Gemeente Utrecht

2004 BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN
85 Vragen van de heer E.R. van Holthe
(ingekomen 14 september 2004)

In de BRUG van 8 september wordt beschreven dat de kwaliteit van de openbare ruimte in Leidsche Rijn onder druk zou staan. In een 'knelpuntenanalyse', zoals de directeur van het projectbureau Leidsche Rijn volgens het artikel de notitie van het Coördinatieteam Openbare Ruimte noemt, zou melding worden gemaakt van allerlei verbeterpunten.

Voorbeelden in een ander artikel van diezelfde BRUG tonen aan dat er in het geheel niet geleerd is van ervaringen uit het verleden, want dezelfde missers worden meermalen gemaakt. Aangehaalde voorbeelden zijn: ontwerpfouten bij scholen, infra bij winkelcentra, verkeerd geplaatste vuilcontainers en het ontbreken van trottoirs. Zo wordt het wel erg duur leergeld.

In de berichtgeving van de BRUG wordt gesproken over onvrede bij ambtenaren van de Dienst Stadsbeheer, de afdeling verkeer, de politie en de brandweer die deel uitmaken van het Coördinatieteam Openbare Ruimte. Zij zouden het team willen opheffen, wegens gebrek aan opvolging van adviezen.

Dit brengt de VVD fractie Utrecht tot de volgende vragen:


1. Is het college van burgemeester en wethouders bekend met de berichtgeving in de BRUG van 8 september over bovengenoemd onderwerp?
2. Is het college van burgemeester en wethouders bekend met de notitie van het Coördinatieteam Openbare Ruimte, dat wordt aangehaald in deze berichtgeving? Zo ja, heeft het college van burgemeester en wethouders deze vastgesteld?
3. Is het college van burgemeester en wethouders bereid de betreffende notitie van het Coördinatieteam Openbare Ruimte aan de gemeenteraad te overhandigen en wanneer zal dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
4. Deelt het college van burgemeester en wethouders de mening van de VVD dat het zonde is van tijd, energie en geld als verbeterpunten in het ene gebied niet worden meegenomen in het andere gebied?
5. Deelt het college van burgemeester en wethouders de mening van de VVD dat bewoners het vertrouwen in het gemeentebestuur makkelijk kunnen verliezen als verbeterpunten in het ene gebied niet worden meegenomen in het andere gebied?
6. Hoe gaat het college van burgemeester en wethouders zorgen dat vanaf heden wel geleerd gaat worden van ervaringen uit het verleden, dus ook ervaringen in andere deelgebieden?
7. Is het college bekend met de signalen dat het Coördinatieteam Openbare Ruimte zichzelf zou willen opheffen? Is deze berichtgeving volgens het college van burgemeester en wethouders juist? Zo ja, wat gaat het college hier aan doen? Zo nee, functioneert het Coördinatieteam Openbare Ruimte nog naar behoren?
8. Deelt het college van burgemeester en wethouder de mening van de VVD dat de genoemde voorbeelden schokkend zijn. En ieder voor zich onderwerp van schriftelijke vragen zouden kunnen zijn? Zo ja, wat is het college van burgemeester en wethouders van plan aan deze voorbeelden te doen?
9. Is het college van burgemeester en wethouders van mening dat de overdracht van het projectbureau Leidsche Rijn naar andere diensten optimaal verloopt? Zo nee, welke verbeterpunten worden er genomen?
10. Is het college van burgemeester en wethouders nog steeds van mening dat de bouw van Leidsche Rijn het beste vanuit een projectorganisatie tot stand kan komen? Antwoord van Burgemeester en wethouders
(verzonden 22 oktober 2004)


1. Ja.

2. Het betreft een intern ambtelijk stuk dat niet door B&W was vastgesteld en waarvan B&W ook geen kennis had genomen.
3. Ja, de notitie zal in de leeskamer in het vak van stukken voor de Commissie Stedelijke Ontwikkeling worden gelegd. Wij merken daarbij wel op dat, zoals hiervoor al aangegeven, het een intern ambtelijk discussiestuk betreft, dat op verzoek van de directeur Projectbureau LR ten behoeve van de discussie scherp opgesteld is. De wethouder Leidsche Rijn is over het stuk geïnformeerd; het is nooit de bedoeling geweest de notitie te behandelen in B&W of gemeenteraad.
4. Ja.Verbeterpunten worden dan ook wel degelijk meegenomen hetgeen niet wegneemt dat er steeds oog moet zijn voor verdere verbeteringen in de werkprocessen. Dit hangt ook samen met de dynamiek bij de ontwikkeling en tussentijdse wijzigingen van deelplannen.
5. Ja; Zie beantwoording voorgaande vraag.

6. Uiteraard wordt er ook nú al geleerd van ervaringen uit andere deelgebieden. Dat is vanzelfsprekend, hoort bij een lerende organisatie en sluit ook aan op de dynamiek genoemd bij punt 4. Een voorbeeld is de kiss&ride-problematiek bij de kinderclusters. In het verleden is er teveel van uitgegaan dat kinderen per fiets worden gebracht. Met de partners in het COR wordt naar oplossingen gezocht, zowel tijdelijk als definitief.

Inmiddels zijn goede ervaringen opgedaan met het betrekken van bewoners en kinderen bij de speelplaatsen. Dit positieve voorbeeld wordt ook nu voortgezet bij de inrichting van meerdere groene plekken, zodat veel beter kan worden aangesloten op de bewonerswensen. Dit betekent een meer vloeiende overgang van inrichting naar beheer waarbij ook inrichtingsbedragen overgaan naar de beheerder; deze bedragen worden per locatie vastgelegd. Fouten uit het verleden kunnen daarmee worden voorkómen en er kan een veel betere aansluiting plaatsvinden op de bewonerswensen. De buitenruimte inrichten wordt steeds meer maatwerk in plaats van confectie en beïnvloedt dus ook het planproces.

De directeur van het Projectbureau Leidsche Rijn zal in overleg met de directeur DSB ons in de eerstvolgende Marap informeren over de laatste bijstellingen die in de werkprocessen zijn geïmplementeerd.
7. Een voorgenomen opheffing van het COR was bij het college niet bekend. Overigens is er niet zozeer sprake van een door de ambtelijk betrokkenen noodzakelijk geachte opheffing van het betrokken Coördinatie-team alswel van een kritische herijking van werkprocessen, de rol van het COR daarbinnen en een adequate mandatering. Een toereikende mandatering van de deelnemers in het COR is overigens voorwaarde voor een goede integrale toetsing van inrichtingsplannen. Dit laatste is naar ons oordeel waardevol en tevens een noodzakelijk onderdeel van het planproces waarbij natuurlijk altijd aandacht moet zijn voor optimalisatie. Verbeteringen hierin zijn recent al geïmplementeerd.

Zoals bij antwoord op vraag 6 reeds aangegeven zal de directeur van het Projectbureau LR ons (in overleg met de directeur DSB) hierover in de eerstvolgende Marap informeren.
8. In de notitie zijn de genoemde voorbeelden uitvergroot weergegeven met de bedoeling om de aandacht voor bepaalde werkprocessen scherper op tafel te krijgen. Zij illustreren vooral de dynamiek die komt kijken bij het planproces. Zo heeft de filosofie rondom het parkeren de afgelopen paar jaar een wending laten zien die direct zijn weerslag heeft op de openbare ruimte; zowel bij reeds aangelegde, in ontwikkeling zijnde als nog te ontwikkelen plannen. Dit soort zaken brengt vanzelfsprekend extra spanning en complexiteit met zich mee in de fasen van ontwerp en inrichting en de aansluiting op de beheersfase. Dat dit, zoals nu ook, leidt tot een verscherpte aandacht voor werkprocessen acht het college positief.
9. Inmiddels zijn grosso modo de volgende gebieden overgedragen: Veldhuizen, Langerak 1, Parkwijk Noord en Zuid, De Wetering-noord. In de overdrachtsdocumenten komt al meer aandacht voor afspraken waarbij één of meer taken en daaraan gekoppelde budgetten worden overgedragen. Hierdoor kan niet alleen een meer vloeiende overgang ontstaan tussen inrichting en beheer maar kunnen kansen om te leren van ervaringen uit het verleden effectiever worden benut. Ook kan daardoor een betere aansluiting plaatsvinden op bewonerswensen door maatwerk te leveren.
10. Ja. Een andere dan projectmatige aanpak is overigens vanuit de aard niet denkbaar.

---- --