnen worden, zowel voor gezondheid als voor welzijn van dieren. Als echter blijkt dat
een verplichte I&R de enige mogelijkheid is om welzijnsproblemen op te lossen, zegde hij toe het
idee van de sector voor een sluitende I&R nader onderzoeken. Wel zegde hij middelen voor
onderzoek en voorlichting toe om de deelname van burgers aan een vrijwillig I&R-systeem te
bevorderen.
Over de handhaving tenslotte stelde de minister dat LNV de handhaving onder de loep zal nemen
en naar mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen zal kijken. De minister was blij met de
voornemens om de problematiek nader te analyseren. De problematiek op de EU-agenda zetten is
een andere suggestie die hij mee zal nemen.
17.18.Bijlage 1
Uitnodigingsbrief
19.20.21.22.Bijlage 2
Programma
23.24.25.26.Bijlage 3
Presentielijst
27.28.Deelnemers
ACHTERNAAM VOORLETTERS ORGANISATIE
Baarda D.B. Faculteit Diergeneeskunde UU
Beeftink J.W. Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren
Beerda B. Animal Science GroWageningen UR
Bergkamp R.M. Ministerie LNV
Bergsma R.F. Stichting Dierbaar
Bertsch M. Internationaal Dierenfonds
Beukema S.J. Raad voor Dieraangelegenheden
Boer, van de G. I&R Bureau LNV
Bogaerts S. Samenwerkende Aquarium- en Terrarium Organisaties (SATO)
Bonnier P. Ministerie LNV
Boom-Lorenzo H. Stichting Dierbaar
Bordes E.C. Faculteit Diergeneeskunde UU
Borg, van der J.A.M. Wageningen UR
Braam B. Confederation Ornithologique Mondial (COM)
Brink, van de M.T.J. Inspectiedienst Gezelschapsdieren
Broers P.P.J.M. Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen Nederland (FIDIN)
Brook Y. Internationaal Dierenfonds
Buddenberg R. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
Burger A.M. Ministerie LNV
Coenen Openbaar Ministerie
Dijk, van M. Animal Science GroWageningen UR
Dobbe Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
Dongen, van H. Ministerie LNV
Dorrestein G.M. FD UU - Hoofdafdeling Pathobiologie
Ebben A. Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO)
Eck, van G.A. Algemene Inspectie Dienst
Egeraat, van L.J. Sophia Vereeniging tot Bescherming van Dieren
Elsinghorst J. Ministerie LNV
Endenburg N. Faculteit Diergeneeskunde UU
Esman M. Nederlandse Voedingsindustrie voor Gezelschapsdieren
Evertsen N. Faculteit Diergeneeskunde UU
Fennema N. Stichting Felissana
Folmer J. PTC+
Frankenhuis M. Th.
Ganzevoort E.C. Ministerie LNV
Gaus S. Martin Gaus Gedragscentrum Nederland
Gennep, van D. Stichting A.A.P.
Gestel, van R. Universiteit van Tilburg
Getreuer W.K. Reptielenzoo Serpo
Gnesheimer R. www.dierenasiels.com
Greeve, de P. Sophia Vereeniging tot Bescherming van Dieren
Gros E.W. Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)
Gubbels E.J. Dibevo
Haas, de E. Reptielenzoo Serpo
Haeringen, van W. Stichting Felissana
Hazewinkel H.A.W. Faculteit Diergeneeskunde UU
Henneman M.L. Maria Henneman Media Management BV
Herpen, van H. Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
Herten, van J. Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
Heukers J.L.D. Ministerie LNV
Hiddinga B. Nederlandse Vereniging Dierentuinen
29.Hoek, van de K. Nederlandse Federatie Kleindierenteelt
Hoogerwaard Platform Verantwoord Huisdierenbezit
Hoorn, van A. Ministerie LNV
Hummelen-Wassenaar C. Algemene Inspectie Dienst
Jansen W. Platform Verantwoord Huisdierenbezit
Jong, de I. Stichting A.A.P.
Jongh, de J.Th. Dibevo
Kapitein W.L.M. Bureau registratie Diergeneesmiddelen
Kleekamp Y. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
Klink, van E.G.M. Ministerie LNV
Klumpers T. Ministerie LNV
Knijff S. Ministerie LNV
Knol B. I&R Bureau LNV
Kooistra J.W.G. Bruikbare Rechtsorde, Ministerie van Justitie
Koster W.A. Petlook
Lauret E. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
Leeuwen, van J.J. Platform Verantwoord Huisdierenbezit
Lentjes M.C. Stichting Brein
Lommers H. Raad voor Dieraangelegenheden
Maaskant J. Ministerie LNV
Mennings W. Vereniging Beroepsmatige Kennelhouders
Mook R. Vereniging Beroepsmatige Kennelhouders
Noordhuizen-Stassen E.N. Wageningen UR
Otter, den L. Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
Overgauw P.A.M. Diergezondheidspolis
Penning H.J. Ministerie LNV
Pette A.P. Schuttelaar & Partners
Ploeg A. Dibevo
Postma D.J. Wageningen UR
Prins P. Platform Verantwoord Huisdierenbezit
Reenen, van P.
Rooijen, van P.G.M. Diergezondheidspolis
Ruppert Ph.H. Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen Nederland (FIDIN)
Rutgers L.J.E. Faculteit Diergeneeskunde UU
Schaag F. Raad van Beheer (op kynologisch gebied)
Schelven, van N.T. Ministerie LNV
Schep H. Politieacademie
Schilder M.B.H. Faculteit Diergeneeskunde UU
Schipper K. Platform Verantwoord Huisdierenbezit
Schoorlemmer Stichting Zwols Dierenasiel
Schrijvers van Zenden D. Ministerie LNV
Schuttelaar M.R.J. Schuttelaar & Partners
Sluijs, van F.J. FD UU - Universiteits Kliniek voor Gezelschapsdieren
Spruijt B.M. FD UU - Hoofdafdeling Dier, Wetenschap en Maatschappij
Stijnen P. Confederation Ornithologique Mondial Nederland (COM)
Straat, van der R. Proctor & Gamble/ IAMS
Strien, van H.B. Inspectiedienst Gezelschapsdieren
Stronk L. Dierenasiel Tuitjenhorn
Stufkens M.P.R. Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL)
Urlings J.A. Algemene Inspectie Dienst
Veenendaal, van J.W.G. Politieacademie
Vergossen - Otten A. Ministerie LNV
Verstappen F.A.L.M. Dibevo
Vester L.J. Bruikbare Rechtsorde, Ministerie van Justitie
30.Virginia E. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
Visser P. Algemene Inspectie Dienst
Voorham I. www.dierenasiels.com
Wagemakers C. Dierenopvang ´t Noordbroek
Wensing C.J.G. Raad voor Dieraangelegenheden
Wessels R.J.A.M. PTC+
Wessels R.J. Schuttelaar & Partners
Wilde, de E.L.H. Bruikbare Rechtsorde, Ministerie van Buitenlandse Zaken
Wilhelm W. Samenwerkende Aquarium- en Terrarium Organisaties (SATO)
Willemse T. Faculteit Diergeneeskunde UU
Williams J. Nederlandse Voedingsindustrie voor Gezelschapsdieren
Win, de J.M.M. Ministerie LNV
Wit, de J. Bond tot Bescherming van Honden
Woerkum, van C. Wageningen UR
Wolf, de I.R. Raad voor Dieraangelegenheden
Wouwenaar H. Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO)
Zandvliet, van C.M. Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)
Zwaan A. Bond tot Bescherming van Honden
Zwartepoorte H. Platform Verantwoord Huisdierenbezit / Dierverzorging Blijdorp
Nederlandse Stichting Opvang Papegaaien
31.32.Bijlage 4
Openingsspeech Directeur-Generaal LNV,
Mr. R. M. Bergkamp
33.34.Speech DG-LNV, Mr. Renée Bergkamp
Van harte welkom op deze werkconferentie over gezelschapsdieren. Het gaat vandaag om dieren
die we dagelijks om ons heen hebben. Ze houden ons gezelschap en ze geven ons plezier. En dan
is het bijna vanzelfsprekend dat we goed voor ze zorgen. Toch lukt dat om allerlei redenen niet
altijd. Hoe kunnen we daar verbetering in aanbrengen? Daarover praten we vandaag.
U bent hier vandaag uitgenodigd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
omdat hij het debat over gezelschapsdieren een stap verder wil brengen. U bent bekend met de
discussie van de minister met de Tweede Kamer, die ontstond toen de minister het Honden- en
Kattenbesluit (HKB) wilde intrekken en de RDA-lijsten niet in de wet wilde opnemen.
Deze besluiten werden genomen vanuit de filosofie dat het houden en verzorgen van dieren niet
alleen de verantwoordelijkheid is van de overheid. En dat regelgeving - en dat geldt zeker voor
gedetailleerde regels - niet het antwoord op alles is. Het zijn de burgers die dieren houden.
Zij hebben dus ook de plicht om het dierenwelzijn te bewaken. We hebben toen veel nadruk op
die eigen verantwoordelijkheid gelegd. We hebben aangegeven wat de overheid niet kan en wil,
maar we hebben toen niet gezegd wat we wel willen doen. Dat is niet zo handig geweest. De
eerlijkheid gebied ook te zeggen dat dat ook een zoektocht is. Daar willen we het vandaag graag
met u over hebben. Ook is daardoor de indruk ontstaan dat LNV gezelschapsdieren niet belangrijk
vindt. Ten onrechte. Het tegendeel is waar.
Het ministerie van LNV vindt het welzijn van gezelschapsdieren belangrijk. Hun welzijn is onze
zorg. Want Nederland telt steeds meer gezelschapsdieren. En mensen houden ook steeds meer
verschillende soorten dieren. Bovendien, tegenwoordig hebben dieren die in en om ons huis
rondlopen, een andere rol dan vroeger. Vroeger hielden we honden om ons erf te bewaken en
katten om muizen te vangen. Nu zijn deze dieren vaak een volwaardig lid van de familie. Een
opvallende ontwikkeling die daarmee te maken heeft, is bijvoorbeeld de uitbreiding van het
assortiment katten- en hondenbrokken. Er zijn brokken speciaal voor jonge dieren, of juist voor
oudere dieren. En je kunt je huisdier zelfs op een speciaal dieet zetten. Ik vind dit een positieve
ontwikkeling, want je kunt eraan aflezen dat de relatie tussen mens en dier aan het veranderen is.
Je zou zelfs kunnen spreken van een 'emancipatiegolf' van het dier ten opzichte van de mens.
Deze ontwikkeling zie je trouwens ook bij de positie van landbouwhuisdieren. In de veehouderij
wordt steeds meer rekening gehouden met diergezondheid en dierenwelzijn.
Het is ook opvallend dat er steeds meer verschillende soorten 'exotische' huisdieren komen. Vaak
worden deze dieren door liefhebbers zeer professioneel verzorgd, maar het dier kan ook
gereduceerd worden tot een statussymbool. Denk bijvoorbeeld aan mensen die het wel stoer
vinden om een giftige slang in huis te hebben. Daarvan kan je je afvragen of dat nu positief is voor
het dier en de mens.
Kortom: er zijn steeds grotere aantallen en steeds meer soorten gezelschapsdieren. Ze nemen een
belangrijke plaats in ons leven in en we vinden hun welzijn belangrijk. Daarom moeten we ons de
vraag stellen: is dat welzijn wel voldoende gewaarborgd? Zo nee, hoe kunnen we dit dan beter
regelen? Met welke instrumenten en afspraken kunnen we het dierenbelang het beste dienen?
Hier komen we op interessant punt: de maatschappij heeft zich ontwikkeld van een verzorgings-staat
waarin de overheid alles regelt, naar een maatschappij waarin private organisaties en
burgers zelf meer verantwoordelijkheid willen en moeten nemen. Regels zijn niet overal het
antwoord op.
Met een wet bereik je niet per definitie je doel. Professor van Woerkum zal hier zo meteen verder
op ingaan. Ik wil nogmaals benadrukken dat dierenleed LNV niet koud laat, maar dat we niet in de
valkuil van meer regels en controle willen stappen. Waardoor er in het ergste geval symbool-wetgeving
zou kunnen ontstaan. Dan krijg je te maken met overtredingen die we maar gedogen,
omdat we niet bij mensen thuis kunnen en willen gaan controleren. Daar help je het dierenwelzijn
ook niet mee vooruit. Maar wat kunnen we wél doen?
U bent wellicht bekend met de inzet van de minister: eigen verantwoordelijkheid voorop.
De minister noemt dit van 'zorgen voor naar zorgen dat'. Dus van een verzorgingstaat naar een
maatschappij waarin burgers meer verantwoordelijkheid nemen. Maar als wij als overheid daarop
gaan zitten wachten - bij wijze van spreken met de armen over elkaar - dan zij we verkeerd bezig.
De overheid moet juist het debat aanzwengelen. En mee discussiëren. Daarom heeft de minister
35.van LNV u hier vandaag uitgenodigd. Ten aanzien van gezelschapsdieren hebben we namelijk
allemaal een verantwoordelijkheid. In de eerste plaats de burger. Hij is degene die het dier koopt,
houdt en verzorgt. In de tweede plaats heeft ook de sector een verantwoordelijkheid. We kunnen
deze sector aanspreken op 'maatschappelijk verantwoord ondernemen'. Met 'de sector' bedoel ik
het hele scala van dierenwinkels, importeurs, hondenscholen, fokkers, kennels, pensions, asielen,
tuincentra, dierenartsen en noem maar op. Ten derde heeft ook de overheid een verantwoordelijk-heid,
bijvoorbeeld: optreden bij excessen en bij het ontwikkelen van (nieuwe) instrumenten. Want
we willen de problematiek niet over de heg gooien. Maar het is wel duidelijk dat de overheid het
niet alleen kan. Dat is dus de reden dat we deze dag organiseren. Maar uiteraard zijn we aan het
eind van deze conferentie nog niet klaar met dit vraagstuk. Vandaag maken we een start met dit
proces.
Hier wil ik ook het project 'Bruikbare rechtsorde' noemen. Dit project van het ministerie van
Justitie valt binnen het kader van het brede project 'Andere Overheid' van minister de Graaf.
Het onderwerp 'dierenwelzijn' is door ons aangedragen bij Justitie, zodat we ook daar serieus
kunnen kijken naar alternatieven voor regelgeving. Dit project zal begin 2005 worden afgerond.
Er zijn enkele deelnemers van dit project vandaag aanwezig. Ik hoop en verwacht dat zij hun
kennis inbrengen én dat zij hier ideeën opdoen voor de 'Andere Overheid'.
Ik wil op deze dag vooral vooruit kijken. Samen met u. Wat kunnen we samen doen om het
welzijn van gezelschapsdieren te waarborgen? Laten we elkaar geen verwijten maken, maar
constructief debatteren met één gezamenlijk doel voor ogen: het welzijn van het gezelschapsdier.
Wat zijn nu de (letterlijke) pijnpunten voor het dier? Kunnen we die probleemanalyse met elkaar
delen? Die vraag is heel belangrijk, want pas als we het erover eens zijn wat het probleem is,
kunnen we oplossingen bedenken.
Vanmiddag zijn er vier workshops georganiseerd, waarin we de positie van het gezelschapsdier
van verschillende kanten gaan bekijken. De eerste workshop gaat over de verantwoordelijkheid en
de rol van de burger. De vraag is hoe we de burger kunnen bereiken, zodat we welzijnsproblemen
kunnen verminderen, die vooral door gebrek aan kennis, of door verkeerd gedrag ontstaan. De
tweede workshop gaat over de verantwoordelijkheid van de sector. In de derde workshop komt de
Identificatie en Registratie (I&R) aan de orde. Hier is de centrale vraag welke problemen met I&R
opgelost kunnen worden en hoe zo'n systeem er dan uit zou moeten zien. Tenslotte is er een
vierde workshop over handhavingvraagstukken georganiseerd. Handhaving blijft belangrijk, want
een paar kwaadwillenden kunnen een hoop leed veroorzaken en het imago van de hele sector
bezoedelen. Het ministerie van LNV neemt vandaag natuurlijk ook deel aan de verschillende
workshops. Wij zullen ook meedenken, meedoen en meepraten, in alle openheid.
Ik wil graag ook even benadrukken waar we het vandaag niet over kunnen hebben, namelijk de
inhoud van de RDA-lijsten. Bij het opstellen van de huidige lijsten is - vanuit de Gezondheid- en
Welzijnswet voor Dieren terecht - alleen gekeken naar het welzijn van dieren. Dat maakt deze
lijsten niet direct bruikbaar. Een integrale lijst, waarbij ook rekening is gehouden met
volksgezondheid, gevaarlijke dieren en wildvang, zou wel nuttig zijn. Zo'n lijst zou bijvoorbeeld
bruikbaar zijn bij voorlichting aan burgers. Deze discussie wil ik vandaag niet inhoudelijk voeren,
maar de kwestie zou op een later moment zeker aan de orde kunnen komen. Verder kunnen
vandaag de verschillende welzijnsniveaus en de problemen met paarden, hobbydieren en
agressieve honden niet aan de orde komen. Ook deze onderwerpen worden mogelijk in een later
stadium nog besproken. We moesten nu eenmaal een keus maken.
Ik wil tot slot benadrukken dat we op voorhand geen enkele oplossingvariant uitsluiten - ook
geen wettelijke. Maar wetgeving moet een sluitstuk zijn. Daarom zullen we eerst samen bekijken
wat efficiënte instrumenten kunnen zijn. Mocht straks blijken dat bepaalde instrumenten
(bijvoorbeeld certificering) via regelgeving ondersteund moeten worden, zijn wij daartoe bereid,
maar dan wel in deze volgorde. Vandaag is dus de start van een nieuw, gezamenlijk proces.
Ik hoop dat we aan het eind van de dag de problemen hebben besproken en oplossingsrichtingen
hebben verkend. We kunnen niet verwachten dat we kant en klare oplossingen kunnen
presenteren. Wel hoop ik dat we concrete vervolgafspraken hebben gemaakt die we aan de
minister kunnen voorleggen, die de dag komt afsluiten. Er wordt een verslag van deze dag
gemaakt, dat u krijgt toegezonden.
36.Tot besluit en als opstapje naar de discussie, heb ik een aardig nieuwtje: in 2005 wil LNV 'de week
van het huisdier': steunen met 50.000 euro. We vinden 'de week van het huisdier' een goed
initiatief, dat prima past bij onze filosofie over de verdeling van verantwoordelijkheden: de burger
houdt dieren en moet dus zorgen voor hun welzijn. Niet voor niets steunen vrijwel alle grote
partijen die vandaag aanwezig zijn, 'de week van het dier'. LNV kan en wil ook een concrete,
positieve bijdrage leveren. Een eerste stap, dat realiseer ik me. Wat mij betreft gaan we er
vandaag samen nog een paar meer zetten.
Dank voor uw aandacht.
37.38.Bijlage 5, Presentatie Prof. Dr. C. van Woerkum,
Wageningen UR
'Gezelschapsdieren: zijn wij het goede gezelschap voor
dieren?'
39.40.Presentatie Prof. Dr. C. van Woerkum
Inleiding
Er is een groeiende bekommernis over gezelschapsdieren. Daarom zijn we hier bij elkaar.
Nederlanders houden dieren die niet gehouden mogen worden, die niet passen in hun flatje, die
ze niet goed verzorgen, waarvan ze soms niet weten hoe we ze zouden moeten verzorgen, die ze
lichtvaardig gekocht hebben, maar die in de praktijk meer zorg kosten dan ze er voor over
hebben, en gaat u maar door. Hier is dus van alles mis. De vraag die ik me wil stellen is: wat doen
we daar aan? En meer speciaal: wat doet de overheid daar aan?
De overheid heeft een taak voor al die wezens, die kunnen blaffen, fluiten en miauwen, maar die
niet goed kunnen uitleggen wat er met hen aan de hand is. Deze taak is door de overheid ook
erkend. Er is een lange traditie op dit punt. Maar tevreden is niet iedereen.
Dat komt door twee zaken. Op de eerste plaats gaat de praktijk harder dan het beleid. Wie had
gedacht dat de vraag naar exotische dieren zo uit de hand zou lopen? Ook de schaal waarop we
gezelschapsdieren in huis gehaald hebben, is ongekend. Het is een enorm fenomeen geworden.
Een substantieel deel van de supermarkt is ingericht, niet voor de koper zelf, maar voor diens
compagnon, het gezelschapsdier.
Op de tweede plaats zijn we veel gevoeliger geworden voor het welzijn van dieren. Dit is een
brede culturele trend. Het is bekend: als het gaat om ernstig leed komen onze naaste verwanten
het dichts bij ons in onze 'circles of concern'. Daarna komen vrienden, buren misschien. Maar
daarna, en vòòr menige goede kennis, onze kat of hond. Daar voelen we ons innig mee
verbonden, die is een stuk van onszelf. Is die ziek, dan zijn we persoonlijk geraakt. We besteden
soms heel wat geld om onze huisvriend weer op gezonde poten te krijgen. Er wordt zelfs
gesproken over verzekeringen voor medische verzorging.
Ik zag eens aan de rand van een grasveldje in Engeland, meer speciaal in Henley on Thames, een
kleine zerk. Ik dacht dat het zou gaan om een kind wat hier door een noodlottig incident om het
leven was gekomen. Maar op deze zerk stond de tekst, ik citeer: Here used to play our beloved
Bobby. Het ging om een hond.
Die gevoeligheid voor dieren en hun welzijn kunnen we vanuit allerlei disciplines trachten te
begrijpen. Er valt veel over te zeggen. Het is een sociaal feit die aandacht voor dieren, maar er zit
een duidelijke morele dimensie bij. Dieren verdienen - om henzelf - respect.
Maar hoe pakken we dit nu bestuurlijk aan. Ik wil eerst kijken wat de overheid zou kunnen doen.
Wat zijn de 'tools of government' die in principe in aanmerking komen?
Daarna wil ik ingaan op de betekenis van communicatie in dit proces. Ik zeg niet dat je het met
communicatie moet oplossen, maar ik kan al vast wel verklappen dat het zonder communicatie
niet lukt. En daarvoor moeten we de ontvanger van die communicatie, vanuit het dier gezien, 'de
gezelschapsmens', in kaart brengen. Wat betekent een dier voor mensen? Ik wil aantonen dat dit
heel verschillende dingen kunnen zijn, die dus ook om een verschillende benadering vragen.
Evenals het bordje 'verboden voor paarden' niet voor de paarden zelf bedoeld is, maar voor de
berijder, moeten we ook hier naar de mens achter het dier kijken en hoe die met het dier bezig is,
vanuit welk motief.
De instrumenten van beleid
De overheid heeft een aantal instrumenten ter beschikking. Ik geef het schema dat ik daarvoor
ooit heb bedacht.
41.beleidsinstrumenten
gedragsverandering
verplicht
dwang
regelgeving voorzieningen sociale druk geld communicatie
vrijwillig
Extern gemotiveerd Intern gemotiveerd
Financieel (+/-) omstandigheden
materieel sociaal
verruimende
beperkende
In het schema staan onderin de instrumenten. Het meeste zal herkenbaar zijn. Groepsdruk
misschien wat minder, al wisten ze er in het China van Mao wel weg mee. Ik denk hier aan
pogingen om bijvoorbeeld binnen de sector van dierenspeciaalzaken tot een interne afspraak te
komen van wat kan en wat niet, en om onderling corrigerend op te treden als dit nodig is. Voor
het gemak laat ik dit instrument hier buiten beschouwing.
Communicatie komt er dubbel in voor. Het kan op zichzelf gewenst gedrag realiseren, in bepaalde
condities tenminste, en het kan de andere instrumenten ondersteunen, door er informatie over
geven, acceptatie te bevorderen, gewenste voorzieningen, zoals medische voorzieningen, te
promoten en dergelijke.
Laten we ze eens beter bekijken. Eerst de regels, dwang dus. Met regels kan heel veel geregeld
worden, maar veel ook niet. Wie de literatuur uit de rechtswetenschap bestudeerd, dat heb ik ooit
wel eens gedaan, krijgt een wat teleurstellend gevoel. Jammer, maar 'regels' is niet 'geregeld'.
Ook als je naar beleidsevaluaties kijkt naar wat regels nu feitelijk gerealiseerd hebben, wordt je
niet altijd blij. Vooral niet als regels iets moeten realiseren wat er nog lang niet is, een ander
gedrag, een andere mentaliteit. Kijk naar afvalgedrag.
Het probleem zit in het gebrek aan acceptatie. Veel mensen zien niet in dat het in sommige
gevallen om een ernstig probleem gaat. Een zieke zwerfhond of een dier wat zijn natuurlijk
gedrag niet kan ontplooien. Daar is niet iedereen ondersteboven van. Anderen vinden dat de
overheid op zo'n gebied niets te zoeken heeft. 'Dit maken we zelf wel uit.' Het raakt hun gevoel
van autonomie.
Maar de meeste problemen ontstaan toch als we naar concrete maatregelen kijken. Nogal wat
mensen vinden die niet effectief, zoals boeren bestrijden dat een varken in een grote stal beter uit
is. Ze gaan toch dicht bij elkaar liggen. Er zijn er ook die het realistische karakter van zo'n
maatregel betwisten. Het verbod op het fokken van bepaalde uit hun verband gerukte honden
vinden ze onwerkelijk. Immers, hoe kunnen zij als gespecialiseerd fokker anders aan de kost
komen? Tenslotte is er het gevoel van oneerlijkheid. Waarom worden wij wel getroffen, en zij
niet? Er is altijd wel een groep te vinden die dan evengoed het haasje zou moeten zijn. Zo zijn er
in de ogen van sommige 'gedupeerde' liefhebbers heel wat gevaarlijkere honden dan een pitbull.
Acceptatieproblemen genoeg dus. Maar regels zijn geen regels zonder sancties. Laten we die
dissidenten opsporen en beboeten.
Juist hier zit een groot probleem. Het monitoren van ongewenst gedrag is per definitie moeilijk als
het gaat om alles wat binnenshuis plaatsvindt. Het probleem lijkt in meerdere opzichten op het
probleem van kindermishandeling (vergeef me de vergelijking). Daar zijn heldere wetten over.
42.Maar we weten maar al te goed dat we het probleem maar zeer ten dele met die wetten kunnen
reduceren.
Als veel mensen op allerlei momenten en op vele plaatsen en frequent deviant gedrag vertonen
dat niet goed zichtbaar is, wordt regelgeving lastig. Of beter gezegd: dan kun je wel regels maken
maar die veranderen niets. Natuurlijk, wat je adequaat kunt regelen, moet je niet nalaten, zeker
niet. Maar het probleem van verwaarlozing en mishandeling van dieren oplossen, dat gaat - net
als bij kinderen - zo niet.
Dit soort niet te sanctioneren regels zijn eigenlijk geen regels maar boodschappen. Ze zeggen: dit
zou er moeten gebeuren, dit hebben we samen afgesproken. Burgers die met onrecht in
aanraking komen en oprecht protesteren, kunnen er naar verwijzen. Dat is een goede zaak, zeer
zeker. Minder goed is dat zo'n nogal krachteloze regel het hele idee van effectieve regelgeving
ondergraaft. Teveel softe regels is niet goed voor de rechtstaat.
Laten we wat verder kijken. Voorzieningen. Welke voorzieningen kan een overheid bedenken? Ze
kunnen opvanginstanties, zoals dierenasiels, subsidiëren. Ze kunnen het screenen ondersteunen
wat er aan dieren het land inkomt. Ze kunnen dierenambulances in het leven roepen of diensten
die op een humane manier het overschot aan verwilderde katten tegengaan. Dit zijn allemaal
nuttige zaken, die aandacht verdienen. Ze hebben ook een grote symbolische, communicatieve
betekenis, net als de regels trouwens. We vinden het kennelijk een serieus probleem en dus
investeren we erin. Dit kan het algemene besef, dat dit een echt thema is, versterken.
Het financiële kader dan. Hondenbelasting, eventueel uit te breiden tot andere dieren. Het kan
wel, maar levert niet altijd op wat je wilt. Veel mensen zijn rijk genoeg om zich vele dieren te
permitteren. Verhoog je die belasting dan tref je ook mensen met weinig inkomen. Met open
grenzen valt er ook in Nederland alleen niet alles te regelen aan wat je zou willen.
Laat ik snel doorgaan naar het instrument waarmee ik het meest vertrouwd ben, wat bepaald niet
wil zeggen dat ik daar alle heil van verwacht. Maar communicatie kan toch moeilijk gemist
worden, als een manier om mensen vrijwillig op het goede pad te krijgen en de werkzaamheid
van de andere instrumenten te vergroten. Of zelfs dat die instrumenten er komen, want dit
gebeurt alleen als de politiek dit wil, en die reageert op signalen uit de maatschappij. Die moeten
dan wel voldoende sterk zijn.
Langs het hele proces van aankoop, verzorging en medische begeleiding van een dier, totdat het
een liefst natuurlijke dood sterft, zou flankerende communicatie moeten komen zodat mensen in
hun beslissingen en gedrag tot het goede neigen.
We kunnen dan denken aan drie modaliteiten. Op kritische punten moeten we gaan zenden,
boodschappen uitsturen die mensen aan het denken zetten, hen tot adequaat gedrag aanzetten,
hen begeleiden in de zorg voor dieren. Dit zijn beïnvloedende en informatieve campagnes, die
mits goed voorbereid en zorgvuldig uitgetest een hoop dierenleed kunnen reduceren. Niet alle,
lang niet alle, dat is waar, want dit zenden vraagt om een luisterend oor, of dat oor moet
luisterend gemaakt worden. Een niet gering opgave.
Maar we moeten ook voor de geïnteresseerde dierenvriend information-on-demand bieden,
informatie waarmee allerlei praktische vragen oplosbaar worden. Ik pleit voor een centrale site,
waar iedereen terecht kan. Een voor een campagne dat iedereen weet dat die site bestaat.
Tenslotte moet er interactief wat kunnen gebeuren. Er moet over brandende kwesties een gesprek
mogelijk zijn, per telefoon of e-mail. Mensen moeten kunnen overleggen. Ook hier valt m.i. nog
wel wat te verdienen. En ook hier moet het aanspreekpunt bekend gemaakt worden.
Natuurlijk moet de overheid dit niet allemaal alleen doen maar in coproductie met stakeholders,
zoals de Dierenbescherming, de handel en dierenwinkels, organisaties van houders van bepaalde
soorten, scholen, de diergeneeskunde en de dierenartsen. De verantwoordelijkheden moeten op
elkaar worden afgestemd. Dit vraagt om een platform waarop dit geregeld wordt. De overheid
moet zo'n platform actief faciliteren.
We komen nu op een kardinaal punt. Het gaat om het concept 'gezelschapsdieren'. Dat is een fraai
unificerend woord dat een categorie dieren bijeen brengt. Voor regelgevend beleid heb je zo'n
verzamelwoord nodig. Wetten gelden voor iedereen en op dezelfde manier. Wetten maken
kunstmatig één. Vanuit wetgeving kom je op zo'n term. Maar in de echte wereld praten mensen
niet over gezelschapsdieren. Ik vraag niet aan een vriend of hij nog gezelschapsdieren heeft. In de
communicatie past niet zo'n unificerend woord als gezelschapsdieren. Dan denkt je veel meer aan
divergentie, aan verschil. Dat is een heel andere oriëntatie.
43.Afstemming op de liefhebber
Om de communicatie effectief te maken, moeten we een beter inzicht krijgen in de heel diverse
wereld van de zogenaamde liefhebber. Waarom heeft die het dier zo lief? Laat ik hypothetisch wat
motieven noemen. Ik beperk me - wederom gemakshalve - tot de hond.
Veiligheid
Voor sommige liefhebbers is een hond een mobiele alarminstallatie, die ook nog kan optreden
ook. Dan is die hond een verlengstuk van het ijzeren hek, wat in onze onveilige wereld volgens
velen niet meer volstaat. Andere zien hem als een bodyguard, waardoor ze een wandeling durven
te maken op plekken die ze anders niet durfden te betreden. Dit is een heel speciaal motief. Er kan
veel zorg mee gepaard gaan, de animale bodyguard moet er wel tiptop uitzien, maar dit hoeft
niet. De ouderwetse kettinghond, die alleen mocht blaffen en bijten, is niet ver weg. Je kunt je
afvragen of dieren wel altijd goed in deze rol passen en hoe ze dan behandeld, afgericht worden.
Daar zou je wel wat over kunnen zeggen.
Passend in de huisstijl
Dieren worden soms ook aangeschaft, en trouwens ook gefokt, vanwege hun uiterlijk. Ze moeten
voor de bezitter iets exclusiefs uitstralen, zoals de rest van het interieur. Je kunt zo je bijzondere
smaak tonen, soms ook: hoeveel geld je hebt. Zoals je bij auto's een selecte, dure klasse hebt, zo
heb je die bij dieren ook. Ze tonen je speciale gevoel voor het bijzondere.
Hoe voelt het dier zich in deze rol? Het dier wordt instrumentaal gebruikt als stijl-object. Mogelijk
wordt het wel goed verzorgd. Maar het blijft een middel. Er is geen onvoorwaardelijke acceptatie
van of respect voor het dier als dier.
Het dier als beheersingsproject
Een aantal bezitters van dieren, vooral hondenliefhebbers, zien dit dier als een project dat moet
leiden tot een zo groot mogelijke beheersing. Wat je in een circus terugvindt als kunstvorm, als
het zo genoemd mag worden, daar valt ook wel iets over te zeggen. Ten dele is die dressuur
functioneel. Een hond moet niet constant aan het touw trekken. Maar het gaat ook om allerlei
ander gedrag en het gaat vaak toch redelijk ver. Wat bij hun kinderen niet gelukt is, wordt via de
hond wél gerealiseerd: men is 'in control'.
Deze dieren betekenen veel voor hun baas en bevredigen een sterk gevoel. Hebben ze het daarom
slecht? Ik durf dit niet te zeggen, maar zie hier toch de aanzet tot een weinig diervriendelijke
houding omdat lang niet alle eisen, aan het dier gesteld, bij de natuur van dat dier passen.
Het dier als onvoorwaardelijke kameraad
Sommige liefhebbers zien in hun hond iets wat ze bij mensen missen. De hond is een
onvoorwaardelijke vriend, die niet zeurt en eisen stelt. Zonder dat hij de eigenaar eeuwige trouw
heeft beloofd, is hij er wel steeds, met dezelfde positieve, geheel voorspelbare reacties.
Het is de vraag of hier vanuit het dier gezien iets tegenin te brengen valt. Ze worden als
gezinsleden behandeld, ze horen er helemaal bij. Cynici zeggen dat het hier bij de mens om
Ersatzbefriedigung gaat en dat de hier opgewekte liefde beter naar een ander mens kon gaan.
Maar komt het dier tekort? Ik kan het niet bedenken. Ik weet het gewoon niet. Communicatief
gezien, wordt deze relatie natuurlijk in de reclame, ook voor niet-dierproducten, vaak benut. Het is
een mooi beeld: mens en dier als vrienden tesaam.
Het dier als bron van verbazing en vermaak
Sommige liefhebbers hebben een dier omdat dit hen versteld doet staan. Het doet onverwachte,
onberedeneerbare dingen, het is slim en behendig, men vermaakt zich ermee. Deze verbazing kan
overigens heel serieus genomen worden. Het dier wordt dan bijna een studie-object dat allerlei
vragen uitlokt. Maar soms is die oriëntatie aanmerkelijk oppervlakkiger, of dat wordt hij. Men kent
de kunstjes intussen en raakt onverschillig. Dan wordt het dier overvraagd. Het is geen artiest.
Dit lijstje laat zich uitbreiden. Wat vinden we van dieren die men houdt om er wedstrijden mee te
winnen, of - in de fokkerij - om er geld mee te verdienen, of omdat men ze ergens aangetroffen
44.heeft en uit medelijden 'opvangt' of voor de jacht. Het zijn steeds heel andere verhoudingen. Die
steeds andere vragen oproepen.
Wat ik hier heel exploratief en hypothetisch wil illustreren, is dat de liefhebber vele gezichten kent
en dat het communicatief buitengewoon belangrijk is om die beter te leren kennen om de
specifieke liefhebber aan te kunnen spreken. Honden en katten lijken soms weinig op hun
soortgenoten, maar voor de bezitters geldt dit in het kwadraat. We moeten die verschillen
erkennen en begrijpen.
Conclusie
Mijn algemene conclusie is dat alleen een zeer zorgvuldige afweging van de instrumenten tot
houtsnijdend beleid kan voeren. Dat communicatie daarbij te allen tijde een belangrijk middel zal
zijn. Maar dat dan wel die wereld van de liefhebber beter verkend moet worden om de goede
boodschap met de goede toon te ontdekken. Onze zorg om het dier moet niet verhinderen om
ons juist te concentreren op de mens die dit dier om de een of de andere reden dicht bij zich wil
hebben. De mens met zijn heel diverse motieven.
Het unificerende concept 'gezelschapsdieren', een echt beleidsconcept, is op dit punt misleidend.
Wie verder kijkt, ziet werelden van verschil. Meer respect voor de hond, de kanarie en de goudvis.
Het gaat om steeds andere redenen fout. Alleen als we dit goed weten, kunnen we de liefhebber
effectief aanspreken.
Gebruikte literatuur
Bordes, E.C. de en E. Evertsen (2003). Handhaving Wetgeving Dierenwelzijn. Den Haag, SDU.
Bestebreur, T.E.A. (1992). Want dieren zijn precies als mensen; overheidsinterventies in het
dierenrijk; een bestuurskundige verkenning van het beleid ten aanzien van gezelschapsdieren.
Den Haag, Nederlandse School voor Openbaar Bestuur.
Woerkum, C.M.J. van (2000). Communicatie en interactieve beleidsvorming. Alphen aan den Rijn,
Samson.
45.46.Bijlage 6
Presentaties Best Practices
47.48.Best Practices
Welzijn in dierentuinen
Dr. Maarten Th. Frankenhuis
LNV Werkconferentie Welzijn Gezelschapsdieren
11 oktober 2004
Maarten Frankenhuis
* Dierenarts en oud-hoogleraar
bedrijfspluimveegeneeskunde
* Oud-directeur van Artis
* Oud-dierentuindierenarts Blijdorp
* Bijzondere belangstelling voor alle
aspecten van voortplanting bij dieren
49.Van aapjes kijken naar...
* In stand houden monument Artis
* Natuur- en milieu-educatie
* In stand houden bedreigde diersoorten
* Natuur- en soortbescherming
* Bewustwordingsproces
Bijdrage aan het welzijn
van dierentuindieren
* Ruimte en inrichting verblijven
* Passende groepssamenstelling
* Voeding, huisvesting en verzorging
* Diergeneeskundige begeleiding
* Implementeren kennis dierlijk welzijn
50.Succesfactoren
* Hoge organisatiegraad en onderlinge
solidariteit dierentuinen
* Voortdurend streven naar verbetering
van de presentatie en educatie
* Voortdurend op de loer liggende kritiek
van publiek en welzijnsorganisaties
* Angst voor verlies goede imago
* Uitschakelen wildvang en dierenhandel
In de aap gelogeerd?
* Kosten verbonden aan renovatie en
uitbreiding
* Traditionele instelling
* Monumentale gebouwen en tuinelementen
* Transportkosten en veterinaire regels en
richtlijnen
51.Visie op de toekomst
* Verbeterde en ruimere huisvesting en een
meer verantwoorde presentatie betekent een
voortgaande afname van het aantal
tentoongestelde soorten in dierentuinen.
* De dierentuinen moeten hun bijzonderheid
halen uit de manier van presenteren van de
collectie, de educatieve omlijsting en de
thematische invalshoek.
Take home message
Neem zelf het initiatief (bij voorkeur uit
overtuiging) en wacht niet tot de
omstandigheden, overheid of publieke
opinie u dwingen!
52.Drs. Intke Voorham
LNV Werkconferentie Welzijn Gezelschapsdieren
11 oktober 2004
Intke Voorham
* Voorzitter Stichting Dierenasiels en Internet
* 20 jaar (project)manager bij ICT KPN:
organisatie-deskundige, software
ontwikkeling en systeem-implementaties
* Deskundige op het gebied van internet-beveiliging,
E-Commerce en chip-technologie
* Andragologe, met "roots" in
Kinderbescherming en Vluchtelingenwerk
* Internationaal georiënteerd
53.Aanleiding tot het project
* Jaarlijks terugkerend probleem van overvol
raken van asiels in de zomer
* Kennis van de mogelijkheden om dit
probleem met E-commerce aan te pakken
Hoe moet dat in de praktijk?
* Eigen, zelf-ontwikkelde zoekmachine
* Plaatsingskriterium is het karakter van het dier:
"Zoek een huisdier dat bij je past "
* Structureel overleg met inspectiedienst en
dierenartsen
* Asiels moeten leren omgaan met "dier &
internet"
* Alle asiels mogen meedoen (40 "dieren-beschermingsasiels"
+ ruim 60 andere asiels in
Nederland)
54.Bijdrage aan dierenwelzijn
door www.dierenasiels.com
* In 2004 : 2,5 tot 3 miljoen bezoekers
* 400-500 geplaatste dieren per week
* Asiels soms leeg, dit voorjaar zelfs van katten
* Plaatsbare honden binnen 14 dagen onder dak
* Gemiddelde verblijfsduur in asiels verkort
* Ook aandacht voor "andere dieren" in asiels
* Daling euthanasiecijfers
55.Bijdrage aan dierenwelzijn door
www.chipdatabase.net
* Landelijke overzichtsfunctie van alle chip-databanken
voor leek en professional
* 24 uur per dag beschikbaar
* Wekelijks worden tientallen dieren
thuisgebracht en hoeven niet naar het asiel
* Landelijke bekendheid
Succesfactoren
* Dier komt op de 1 e plaats
* Flexibel geautomatiseerde portal(s)
* Los van de bestaande structuren
* "Vangnet"-constructie met dierenartsen en
inspectiedienst
* Laagdrempelig met persoonlijke begeleiding
* "Act Local, Think Global"
* Ondersteunende projecten "waar de nood het
hoogst is"
56.Visie op de toekomst
* Groei zet door
* Vernieuwing hard- en software nodig
- zoeken op regio
- meer aandacht voor senioren
- meer aandacht voor gevonden dieren
* Verdere samenwerking met marktpartijen en
overheid om verantwoorde bemiddeling via
internet zonder (huidige) excessen te realiseren
* Ontwikkeling beleidslijnen m.b.t. internet en
gezelschapsdieren is wenselijk
Dromen
* Vaker lege asiels door verdergaande
ontwikkeling van internetmogelijkheden
* Korter verblijf van afstandsdieren in asiels en
gevonden dieren eerder naar huis
* Beleidsontwikkeling m.b.t. adverteren van
dieren op het internet
* Beleid m.b.t. ander internetmisbruik waarbij
dieren betrokken zijn, b.v. handel
* Software-ontwikkeling m.b.t. fokprogramma´s
* Beleid m.b.t. internationale chipserienummers
57.Take home message
* Het werkt
* Het kan (ook) op een betrouwbare manier
* Het kan nog beter
58.Drs. P.G.M. van Rooijen
LNV Werkconferentie Welzijn Gezelschapsdieren
11 oktober 2004
Peter van Peter van Rooijen Rooijen
* Getrouwd, 2 kinderen van 2 en 4 jaar
* Hobby's: wielrennen en schaatsen
* Praktiserend dierenarts van 1986-1996
* (mede) initiatiefnemer Dier&Zorg, de
eerste serieuze huisdierenverzekering
* Sinds 2004 betrokken bij ontwikkeling
van de Gezondheidspolis
59.Patstelling in de fokkerij Patstelling in de fokkerij
* Gezondheid secundair aan exterieur
* Stamboom misbruikt als kwaliteitsinstrument
* Het onderzoek is belangrijker dan de uitslag
* Fokkers die niet handelen naar het resultaat
* Niet relevante onderzoeken door dierenartsen
* Verbieden is geen basis voor fokkerijbeleid
60.Ontwikkeling Ontwikkeling
Gezondheidscertificaat Gezondheidscertificaat
* Kwaliteit en gezondheid zichtbaar maken
* Acceptatie baseren op gezondheid en gedrag
* Ter ondersteuning van de 25% betere fokkers
Basisprincipes Gezondheidspolis Basisprincipes Gezondheidspolis
* Verzekeringsmaatschappij wil alleen
maar gezonde dieren in de verzekering
* De fokkerij zegt alleen maar gezonde
dieren te fokken
* Gezondheidscertificaat krijgt inhoud
door gezondheid te garanderen met
vergoeding van ziektekosten
61.Noodzakelijke ingrediënten Noodzakelijke ingrediënten
voor start voor start
* Startkapitaal
* Verzekeringsmaatschappij (OWM)
* Helder en rigide acceptatiekader
* Commissie van gezag
* Invloedrijke partners
* Overtuiging van de markt
Succesfactoren Succesfactoren
* Niemand hoeft iets, maar goede fokker wordt
beloond
* Oplossing (erfelijke) gebreken wordt in
principe budgetneutraal gerealiseerd!
* Consument krijgt met certificaat een keuze!
62.Risico's Risico's
* Geen actieve ondersteuning ideële
instanties.
* Boodschap is moeilijk over te brengen in
een apathische (gemaakte) markt
* Gezondheidspolis kan bedreigend zijn
voor bestaande programma's
Bijdrage aan het welzijn van Bijdrage aan het welzijn van
gezelschapsdieren gezelschapsdieren
* Kwaliteit en gezondheid pups en kittens
voor overdracht objectief gemaakt
* Actieve voorlichting & consument heeft
een keuze
* Actief terugdringen (erfelijke) gebreken
(Bijsturing fokkerij op basis van lijders)
63.Gezonde ouderdieren geven Gezonde ouderdieren geven
gezonde nakomelingen! gezonde nakomelingen!
teef reu
Gezonde ouderdieren geven Gezonde ouderdieren geven
gezonde nakomelingen? gezonde nakomelingen?
Lever
shunt
teef
Patella
luxatie
reu
64.De gezondheidspolis gaat De gezondheidspolis gaat
bijsturen op basis van lijders! bijsturen op basis van lijders!
Lever
shunt
teef
Patella
luxatie
reu
De De toekomst toekomst van van het het
Gezondheidscertificaat Gezondheidscertificaat
Gezondheidscie stelt acceptatiecriteria vast
Eigenaar met cert.
Onderlinge
verzekeringsmaatschappij
neemt administratie en
risico over
Afhandeling door Verz.
Dier&Zorg?
Ov. Verzekeraars?
Feed back
medische
data lijders!
Ras
vereniging Asiel Werk
honden Kittens Bedrijsmatig
gefokte
dieren
65.Kies voor een pup of kitten Kies voor een pup of kitten
met gezondheidscertificaat! met gezondheidscertificaat!
Bello
is gegarandeerd
gezond!
Handtekening:
Fokker
Dierenarts
Eigenaar
Datum overdracht
66.Bijlage 7
Verslagen workshops
67.68.Verslag workshop 1 De burger
Workshopleider: dr. Nienke Endenburg
Deelnemerslijst:
*D.B. Baarda Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Utrecht
*J. van der Borg Wageningen UR
*B. Braam Conféderation Ornithologique Mondial
*A. M. Burger Directeur Landbouw, Ministerie LNV
*M. van Dijk Animal Science Group Wageningen UR
*M. Frankenhuis Oud-directeur Artis
*E. C. Ganzevoort Directie Voorlichting, Ministerie LNV
*S. Gaus Martin Gaus Gedragcentrum Nederland
*W. Gertreuder Reptielenzoo Serpo
*E. de Haas Reptielenzoo Serpo
*A. van Hoorn Directie Landbouw, Ministerie LNV
*I. de Jong Stichting A.A.P.
*W. Jansen Platform Verantwoord huisdierenbezit
*Y. Kleekamp Nederlandse vereniging tot Bescherming van Dieren
*J. Kooistra Ministerie van Justitie
*E. Noordhuizen-Stassen Wageningen UR
*L. den Otter Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
*K. Schipper Platform Verantwoord Huisdierbezit
*B. Spruijt Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit van Utrecht
*F. Verstappen Dibevo
*W. Wilhelm Samenwerkende Aquarium en Terrarium Organisaties
*T. Willemse Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit van Utrecht
*J.M.M. de Win Directie Voorlichting, Ministerie LNV
*A. Zwaan Bond tot Bescherming van Honden
69.Kennismaken
Na een voorstelronde wordt begonnen met de discussie.
Presentaties
Prof. dr. Berry Spruijt: Welzijn
Er zijn verschillende percepties van welzijn Spruijt zet kanttekeningen bij de theorie van de vijf
vrijheden. Ongelimiteerd eten, rust, vrij bewegen en vrijheid van pijn of ongemak betekent niet
een optimaal gelukkig dier. Als een dier over alles kan beschikken wat hij wenst, wordt hij
apathisch. Er moeten keuzes zijn. Er moet een zekere mate van inspanning zijn voor het verkrijgen
van bijvoorbeeld water en voer. Niet alleen water en voer zijn belangrijk, maar ook de uitvoering
van essentieel gedrag is een behoefte op zich, bijvoorbeeld het exploreren voor de ijsbeer.
Wanneer er een balans is tussen stress en plezier dan is er sprake van welzijn.
De heer dr. D. B. Baarda: Theory of planned behaviour
De heer Baarda heeft uitgelegd welke factoren van invloed zijn op de gedragsintentie en het
uiteindelijke gedrag. Zie onderstaand schema, gebaseerd op Fishbein & Ajzen
Attitude
Subjectieve
norm Gedrags-
intentie Gedrag
Waargenomen
gedragscontrole
Ideeën over consequenties
gedrag
Belang dat aan consequenties
wordt gehecht
Gedachte over hoe anderen er
over denken
Neiging om aan anderen aan te
passen
Wat is het probleem?
Acht men zich in staat het
gedrag uit te voeren
De volgende problemen zijn door de deelnemers aangedragen:
Gebrek aan kennis
Veel dierenbezitters weten te weinig over de behoeften van hun dier. Daarnaast zijn er veel
consumenten die niet (willen) zien dat ze iets fout doen. Vooral deze groep heeft een speciale
aanpak nodig omdat zij zich snel aangevallen en / of in hun autonomie aangetast voelen.
Kennis niet op de goede plek
Kennis komt vaak niet terecht bij de mensen die het nodig hebben. Bovendien is het in veel
gevallen ook moeilijk te vinden.
Wat is de juiste kennis
De markt van kennisaanbieders is niet transparant. Het is voor de consument moeilijk om de
deskundigheid van de kennisaanbieder in te schatten.
70.De emoties en attitude van dierbezitters
Gebrek aan kennis is niet de belangrijkste oorzaak van aantasting van welzijn bij dieren. Voorts
kunnen er diverse oneigenlijke motieven tot aanschaf meespelen: status, mode, impuls,
competitie, emotie. Zulke motieven leiden meestal tot teleurstellingen, verkeerde verwachtingen
en vervolgens tot problemen.
Het optreden van welzijnsproblemen bij dieren wordt vaak pas door de houder gesignaleerd als
het voor hem of haarzelf een probleem gaat vormen door bijvoorbeeld hinderlijk gedrag. Veelal
zal uitsluitend op dit gedrag worden gefocused, zonder het onderliggende probleem te
onderkennen en op te lossen.
Het ontbreken van drempels bij aanschaf
Het aanschaffen van een dier is volgens de deelnemers veel te gemakkelijk. Vooral met de
toenemende handel op het internet zijn drempels nog lager geworden. Het gevolg is dat malafide
handelaren hun dieren gemakkelijk aan de man/vrouw kunnen brengen zonder dat de
erbarmelijke omstandigheden zichtbaar worden waarin de dieren zijn gevangen, gefokt en
gehuisvest. Veel van deze dieren hebben gezondheids- en welzijnsproblemen, hetgeen ook voor
de nieuwe houder problemen oplevert. Ook dierenspeciaalzaken maken zich schuldig aan het te
gemakkelijk verkopen van dieren. Een deelneemster licht toe: `Ik ben een keer een speciaalzaak
ingelopen en heb gevraagd of ik een krokodil kon kopen, ik kon het dier zo meekrijgen, zonder
papieren.`
Hoe lossen we de problemen op?
De deelnemers stellen de onderstaande oplossingen voor:
Informatie bij aankoop (bijsluiter)
Bij aankoop krijgt de consument een pakket / folder mee, waarin staat hoe met het dier moet
worden omgegaan.
Aankoopbarrieres (diploma's)
Burgers en handelaren in dieren moeten eerst een diploma halen voordat een dier mag worden
aangeschaft/verkocht. Zorgpunt hierbij is de haalbaarheid: 'we hebben ook geen diploma´s voor
ouderschap'.
Begin op tijd
Begin vroegtijdig met goede voorlichting en bijbrengen van respect voor dieren. Probeer
toekomstige dierbezitters te bereiken op het basis- en voortgezet onderwijs, hiermee verhoog je
het bewustzijn van verantwoordelijkheid voor dieren en kennisniveau. Het voorkomt echter niet
dat mensen om emotionele redenen een dier aanschaffen.
Kennis bundelen en automatiseren
Zorg voor één algemene website die doorverwijst naar sites waar specifieke kennis te vinden is.
Publiekscampagnes
Met name de welzijnsproblemen die ontstaan als gevolg van attitude en gedrag van de houders
vragen om campagnematige communicatie. Maak het slecht behandelen van dieren sociaal
71.onaanvaardbaar. Gebruik bijvoorbeeld ook populaire tv programma's (soap) om gewenst gedrag
te stimuleren.
Goede doorverwijzing bij eerste probleemsignalering
Bereik dierenbezitters voordat een probleem te groot wordt. Dierenartsen en dierenspeciaalzaken
zijn hiervoor de aangewezen intermediairs. Een beperkt aantal overkoepelende organisaties dient
bereikbaar te zijn voor specifieke informatie en doorverwijsadressen.
Positieve prikkels goed gedrag
Beloon dierenbezitters wanneer zij handelen in het belang van het welzijn van hun dier. Verlaag
bijvoorbeeld de hondenbelasting voor mensen die een cursus goed gedrag gevolgd hebben.
Perceptie van de problemen
De perceptie van de problemen en van de oorzaken ervan loopt uiteen. De Dierenbescherming
heeft een beeld van mishandeling en verwaarlozing, maar alleen voor zover dat zichtbaar is en
gemeld. Over de oorzaken van aantasting van welzijn bij gezelschapsdieren (voor zover geen
mishandeling) is eveneens weinig concreets bekend: hoeveel en welke problemen zijn er als
gevolg van impulsaankoop en welke rol speelt status? Het is wenselijk om naar deze zaken verder
onderzoek te doen.
Toezeggingen
*Dibevo: "Voor de bijsluiter kunnen wij wat betekenen."
*Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde: "wij gaan kijken naar het stimuleren van de
verantwoorde keuze voor de aanschaf van een dier met behulp van tv-programma's.
Daarnaast gaan we kijken naar het instellen van de week van het huisdier."
72.Verslag workshop 2 De Fokker en de Verkoper
Workshopleider: Roeland Wessels
Deelnemerslijst:
*H. Boom-Lorenzo Stichting Dierbaar
*P. Broers FIDIN
*Y. Brook Internationaal Dierenfonds
*G. Dorrestein Faculteit Diergeneeskunde UU, Hoofdafdeling Pathobiologie
*A. Ebben NPO
*M. Esman Nederlandse Voedingsindustrie voor Gezelschapsdieren
*J. Folmer PTC+
*H. Hazewinkel Faculteit Diergeneeskunde UU
*Hoogerwaard Platform Verantwoord Huisdierenbezit
*C. Hummelen- Algemene Inspectie Dienst
Wassenaar
*J. Th de Jongh Dibevo
*T. Klumpers Ministerie van LNV
*W. Mennings Vereniging Beroepsmatige Kennelhouders
*D. Postma Wageningen UR
*P. Prins Platform Verantwoord Huisdierenbezit
*F. Schaag Raad van Beheer (op kynologisch gebied)
*N. van Schelven Ministerie van LNV
*M. Schilder Faculteit Diergeneeskunde UU
*Schoorlemmer Stichting Zwols Dierenasiel
*P. Stijnen Conféderation Ornithologique Mondial
*L. Stronk Dierenasiel Tuitjenhorn
*E. Virginia Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
*C. Wagemakers Dierenopvang 't Noordbroek
*J. Williams Nederlandse Voedingsindustrie voor Gezelschapsdieren
*J. de Wit Bond tot Bescherming van Honden
Introductie
De gespreksleider legt uit dat het de bedoeling is om in deze workshop tot een breed gedragen
advies te komen aan de Minister van LNV. Het advies behelst de problemen in de preconsumenten
fase, de fase van fokkerij en verkoop. Daarnaast dienen oplossingsrichtingen te worden
aangegeven en verantwoordelijkheden te worden afgebakend.
De deelnemers worden in twee subgroepen verdeeld. Eén groep zal discussiëren over de
verkoopfase en de andere over de fokkerij.
73.Perceptie van de belangrijkste welzijnsproblematiek in de fokkerij:
*PTC+: opvoeding van honden is het grootste probleem
*FDUU: erfelijke afwijkingen
*Vereniging Beroepsmatige Kennelhouders: het (onterechte) negatieve imago van de
beroepsmatige fokkers en beperkte kennisniveau
*Wageningen UR: onvoldoende socialisatie van honden
*Dierenasielen: al het bovenstaande
*Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren: al het bovenstaande en de huisvesting
en verzorging van fokdieren
*Platform Verantwoord Huisdierenbezit: (verkeerde) mentaliteit en cultuur in fokkerij
*Algemeen genoemd werden: Vakkennis en voorlichting consument, beperkte kennis van
bijzondere dieren (exoten) en onverantwoorde fokkerijmethoden
Een aanzienlijk deel van de honden en katten hebben erfelijke afwijkingen bij zich. Bij exoten is dit
minder, hier is de levenskwaliteit in het geding, zoals een onvoldoende huisvesting- en
voedselvoorziening.
Naast erfelijke gebreken vormen gedragstoornissen bij honden en katten een relevant probleem.
Hierbij moet vooral gedacht worden aan angstgedrag en de daaruit voortvloeiende gedragingen.
Zijn de erfelijke gebreken een gebrek aan kennis bij de fokker of is het een kwestie van
willens en wetens fokken?
Volgens het FDUU, bij monde van Hazewinkel, is gebrek aan kennis niet het geval, iedereen wordt
geacht over voldoende informatie te kunnen beschikken. Deze wordt uitgebreid gecommuniceerd.
De oplossing ligt vooral in het vastleggen van erfelijke data, die zowel voorouder- als
nakomelingenonderzoek moeten stimuleren. Op grond van dit soort databanken dienen gerichte
fokadviezen te worden verstrekt, met inachtneming van terugkoppeling van gegevens.
De diverse vertegenwoordigers van asielen die aanwezig waren bij de workshop maken kenbaar
dat zij altijd aan de rasvereniging doorgeven indien een rashond met stamboom en
gezondheidsproblemen bij het asiel binnengebracht wordt, maar dat hier schijnbaar nooit iets
mee gedaan wordt.
Is er misschien een gebrek aan kennis bij de rasvereniging?
Er is in ieder geval een gebrek aan registratie en terugkoppeling. Daarnaast is niet elke fokker
aangesloten bij een rasvereniging, dus zou er teruggekoppeld moeten worden naar de fokker.
Sommige asielen doen dit, maar ook hier krijgen ze geen respons.
De Vereniging tot Bescherming van Dieren ziet erfelijke gebreken niet als het belangrijkste
aandachtspunt. Vooral tekortschietende verzorging en/of huisvesting verdienen de aandacht.
74.Perceptie van de belangrijkste welzijnsproblematiek in de handel:
*Het is in principe voor iedereen toegestaan te handelen in welke diersoort dan ook
*Er worden geen vakbekwaamheidseisen gesteld
*De consument wordt niet voldoende geïnformeerd over de wijze van houden en de
geschiktheid van bepaalde dieren als huisdier
*Een deel van de handel in bepaalde exotische dieren speelt zich buiten de circuits van
dierenspeciaalzaken en dergelijke af
*Illegale CITES dieren worden onder slechte omstandigheden gehouden
Samenvattend komt de workshop tot de volgende belangrijke problematiek:
*Erfelijke problemen
*Voorlichting en kennisoverdracht
*Mentaliteit
*Toetsing alleen op exterieur, en niet op grond van gezondheid
*Het ontbreken van standaarden voor gedragsproblematiek
*Huisvesting en verzorging
*Je mag zomaar alles kopen
*Niet transparante markt
*Consument is (kan) niet kritisch genoeg (zijn)
Oplossingen die door de aanwezigen aangedragen worden:
*Erfelijkheid: open registratie
*Basiseisen voor handel
*Voorlichting
*Beloning
*Certificering
*Transparante regelgeving
*Rasstandaarden
*Onderwijs/educatie, bewustwording
Rob van Gestel (Hoofddocent Universiteit van Tilburg) geeft aansluitend een presentatie over
certificering. Certificering wordt door velen gezien als een wondermiddel, hier moet voor
uitgekeken worden. Voordat men er voor kiest een certificeringsysteem in te voeren is het
belangrijk eerst te bepalen wat het doel ervan is. Zo kan certificering als keurmerk gebruikt
worden door een branche, dit is eenmalig. Daarnaast kan het een erkenning zijn met een
deskundige controle. Certificering moet een aanvullend middel zijn op overheidstoezicht geen
vervanging. Met certificering kun je malafide zaken niet uitfilteren.
Er zijn verschillende beleidstoepassingen voor certificeren:
*Marktordening; onderscheiden op de markt
75.*Toezichtondersteuning; vrijwillig
*Erkenning; verplichte certificering met deskundige controle
Uitspraken van de verschillende partijen over certificering:
*Dibevo is voor certificering.
*De Dierenbescherming vindt zelfs een wettelijke basis hierin het uitgangspunt.
*De overheid, bij monde van Klumpers en Bergkamp, zien dat anders. De wetgever kan, indien
dat nodig is, de branche ondersteunen in haar certificeringsinitiatieven, maar wetgeving dient
niet de basis van certificering te zijn.
*FDUU is over certificering minder enthousiast. Zij zien een centraal meldpunt voor erfelijke
gebreken als oplossingsrichting.
*Cees Wensing van de RDA tekent daarbij aan dat I&R hiervoor een basiseis zal zijn.
Concluderend besluit de workshop de volgende oplossingsrichtingen te ondersteunen:
*Certificering (zonodig met wettelijke basis)
*Registratie
*Voorlichting (communicatie en kennis)
76.Verslag Workshop 3 Identificatie & Registratie
Workshopleider: Pim Kapitein
Deelnemers:
*J. W. Beeftink Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren
*G. van de Boer I&R Bureau LNV
*P. Bonnier Ministerie LNV
*M.T.J. van de Brink Inspectiedienst Gezelschapsdieren
*H. van Dongen Ministerie LNV
*N. Fennema Stichting Felissana
*P. de Greeve Sophia Vereeniging tot Bescherming van Dieren
*E.J. Gubbels Dibevo
*W. van Haeringen Stichting Felissana
*H. van Herpen Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
*B. Knol I&R Bureau LNV
*W.A. Koster Petlook
*E. Lauret Nederlandse vereniging tot bescherming van dieren
*J. J. van Leeuwen Platform Verantwoord Huisdierenbezit
*M.C. Lentjes Stichting Brein
*H. Lommers Raad voor Dierenaangelegenheden/persoonlijke titel
*J. Maaskant Ministerie LNV
*H. J. Penning Ministerie LNV
*Ph. H. Ruppert FIDIN
*H. Schep Politieacademie
*F.J. van Sluijs FD UU - Universiteitskliniek voor gezelschapsdieren
*M.P.R. Stufkens ACTAL
*J.A. Urlings Algemene Inspectiedienst
*A. Vergossen - Otten Ministerie LNV
*L. J. Vester Bruikbare Rechtsorde, Ministerie van Justitie
*I. Voorham www.dierenasiels.com
*I.R. de Wolf Raad voor Dierenaangelegenheden
*H. Zwartepoorte Platform Verantwoord Huisdierenbezit
1. Welkom en toelichting doel workshop door Pim Kapitein
Het doel van de workshop is het identificeren van probleemgebieden, het prioriteren van de
probleemgebieden en het bedenken van oplossingsrichtingen met betrekking tot I&R. Bij het
bedenken van oplossingsrichtingen is het van belang te identificeren welke
verantwoordelijkheden de verschillende partijen (kunnen) nemen.
77.De vraagstelling van de workshop is op welke wijze een al dan niet verplicht I&R systeem kan
bijdragen aan welzijn van gezelschapsdieren. De focus wordt hierbij gelegd op honden en katten.
Voor het verloop van de discussie is het belangrijk om I&R als instrument te zien en niet als doel
op zich.
Bij de centrale vraagstelling worden vier deelvragen onderscheiden:
*Hoe kan I&R bijdragen aan welzijn van gezelschapsdieren?
*Hoe kan I&R worden opgezet (wie en wat is er voor nodig)?
*Draagt een verplicht I&R systeem bij aan welzijn van gezelschapsdieren?
*Wat is de rol van de overheid hierin?
2. Kennismaking
Op verzoek van Pim Kapitein stellen alle deelnemers zich kort voor en noemen daarbij de
organisatie waarvoor ze werken. Daarnaast wordt aan de deelnemers gevraagd aan te geven of ze
overwegend voor of overwegend tegen een VERPLICHT I&R systeem zijn. Dit om de discussie op
gang te brengen.
Naar aanleiding van het voorstelrondje waarin de deelnemers hun mening hebben gegeven over
een verplicht I&R systeem vraagt Paul de Greeve of de workshop wel zin heeft als uit het
voorstelrondje blijkt dat er veel LNV-ers aanwezig zijn, die tegen een verplicht I&R systeem zijn.
Volgens Henk Lommers heeft de workshop wel degelijk zin omdat het de mogelijkheid biedt om je
mening te geven en hij hoopt dat LNV de naar voren gebrachte meningen meeneemt in haar
besluiten omtrent beleid voor gezelschapsdieren. Paul de Greeve zegt dat hij dit ook noemt om de
discussie op gang te brengen, maar dat dit al wel de zoveelste workshop is waarin LNV eerst naar
voren komt alsof ze nog verdeeld zijn over een verplicht I&R systeem, maar uiteindelijk toch
unaniem tegen is. Hij zegt dat LNV zich ook niet (wil) la(a)t(en) overtuigen door andere
argumenten. Ook de heer Van Leeuwen vindt dat LNV oververtegenwoordigd is in de workshop,
wat zijn wantrouwen voedt dat I&R een erg moeilijk punt is. De workshopvoorzitter toont begrip
voor de punten van de heren De Greeve en Van Leeuwen en verzoekt hen nogmaals de discussie
met LNV aan te gaan tijdens deze workshop, zodat LNV hun argumenten mee kan nemen bij het
maken van beleid voor gezelschapsdieren.
3. Presentaties
Presentatie Freek van der Sluijs
Drie belangrijke welzijnsproblemen bij gezelschapsdieren (hier vooral honden en katten omdat de
workshop zich daar op focust) zijn:
*Gedragsafwijkingen
*Erfelijke afwijkingen; deze hangen vaak samen met de rasstandaard. Men moet ophouden
zulke honden te fokken
*Malafide fok en handel; de omvang is onbekend, de problematiek kan zich uitbreiden door
deregulatie en de uitbreiding van de EU.
78.Volgens Freek van Sluijs worden de meest vaak voorkomende welzijnsproblemen (gedrags- en
erfelijke afwijkingen) veroorzaakt door ´normale´ aspecten (bijvoorbeeld voldoen aan
rasstandaarden). I&R speelt bij de aanpak daarvan geen rol van betekenis
*I&R kan wel van belang zijn bij het tegengaan van de malafide fok en handel en het
terugvinden van dieren
Presentatie Bulle Koster
dier
eigenaar
chip
databank
Verplichte I&R d.m.v. chip en registratie in databank is ideaal als het gaat om lost&found, vakantie
en dode dieren die gevonden worden.
Het probleem is dat de terugkoppeling eigenaar-databank niet goed verloopt wanneer het dier
van eigenaar verandert en de eigenaar nalaat veranderingen door te geven (omdat hij het belang
van I&R niet/onvoldoende onderschrijft of omdat hij er simpelweg niet aan denkt). Dit geeft 30%
aan vervuiling in de databanken.
Petlook heeft laten zien dat een niet verplicht I&R-systeem dat interactief is opgezet en waarbij de
eigenaar van het dier zelf verantwoordelijk is voor het beheer/ het up to date houden van de
gegevens van het dier (en periodiek per e-mail een nieuwsbrief ontvangt als een soort reminder),
werkt. Er is vrijwel geen vervuiling (4% na 5 jaar). Verplicht stellen van I&R helpt bovendien niet bij
het terugbrengen van het aantal zwerfhonden en zwerfkatten. Het is de verantwoordelijkheid van
de eigenaar zelf.
4. Werkgroepen
De deelnemers gaan vervolgens uiteen in drie werkgroepen o.l.v. Bulle Koster, Pim Kapitein en
Freek van der Sluijs. Elke werkgroep buigt zich over de vier deelvragen (zie onder 1). Na de
discussie presenteren de werkgroepen kort hun bevindingen.
Samenvatting werkgroep o.l.v. Freek van der Sluijs
Rol I&R bij welzijn van gezelschapsdieren:
*Terugdringen van erfelijke ziekten en gedragsafwijkingen
*Malafide fok en handel
*Zwerfdieren/vermiste dieren bij rampen/mishandeling/verwaarlozing
Conclusie: I&R als instrument is niet voldoende. Er is ook behoefte aan diagnostiek, onderzoek en
voorlichting/communicatie. Daarnaast verdient de opsporings- en handhavingsproblematiek
aandacht.
Samenvatting werkgroep o.l.v. Bulle Koster
I&R levert een positieve bijdrage aan dierenwelzijn wat betreft lost & found (zwerfdieren,
weggelopen dieren die gevonden worden etc.).
79.De werkgroep is er niet uitgekomen of I&R verplicht moet worden. Verplichte I&R is/wordt niet
sluitend zonder allerlei randvoorwaarden. Het sluitend krijgen van verplichte I&R kost veel geld.
Bovendien lost een sluitende I&R niet alle welzijnsproblemen op. Vrijwillige I&R gaat echter
langzamer.
Samenvatting werkgroep o.l.v. Pim Kapitein (presentatie door Paul de Greeve)
Belang van I&R:
*Fok
*Ziekte
*Zwerfdieren/vermiste dieren bij rampen/mishandeling/verwaarlozing
Als voorbeeld van verplichte I&R wordt I&R bij runderen genoemd. Hier is echter sprake van een
bedrijfsbelang. Bij de I&R van runderen zijn 30 AID-ers betrokken, e.e.a. 3,8 miljoen kost en
momenteel zijn daar 5000 runderen zoek (dus grote inspanning + belangen nodig om e.e.a.
redelijk dekkend te krijgen).
Na de presentaties van de drie werkgroepen komt de workshopvoorzitter tot de conclusie dat de
discussie over I&R nog niet afgelopen is. I&R als sluitstuk en als hulpmiddel voor het verbeteren
van het welzijn van gezelschapsdieren kan rekenen op een breed draagvlak. Het stimuleren van
deelname aan een vrijwillige I&R wordt toegejuicht. Geconstateerd wordt wel dat de mens de
zwakke schakel is. De inzet van andere hulpmiddelen is noodzakelijk. Een voorbeeld van een
ander hulpmiddel is communicatie. Er zou gecommuniceerd kunnen worden dat het 'not done'
(vorm van maatschappelijke correctie) is om bijvoorbeeld honden te kopen van een bepaald ras
omdat die veel gezondheids- en welzijnsproblemen hebben (onwetendheid van de houder).
Communicatie heeft echter pas zin als andere partijen hiervoor open staan. Ook onderzoek,
bijvoorbeeld naar de wijze waarop de zwakke schakel mens beïnvloed kan worden, is een
hulpmiddel dat op dit terrein zou moeten worden ingezet.
De meningen binnen de werkgroep lopen uiteen als het gaat over de vraag of een verplichte I&R
wezenlijk bijdraagt aan een verbetering van het welzijn van gezelschapsdieren.
Vervolgens wordt door Ed Gubbels (Dibevo), in zijn hoedanigheid als lid van de werkgroep I&R de
volgende toezegging gedaan: "Als de oplossing van welzijnsproblemen te vinden is bij verplichte
I&R en de overheid hiervoor een wettelijk kader schept, dan is de sector bereid om hierin bij het
opzetten, implementeren, uitvoeren en onderhouden een belangrijke rol te vervullen."
Op deze manier is er bij een algemeen verplichte I&R voor gezelschapsdieren volgens Ed Gubbels
geen groot ambtelijk apparaat nodig: de sector vangt dit op.
Hans van Dongen (LNV) kan hierop nog geen toezegging doen. Voor zover dit tijdens de
conferentie kan, wil hij dit aan de minister overlaten. Persoonlijk vindt hij dat I&R nuttig kan zijn,
maar dat het geen wondermiddel is. Hij blijft vraagtekens houden bij het sluitend kunnen krijgen
van verplichte I&R.
80.5. Samenvatting workshop (presentatie in plenaire sessie)
Welzijnsproblemen:
*Gedragsafwijkingen
*Erfelijke afwijkingen
*Malafide handel en fok
*Lost & found
Probleem:
*Mens is zwakke schakel
*Weinig maatschappelijke correctie
Oplossingsrichtingen:
*Communicatie
*Onderzoek
*Identificatie en Registratie
81.Verslag Workshop 4 Handhaving
Workshopleider: Prof. P. van Reenen
Deelnemerslijst:
*B. Beerda Animal Science Group Wageningen
*R.F. Bergsma Stichting Dierbaar
*M. Bertsch Internationaal Dierenfonds
*G. van de Boer I&R Bureau LNV
*S. Bogaerts Samenwerken Aquarium en Terrarium Organisaties
*R. Buddenberg Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
*Dhr. Coenen Openbaar Ministerie
*G.A. van Eck Algemene Inspectie Dienst
*L.J. van Egeraat Sophia Vereeniging tot Bescherming van Dieren
*J. Elsinghorst Ministerie van LNV
*N. Evertsen Faculteit Diergeneeskunde UU
*D. van gennep Stichting A.A.P.
*E.W. Gros Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
*J. van Herten Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
*J.L.D. Heukers Ministerie van LNV
*B. Hiddinga Nederlandse Vereniging Dierentuinen
*K. van de Hoek Nederlandse Federatie Kleindierenteelt
*R. Mook Vereniging Beroepsmatige Kennelhouders
*A. Ploeg Dibevo
*L.J.E. Rutgers Faculteit Diergeneeskunde UU
*D. Schrijvers van Zenden Ministerie van LNV
*H.B, van Strien Inspectiedienst Gezelschapsdieren
*P. Visser Algemene Inspectiedienst
*R.J.A.M. Wessels PTC+
*E.L.H. de Wilde Ministerie van Buitenlandse Zaken
*H. Wouwenaar Nederlandse Postduivenhouders Organisatie
*C.M. van Zandvliet Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
Welkom en uitleg P. van Reenen over het verloop van de workshop. Mevr. E.C. Bordes zal een
inleidend woordje houden.
Reden van de workshop: advies geven aan het Ministerie van LNV over de handhaving-problematiek
bij de bescherming van gezelschapsdieren.
Mevr. Bordes geeft aan dat uit haar onderzoek naar dierenwelzijn is gebleken dat e vier
problemen duidelijk naar voren komen:
82.1. Het private karakter. Dierenleed vindt vooral binnenshuis plaats, waardoor er geen zicht op is.
2. Geen aangifte. Doe je als buurman/vriend/kennis aangifte als je van dierenmishandeling op de
hoogte bent, want dit kan je relatie met je buurman/vriend/kennis verstoren. Daarbij weten
burgers vaak niet dat ze aangifte hiervan kunnen doen.
3. Ambtenaar neemt vaak de aangifte niet eens op.
4. De rechter heeft geen expertise op het gebied van dierenwelzijn, omdat er weinig
jurisprudentie voorhanden is en het begrip welzijn voor meerdere interpretaties vatbaar is.
5. De houding van mensen. Ze zijn alleen geïnteresseerd als er menselijke belangen bij betrokken
zijn.
P. van Reenen neemt nu weer het woord en aan de hand van de bevindingen van mevr. Bordes
vult de groep de lijst met problemen omtrent handhaving aan met hun eigen ervaringen en
ideeën:
6. Begripsmatige onduidelijkheid, op het gebied van handhaving van dierenwelzijn in de
regelgeving.
7. Geen vertrouwen in de controle diensten.
8. Lage prioriteit OM.
9. Te weinig jurisprudentie voorhanden.
10. Tekort aan beschikbare opsporingscapaciteit.
11. Te weinig kwaliteitseisen en certificering regelgeving voor het bedrijfsleven dat zich
bezighoudt met de levende haven.
12. Geen Europese regelgeving.
P. van Reenen geeft iedereen van de groep vier stickers. Deze kunnen bij vier van de twaalf punten
geplakt worden. De uitkomst is als volgt:
1. 9 stickers 7. 0 stickers
2. 1 sticker 8. 5 stickers
3. 8 stickers 9. 6 stickers
4. 3 stickers 10. 20 stickers
5. 7 stickers 11. 12 stickers
6. 22 stickers 12. 15 stickers
Concluderend waren problemen 6, 10, 11 en 12 de grootste handhavingobstakels voor
dierenwelzijn. Al discussierend is er geprobeerd tot een oplossing te komen voor deze vier
problemen.
Probleem 6: Begripsmatige onduidelijkheid
De handhavers op straat, de AID, het OM, de rechterlijke macht en andere handhavers moeten
eerst gaan inventariseren waar de onduidelijkheden in de begrippen precies liggen en vervolgens
proberen te komen tot een verduidelijking daarvan. Zodoende kan er een eenduidiger
83.begrippenkader gecreëerd worden. Dit kan vervolgens als advies uitgebracht worden aan de
overheid. De sector geeft aan hieraan mee te willen werken.
Probleem 10: Beschikbare opsporingscapaciteit:
Het Ministerie van LNV geeft aan dat een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om ieders rol en
verantwoordelijkheid te inventariseren en de uitkomsten dan samen te rijgen om zo tot een
georganiseerde oplossing te komen. Ook een analyse van de tekorten, knelpunten en problemen
van iedere partij moet in kaart gebracht worden.
Iedereen heeft verantwoordelijkheid op een ander niveau bij dit probleem, er is handhaving in
brede zin (het begrip dierenwelzijn zelf, de regelgeving en de communicatie ervan) en in enge zin
(de opsporing en bestraffing ervan).
Zodoende kan er een integrale handhavingstrategie gecreëerd worden. Alle partijen geven aan
hieraan mee te willen werken. Het Ministerie van LNV geeft aan met deze uitkomsten aan de slag
te willen gaan.
Bij probleem 11: Kwaliteit van bedrijfsleven dat zich bezighoudt met de levende haven.
Het NPO geeft aan dat een goed georganiseerde registratie en certificatie van verkopers het
opsporingsapparaat ontlast. Het Ministerie van LNV geeft aan dat er ook een sanctienorm moet
komen als men niet gecertificeerd is. Er moet dus certificering komen waarbij de overheid
ondersteunt.
Bij probleem 12: Europese regelgeving:
Dibevo geeft aan dat een Europese wettelijke basis gewenst is. Er ligt een grote verantwoorde-lijkheid
bij de overheid om dit ook op de Europese politieke agenda te zetten. Dierenwelzijn en de
juridische vertaling daarvan moet op de Europese politieke agenda komen van de minister.
Conclusie:
Probleem ~ Oplossing
1. Begripsmatige onduidelijkheid ~ advies aan overheid vanuit de handhavers.
2. Beschikbare opsporingscapaciteit ~ systematische analyse van wie wat doet en strategie om
problematiek en tekorten op te kunnen lossen.
3. Europese regelgeving ~ Dierenwelzijn en juridische vertaling moet op de Europese politieke
agenda komen van de minister.
4. Kwaliteit bedrijfsleven levende haven ~ certificering waarbij de overheid steunt.
84.Bijlage 8
Conclusies en aanbevelingen uit de workshops
85.86.Conclusies en aanbevelingen uit de workshops
Workshop 1 De burger
Wat is het probleem?
*Gebrek aan kennis
*Kennis niet op goede plek
*Wat is de juiste kennis
*Attitude houders
*Geen drempels bij aanschaf
Workshop 1 De burger
Hoe lossen we het probleem op?
* Informatie bij aankoop (bijsluiter)
* Aankoopbarrieres (diploma's)
* Kennis bundelen en autoriseren
* Slimme gewenst-gedrag campagnes
* Goede doorverwijzing bij eerste
probleemsignalering
* Positieve prikkels goed gedrag
87.Workshop 2
De fokker en de verkoper
* Erfelijke gebreken
* Geen vakbekwaamheidtoetsing
* Niet transparante markt- Consument niet kritisch
* Gebrek aan vakkennis en kennisoverdracht
* Gebrek aan juiste standaarden
*Mentaliteit
*Huisvesting
* Certificering en onderzoek wettelijke basis
* Databanken aanleggen waarin informatie up-and
downstream wordt gebruikt
* Communicatie en educatie
* Sector breed betrekken
Workshop 2
De fokker en de verkoper
88.Workshop 3
Identificatie en Registratie
Welzijnsproblemen:
*Gedragsafwijkingen
*Erfelijke afwijkingen
*Malafide handel en fok
* Lost & found
Probleem:
mens is zwakke schakel
weinig maatschappelijke correctie
Workshop 3
Identificatie en Registratie
Oplossingsrichtingen:
* Communicatie
* Onderzoek
* Identificatie en Registratie
89.Workshop 4 Handhaving
* begripsmatige verwarring dierenwelzijn
* beschikbare opsporingscapaciteit
* ontbreken Europese regelgeving
* kwaliteit betrokken bedrijfsleven
Workshop 4 Handhaving
* Advies aan overheid vanuit handhavers
* Systematische probleemanalyse en advisering
* Dierenwelzijn op Europese agenda
* Certificering
90.Bijlage 9
Afsluitende presentatie door de Minister van LNV,
Dr. C. P. Veerman
91.92.Speech Minister LNV, dr. Cees Veerman
Dieren doen ertoe. Ze liggen ons na aan het hart. En ze interesseren ons zeer. Dat is vandaag wel
gebleken. Uit de hoge opkomst, uit de betrokkenheid bij de discussies en uit de behoefte om er
samen uit te komen. Er is vandaag hard gewerkt. U hebt écht met elkaar gepraat. En er is goed
naar elkaar geluisterd. Dat is een belangrijke stap voorwaarts. Daardoor zijn alle betrokken
partijen dichter bij elkaar gekomen.
Het is belangrijk dat alle betrokken partijen in grote lijnen hetzelfde beeld hebben van de
problemen. Als we de probleemanalyse delen, kunnen we ook sámen beter naar oplossingen
zoeken. Het is mijn stellige overtuiging dat goede zorg voor gezelschapsdieren niet afdwingbaar is
met wetten en regels. Met goede afspraken en onderling vertrouwen komen we veel verder.
En als vervolgens blijkt dat we die afspraken het beste kunnen borgen met regelgeving, dan ga ik
dat niet uit de weg. Maar regelgeving moet een sluitstuk zijn, geen startpunt.
Dus ik vind dat we niet te snel naar het wetgevingsinstrument moeten grijpen. Maar ik zeg niet:
zoek het zelf maar uit. Want dan had ik deze conferentie natuurlijk nooit georganiseerd.
Ik wil juist helpen en meewerken. Door mensen om tafel te brengen, door de maatschappelijke
dialoog te organiseren, door ruimte te geven aan initiatief van onderop, door belemmeringen
weg te nemen. In dit verband kunnen we ook verder nadenken over het Platform waar professor
van Woerkum over sprak. Dat zijn allemaal wegen waarlangs de overheid het maatschappelijk
vertrouwen kan organiseren.
Deze overheidstaak om de maatschappelijke samenhang te bevorderen en dialoog op gang te
brengen, komt nadrukkelijk niet in plaats van de regelgevende en handhavende taak van de
overheid. Deze taken staan naast elkaar. De vraag is dan ook niet óf de overheid moet regelen en
handhaven. De vraag is of de regels die de overheid maakt, wel 'landen' in de samenleving.
Is er voldoende orde, cohesie, sociale structuur in de samenleving aanwezig, zodat het nieuwe
beleid kan worden ingebed in een samenhangend geheel? En is er voldoende onderling
vertrouwen tussen burgers en andere maatschappelijke actoren, zodat zelfregulering kan bestaan,
of op gang kan komen? Als ik dit nu toespits op het welzijn van gezelschapsdieren, dan is de
vraag: is er voldoende gedeelde moraal en is er een gedeelde probleemperceptie?
De overheid moet zich inzetten om daarachter te komen, én om de dialoog te bevorderen.
Op die manier kan de overheid een bindende factor zijn. Als er dan een zekere mate van
overeenstemming is over de problemen, ontstaat er ruimte voor de vraag naar oplossingen.
Vandaag gaat het om het welzijn van gezelschapsdieren. Daarvoor wil ik een beroep doen op de
mentaliteit en de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Het is tenslotte niet de
overheid, maar de burger die dieren houdt. En het is de handel die zorgvuldig, correct en met
respect voor het dier te werk dient te gaan. Gezelschapsdieren zijn afhankelijk van onze zorg.
De burger, de handelaar, de fokker, de dierenarts, zij mogen niet versagen. Op het moment dat je
een dier in je levenskring toelaat, heb je er een zorgplicht voor.
Er is vandaag gesproken over de eigen verantwoordelijkheid van de burgers, met name degenen
die dieren houden. Ik stipte die kwestie zojuist al aan: dierenbezitters hebben een zorgplicht.
Veel mensen wíllen hun dieren ook echt wel goed behandelen, maar niet iedereen heeft
voldoende kennis en kunde. Uw suggestie voor slimme 'gewenst-gedrag-campagnes' spreekt mij
aan. Dit kennishiaat kan worden opgevuld via gebundelde voorlichting door de betrokken
organisaties. Eventuele initiatieven daartoe, wil ik graag steunen. 'De week van het huisdier' biedt
daarvoor goede mogelijkheden. LNV doet daaraan graag mee.
Ook de handel kwam vandaag uitgebreid aan bod. Diverse methoden om te zorgen dat
handelaren en fokkers meer rekening houden met welzijn, passeerden de revue. Vooral
verschillende manieren van certificering zijn besproken. Nu is het zaak te onderzoeken welke vorm
het meest effectief is en hoe het in de praktijk kan worden gebracht. LNV zal hierbij zeker
betrokken willen blijven. Bovendien sluit ik niet uit dat er uiteindelijk een wettelijk kader nodig zal
blijken. Zoals ik al eerder zei: als wetgeving afspraken kan borgen, loop ik daar niet voor weg. Ook
een registratie voor erfelijkheidsproblemen is besproken. Een suggestie die we samen verder
moeten verkennen.
93.In de workshop over identificatie en registratie (I&R) is gebleken dat er veel voorstanders zijn van
een I&R-systeem voor gezelschapsdieren. De vraag werd opgeworpen of een I&R-systeem verplicht
of vrijwillig moet zijn. Die discussie is niet af. Ook hiervan zou ik willen zeggen: laten we het
probleem eerst duidelijk in kaart brengen en niet direct naar regelgeving grijpen. Als echter blijkt
dat een verplichte I&R de enige mogelijkheid is om welzijnsproblemen op te lossen, wil ik het idee
van de sector voor een sluitende I&R nader onderzoeken. Het is nu nog te vroeg om te bepalen
wie voor welke oplossing aan de lat staat. We moeten eerst kijken wat het doel is van I&R en of
een wettelijke verplichting iets toevoegt. I&R is een instrument waarmee veel verschillende doelen
bereikt kunnen worden, zowel voor gezondheid als voor welzijn van dieren. Ik wil daarom nu wel
toezeggen om de deelname van burgers aan een vrijwillig I&R-systeem te bevorderen met
middelen voor onderzoek en voorlichting.
Verder neemt LNV de handhaving onder de loep. We kijken naar mogelijkheden om verbeteringen
aan te brengen. Dat is nodig om de goeden van de kwaden te onderscheiden in uw sector.
Begripsverduidelijking en specialisatie kan helpen. Ik ben blij met de voornemens om de
problematiek nader te analyseren. De mogelijkheid om tot geconditioneerde certificering te
komen kan helpen. De problematiek op de EU-agenda zetten, is een andere suggestie, ik neem die
graag mee. Op het punt van de capaciteit wil ik bezien of de AID, in samenwerking met de LID,
een gerichte actie kan uitvoeren op dit terrein.
Alles in ogenschouw nemend, denk ik dat we flink zijn opgeschoten vandaag. We zijn dichterbij
elkaar gekomen én dichterbij de oplossing van de problemen. We moeten nu bepalen hoe we het
vandaag ingezette proces een vervolg kunnen geven. Ik wil bijvoorbeeld bekijken in hoeverre
vervolgbijeenkomsten over deelonderwerpen zinvol kunnen zijn. Want de dialoog moet op gang
blijven. LNV blijft zich inzetten voor gezelschapsdieren. Maar we moeten het vooral samen doen.
Vandaag hebben we het dier centraal gesteld. Vorige week, op Dierendag, stond het dier
natuurlijk ook al in de schijnwerpers. Toen schreef Joep Habets, culinair journalist van het NRC
Handelsblad, een aardig artikeltje over het steeds maar uitdijende assortiment van 'culinaire
verwennerijen voor huisdieren'. En hij schreef: 'Dierendag is eigenlijk mensendag'. Dat bedoelde
hij een beetje spottend; mensen zouden zich te veel laten leiden door hun eigen voorkeuren, in
plaats van te kijken wat het dier werkelijk lekker vindt om te eten. Maar vandaag hebben we
gekeken naar de werkelijke belangen van het dier. En die gaan veel verder dan een lekker hapje
alleen. Dus we hebben ons van onze menselijke kant laten zien, juist door ons het lot van onze
gezelschapsdieren aan te trekken.
Dank voor uw aandacht.
94
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit