Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Persbericht ministerraad
15 oktober 2004

GEEN STRUCTURELE MISSTANDEN BIJ BELONING TOPAMBTENAREN

Er zijn geen bewijzen gevonden voor structurele misstanden onder topambtenaren bij de ministeries. Dat blijkt uit het rijksbrede onderzoek naar de uitvoeringsaspecten van de beloning van de ambtelijke top bij de ministeries. Wel komt naar voren dat bij enkele ministeries soms sprake is van administratieve slordigheden en inhoudelijke fouten die een financieel nadeel voor het Rijk hebben. Daarom acht het kabinet maatregelen noodzakelijk.

Het kabinet zal op voordracht van minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maatregelen nemen om de administratieve fouten en onterechte betalingen bij het rijk te herstellen. Wanneer de slordigheden een financieel nadeel voor het Rijk blijken, gaan de verantwoordelijke ministers waar noodzakelijk en (juridisch) mogelijk over tot herstel en terugvordering. De Landsadvocaat wordt hierbij om advies gevraagd. De verantwoordelijke ministers zullen de noodzakelijke verbeteringen in de procedures van hun eigen ministerie zo spoedig mogelijk realiseren. De minister van Financiën ziet hierop toe.

De minister van BZK zal voorstellen doen om de regelgeving met betrekking tot beloning en vergoedingen te verhelderen en rijksbreed gelijk te trekken. Het gaat daarbij om regelingen voor bewust belonen, representatiekosten en dienstreizen. Dit wordt meegenomen in het programma Harmonisering Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel (HARP). Het toezicht op de beloningsbeslissingen binnen de ministeries wordt aangescherpt. De auditdiensten zullen hier jaarlijks extra aandacht aan besteden. De bevoegdheden van de minister van BZK over het toezicht op de toepassing van bewust belonen, en het treffen van vertrekregelingen wordt aangescherpt.

Het kabinet heeft de stukken met betrekking tot het rijksbrede onderzoek voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer met het verzoek om de feitelijke bevindingen uit de auditonderzoeken separaat dan wel in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek te onderzoeken en daarover separaat te rapporteren. De Algemene Rekenkamer wordt verzocht daarbij tenminste te toetsen op validiteit alsmede om een oordeel te geven over de adequaatheid van de maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen. Dit uit het oogpunt van voorkoming van onrechtmatigheden. Voorts verzoekt het kabinet de Algemene Rekenkamer te onderzoeken of de maatregelen van het kabinet voldoende aansluiten op de bevindingen van de auditdiensten en de bevindingen van de Algemene Rekenkamer zelf. Op basis van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer kan dan worden beoordeeld of aanvullende maatregelen nodig zijn. Het kabinet acht het echter noodzakelijk waar mogelijk al maatregelen te treffen en deze niet uit te stellen tot nader onderzoek.

RVD, 15.10.2004