Ministerie van Buitenlandse Zaken

aandacht voor mensen met een handicap in de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken 2005

Kamerbrief inzake aandacht voor mensen met een handicap in de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken 2005

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling

Afdeling Sociaal Beleid (DSI/SB)

Bezuidenhoutseweg 67


2594 AC Den Haag

Datum


20 oktober 2004

Auteur

Marijjke Wijnroks

Kenmerk

DSI/SB-574/04

Telefoon


070 348 6967

Blad


1/5

Fax


070 348 5366

Bijlage(n)

marijke.wijnroks@minbuza.nl

Betreft

Uw verzoek inzake aandacht voor mensen met een handicap in de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken 2005

C.c.

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 10 september 2004 met kenmerk 04-BuZa-55 inzake aandacht voor mensen met een handicap in de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken 2005.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Aandacht voor mensen met een handicap binnen de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken
Recent hebben enkele organisaties(1) aandacht gevraagd voor de positie van gehandicapten in de Rijksbegroting Buitenlandse Zaken. Graag ga ik in op uw verzoek mijn standpunt ten aanzien van dit onderwerp te verduidelijken.

In het verleden had Nederland, evenals andere donoren in die tijd, een specifiek doelgroepenbeleid, onder meer gericht op gehandicapten. Dit bleek echter weinig effectief en leidde niet tot duurzame verbetering van de positie van de doelgroep. Daarnaast zijn ook de ideeën over effectieve armoedebestrijding verschoven. Van aandacht voor armen zelf heeft een verschuiving plaatsgevonden naar aandacht voor processen van verarming. Vandaar de aandacht voor thema's als goed bestuur, veiligheid en coherentie in plaats van specifieke aandacht voor nieuwe categorieën armen. In de bilaterale en multilaterale samenwerking liggen de aanknopingspunten voor specifieke aandacht voor gehandicapten vooral in de mainstreaming binnen met name de onderwijssector en de gezondheidssector, en binnen het mensenrechtenbeleid. Naar mijn mening hebben vooral particuliere organisaties een meerwaarde in de zelforganisatie en belangenbehartiging voor gehandicapten. Graag licht ik dit verder toe.

Bilaterale samenwerking
In de bilaterale samenwerking plaatsen we de hulp in toenemende mate in het kader van nationale armoedestrategieën, op basis van de zogenaamde Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP), en de daaraan gerelateerde sectorale benaderingen. Het is van belang dat de ontvangende landen uiteindelijk verantwoordelijkheid nemen en dat donoren met dat land tot een samenhangende strategie besluiten. Die voortrekkersrol van ontvangende landen en de coördinatie van donoren is natuurlijk moeilijker te verwezenlijken naarmate donoren met meer eigen specifieke aandachtspunten komen. `Mainstreamen' in de zin van het inbrengen in het overleg van een bepaald onderwerp is natuurlijk mogelijk, maar het aandringen op of opleggen van dat onderwerp komt de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking niet ten goede. Uit de PRSP's blijkt dat `disability' voor de ontvangende landen blijkbaar nog geen prioriteit is. Op sectoraal niveau zijn er echter meer aanknopingspunten, met name in het beleid voor onderwijs en gezondheid.

Onderwijs
Onderwijs heeft hoge prioriteit binnen het Nederlands beleid voor ontwikkelingssamenwerking. In 2002 ging 225 miljoen euro van het totale ontwikkelingsbudget naar basic education. Zoals u weet streef ik er naar in 2007 te komen tot een te besteden percentage van 15% van de ontwikkelingsgelden aan basic education. Een gezamenlijke evaluatie van donorsteun aan basic education toonde aan dat een te eenzijdige nadruk op formeel basisonderwijs ten koste gaat van beroepsonderwijs en non formeel onderwijs, waardoor de meest gemarginaliseerde groepen - waaronder ook kinderen met een handicap - moeilijk bereikt worden. Om die reden heb ik besloten mij, aansluitend bij de EFA(2) doelstellingen, naast de bestaande aandacht voor formeel onderwijs ook meer te gaan richten op non formeel onderwijs. Binnen het onderwijssectorbeleid wil ik me tevens inzetten om `inclusive education' te stimuleren, en daar waar dit niet mogelijk is aandacht te geven aan speciaal onderwijs in de onderwijssectorplannen. Ik richt me daarbij vooral op de toegankelijkheid van kwalitatief goed onderwijs. Zoals ik u vorig jaar tijdens de bespreking van mijn beleidsnotitie Aan Elkaar Verplicht en de begroting van 2004 heb laten weten zijn gehandicapten daarbij een belangrijke doelgroep.

Gezondheid
Het gezondheidsbeleid richt zich vooral op het voorkómen van handicaps. Belangrijk in dit verband zijn vanzelfsprekend de ondersteuning van de internationale campagne voor de uitroeiing van polio, en de Nederlandse steun aan de Global Alliance for Vaccines and Immunisation. Nederland is tevens jarenlang een voortrekker geweest op gebied van zoutjodering, jodiumgebrek is immers een belangrijke oorzaak voor een beperkte verstandelijke ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden. Om het ontstaan van handicaps ten gevolge van geboortetrauma te voorkómen spelen goede voorzieningen voor reproductieve gezondheid een belangrijke rol - zoals u weet is dit één van de prioriteiten in mijn beleid. In het algemene gezondheidsbeleid hecht ik veel aan toegankelijkheid - met name voor armen, vrouwen en gemarginaliseerde groepen. Ook, en misschien wel juist, gehandicapten hebben veel baat bij kwalitatief goede en betaalbare dienstverlening.

Multilaterale samenwerking en mensenrechten
In multilateraal verband komen gehandicapten met name aan de orde in de VN Commissie voor Sociale Ontwikkeling (Commission for Social Development) waarin Nederland actief deelneemt. De Commissie volgt de ontwikkelingen in de implementatie van de 'Standaardregels voor Gelijke Mogelijkheden voor Mensen met een Handicap' (Standard Rules on the Equalisation of Opportunities for Persons with Disabilities) zoals aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 december 2003. Deze standaardregels, die geen bindend karakter hebben, zijn bedoeld als richtlijn voor het ontwikkelen van beleid ten behoeve van gehandicapten. Voor het volgen van en rapporteren over de wereldwijde naleving van de standaardregels, is door de Secretaris Generaal van de VN een speciale rapporteur benoemd. Nederland heeft de werkzaamheden van de rapporteur, de Zweed Bengt Lindquist, die deze positie vanaf 1994 heeft bekleed met een vrijwillige bijdrage gefinancierd tot aan 2000. Nederland behoorde tot de eerste donoren die hiervoor financiering beschikbaar stelden.

Het werk van de speciale rapporteur heeft ertoe geleid dat momenteel wordt onderhandeld over de totstandkoming van een VN-verdrag inzake de bescherming en bevorderingen van de rechten van mensen met een handicap. Als voorzitter van de Europese Unie treedt Nederland daarin op namens de vijfentwintig lidstaten. De EU ziet dit verdrag in de eerste plaats als een instrument om de reeds in verdragen neergelegde universele mensenrechten - die uiteraard ook voor mensen met een handicap gelden - voor deze groep waar nodig nader uit te werken. Het verdrag dient iedere vorm van discriminatie op grond van handicap uit te bannen en dient staten te verplichten daartoe de noodzakelijke positieve maatregelen te nemen.

Voor wat betreft de EU is reeds in Artikel II-26 van het Handvest Grondrechten opgenomen, dat personen met een handicap recht hebben op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen. Volgens de Toelichting bij deze bepaling gaat het hier om een beginsel. Ook is in artikel II-21 een verbod op discriminatie op een aantal specifiek genoemde gronden, waaronder een handicap, opgenomen. In de visie van de Regering bevat deze bepaling een recht en geen beginsel, aangezien het verbod op discriminatie tot de fundamenten van de rechtsstaat behoort.

De mogelijkheden om daarnaast via multilaterale organisaties ook direct bij te dragen aan de verbetering van de positie van mensen met een handicap in ontwikkelingslanden zijn beperkt. Uiteindelijk is de effectiviteit van interventies via het multilaterale kanaal immers afhankelijk van goede en voldoende aanknopingspunten binnen de lokale ontvangststructuur. We zouden in theorie van twee kanten kunnen werken, waarbij lokale capaciteitsopbouw tegelijkertijd plaats vindt met multilaterale aandacht. Maar hier speelt ook de noodzakelijke stroomlijning van onderwerpen. Ik ben ervan overtuigd dat de effectiviteit van de hulp niet gebaat is bij een verbreding van het toch al ruime scala van onderwerpen - dat geldt overigens niet alleen voor de multilaterale, maar ook voor de bilaterale hulp.

Samenwerking met particuliere organisaties
De kern van het probleem ligt naar mijn inzicht in het feit dat gehandicapten nog onvoldoende gemobiliseerd en georganiseerd zijn om een plaats op de ontwikkelingsagenda te kunnen verwerven. Dat feit impliceert tegelijkertijd ook dat de belangrijkste prioriteit ligt bij capaciteitsversterking en (zelf-)organisatie van deze groep. Als bilaterale donor kunnen we bijdragen om een omgeving te creëren waarin mensen gehoord en gerespecteerd worden, maar we kunnen minder effectief een directe bijdrage leveren aan juist die noodzakelijke empowerment van gehandicapten. Dat zijn typisch terreinen waarop de NGO's een meerwaarde hebben. Eén van de briefschrijvers, de Dutch Coalition on Disability and Development (DCDD), fungeert als platform waar Nederlandse ontwikkelingsorganisaties bijeenkomen met organisaties die zich richten op gehandicaptenbeleid. Zij weten een draagvlak te creëren om de bewustwording binnen de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties te vergroten, die dit op hun beurt weer overdragen aan hun partners in ontwikkelingslanden. Als overheid hebben we hier vooral een belangrijke katalyserende rol, om die reden heb ik in 2002 dan ook besloten gedurende enkele jaren met TMF financiering bij te dragen aan de opbouw van DCDD als platform organisatie.

Daarnaast financieren wij sinds 1992 de Stichting Liliane Fonds (SLF). Deze stichting geeft persoonsgebonden ondersteuning aan kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden, om hen in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk te functioneren. De bijdrage vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt met name gebruikt voor de zogenaamde basisfaciliteiten, kleinschalige voorzieningen, workshops en trainingen die ondersteunend zijn aan de persoonsgebonden hulp. Naar aanleiding van een recente evaluatie is met SLF besproken in hoeverre de organisatie beter kan inspelen op de specifieke kwetsbaarheid van gehandicapte kinderen voor seksueel geweld en HIV infectie. Vanuit de middelen voor basisfaciliteiten kunnen hiervoor bijvoorbeeld trainingen worden opgezet. Overigens wil ook de organisatie DCDD haar inzichten verbreden op gebied van de relatie tussen disability en HIV/Aids.

Het feit dat geen specifiek doelgroepenbeleid bestaat voor mensen met een handicap wil geenszins zeggen dat binnen ontwikkelingssamenwerking geen aandacht bestaat voor deze groep. Ik hoop dat ik dat met deze brief duidelijk heb kunnen maken. Door gefocust in te zetten op voor gehandicapten cruciale onderdelen van de bilaterale en multilaterale samenwerking, zoals bijvoorbeeld gedaan wordt in de onderwijssector en bij de ontwikkeling van het VN verdrag waaraan ik refereerde, én tegelijkertijd de katalyserende rol die maatschappelijke organisaties kunnen spelen te ondersteunen, probeer ik een bijdrage te leveren aan een duurzame verbetering van de positie van mensen met een handicap.

(1) Dutch Coalition on Disability and Development (BuZa-04-221); Stichting De Hartekamp Groep (BuZa-04-232); de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad Nederland (BuZa-04-234) en het Zeister Zendingsgenootschap (BuZa-04-251)

(2) Education for All