Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
ASEA/LIV/2004/70703

Onderwerp Datum
Inkomensbeeld 2005 12 oktober 2004

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen heeft de heer Vendrik (Groen Links) gevraagd om inzicht in de spreiding van inkomenseffecten voor 2005, onder verwijzing naar de hierover gewisselde correspondentie van eind 2003.

Zoals bekend heeft het kabinet voor 2005 gekozen voor een evenwichtig inkomensbeleid met extra aandacht voor gezinnen met kinderen en een laag inkomen en 65-plussers met een laag inkomen.

In de begroting 2005 van SZW en in de MEV 2005 is ingegaan op de verwachte inkomensontwikkeling voor 2005. Hierbij is ook de mogelijke cumulatie van inkomenseffecten bezien. Bijlage 11 in de begroting van SZW beschrijft de maatregelen met effecten naast het algemene beeld. Pagina 114 van de MEV 2005 toont enkele grafieken voor de uitwerking van het inkomensbeeld voor een steekproef van huishoudens.

In deze presentaties in de begroting van SZW en de MEV 2005 is geen expliciet onderscheid naar chronisch zieken en 65-plussers opgenomen. Ten opzichte van het gepresenteerde beeld spelen voor de inkomensontwikkeling van chronisch zieken en 65-plussers in 2005 de volgende elementen:

· De invoering van de no-claimteruggaveregeling in de ZFW: in het generieke inkomensbeeld en in de in de MEV gepresenteerde grafieken is uitgegaan van het kabinetsvoorstel dat resulteert in een gemiddelde no-claim teruggaaf van ongeveer 80 per ZFW-verzekerde. Verwacht kan worden dat chronisch zieken niet in aanmerking komen voor deze teruggaaf. Het feit dat men deze teruggaaf niet ontvangt leidt wel tot een hogere aanspraak op de aftrek voor buitengewone uitgaven. Ten opzichte van het generieke beeld betekent dit per saldo dat voor deze groep het inkomensbeeld ¼% à ¾% negatiever kan uitvallen.

· De verzachtende maatregelen op het terrein van zelfzorggeneesmiddelen en zittend ziekenvervoer waarvoor de minister van VWS nog met een nadere invulling zal komen. Dit

2

heeft een positief effect op het resulterende koopkrachtbeeld voor deze groep. De spreiding van dit positieve effect zal groot zijn, en afhankelijk van het gebruik van zelfzorgmedicijnen en zittend ziekenvervoer. Deze effecten zijn in afwachting van de nadere uitwerking niet opgenomen in de hier gepresenteerde berekeningen. Er van uitgaand dat deze maatregelen voor 90% terechtkomen bij de groep chronisch zieken en 65-plussers is het gemiddelde positieve effect 10 per persoon, dit kan voor individuele huishoudens sterk oplopen.
· Deze elementen spelen naast de al in het generieke beeld opgenomen maatregelen ten behoeve van de inkomenspositie van 65-plussers, zoals de verhoging van de ouderenkortingen en de invoering van een tegemoetkoming van 60 voor AOW-ers.

· De jonggehandicaptenkorting (voor Wajong-gerechtigden) wordt in 2005 verhoogd met 100. Dit betekent voor een deel van de chronisch zieken een inkomensverbetering van 1%.

In figuur 1 is aangegeven welk deel van elk van de groepen chronisch zieken en gehandicapten, 65-plussers en 65-minners te maken heeft met een bepaalde koopkrachtmutatie.

Figuur 1 Huishoudens naar hoogte koopkrachtmutatie 2005
0% 20% 40% 60% 80% 100% chronisch ziek
gehandicapt
overig overig 65+
1%

Deze weergave houdt rekening met de individuele verschillen tussen huishoudens en laat daarmee de mate van spreiding van effecten zien. De weergave in de MEV (pagina 114) laat deze spreiding op een andere wijze zien. Dergelijke grafieken geven echter maar tot op zekere hoogte een beter inzicht. Niet alle maatregelen kunnen in een dergelijke weergave zichtbaar worden gemaakt. Zo zijn de effecten van het afschaffen van het dubbel spaarloon en de PC-privé regeling niet toe te rekenen aan individuele huishoudens. Evenals in 2004 zijn ook de wijzigingen in de bijzondere bijstand niet in het beeld opgenomen. De belangrijkste posten uit bijlage 11 van de begroting van SZW zijn wel opgenomen in de berekening. Dit betreft de wijzigingen in de huursubsidie, de wijzingen rond het eigen woningforfait en kinderopvang en de spreiding als gevolg van de invoering van de no claim in de ziekenfondswet. De spreiding in de grafieken komt verder voort uit het feit dat niet met standaardhuishoudens wordt gerekend, maar met een steekproef van huishoudens, waarbij, in tegenstelling tot de standaardplaatjes, ook is rekening gehouden met de gevolgen van

3

veranderingen in het inkomen uit vermogen en het inkomen uit de eigen woning. Een verschil met de standaard-koopkrachtoverzichten is verder dat met verschillende fiscale aftrekposten zoals hypotheekrente-aftrek en aftrek voor buitengewone uitgaven rekening wordt gehouden. Een verschil tussen de hier gepresenteerde berekeningen en de weergave in de MEV betreft dat in de berekeningen in deze brief ook rekening is gehouden met de inkomenseffecten van de wijzigingen in de kinderopvang, de spreiding in het gebruik van de no-claim in de ZFW en de fiscale aftrek voor buitengewone uitgaven.

Figuur 2 presenteert de spreiding in de groep chronisch zieken. Om praktische redenen (beschikbaarheid van gegevens) is de groep gehandicapten en chronisch zieken hier gedefinieerd als personen met een slechte of wisselende gezondheidstoestand, gebruikers van thuiszorg en personen waarvoor in de woning speciale voorzieningen zijn aangebracht in verband met handicap of lichamelijke beperking. De spreiding in dit specifieke koopkrachtbeeld wordt vooral veroorzaakt door spreiding in het algemene beeld en niet zozeer door de spreiding in de effecten van maatregelen die vooral bij chronisch zieken en gehandicapten neerslaan. Bijvoorbeeld de no claim teruggave heeft weinig invloed op de spreiding en drukt vooral het gemiddelde (met de hierboven genoemde ¼% à ¾%) omlaag.

De figuren 3 en 4 presenteren het beeld van de rest van de bevolking (exclusief zelfstandigen, studenten en bewoners van inrichtingen en tehuizen). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen ouderen (>65) en jongeren (
Figuur 2


* Minimumloon bedraagt bruto 16400, modaal bedraagt bruto 29000

4

Figuur 3


* Minimumloon bedraagt bruto 16400, modaal bedraagt bruto 29000

Figuur 4


* Minimumloon bedraagt bruto 16400, modaal bedraagt bruto 29000

De gepresenteerde weergaven geven het beeld naar de huidige stand van het beleid. Indien bij komende begrotingsbehandelingen er nog wijzigingen optreden zal ik u tijdig voor de begrotingsbehandeling van SZW nader informeren.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)