22.10.2004
>
Rapport 'Verantwoord kiezen' naar Tweede Kamer
De verantwoordelijke ministeries VWS, LNV en VROM hebben gisteren het
rapport 'Verantwoord kiezen' aan de Tweede Kamer aangeboden. Het
rapport beschrijft de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering
geeft aan de nieuwe EU-regelgeving voor genetisch gemodificeerde
organismen (GGO's), GG-levensmiddelen en -diervoerders1 die op 18
april 2004 van kracht is geworden. Het betreft hier de aangescherpte
regelgeving m.b.t. de toelating, etikettering en traceerbaarheid van
deze producten.
Ten behoeve van de uitvoering en handhaving van deze regelgeving
hebben genoemde ministeries in samenwerking met de
handhavingsinstanties een risico-analyse gemaakt van de productstromen
en de mogelijkheden van handhaving onderzocht. Het rapport belicht de
resultaten hiervan op de volgende aspecten:
* De betekenis van deze regelgeving voor consument en producent;
* De uitvoerbaarheid van deze regelgeving;
* De handhaafbaarheid van deze regelgeving.
De algemene conclusie is dat de nieuwe regelgeving over het algemeen
goed te handhaven is, omdat de productstromen waarbij de
handhaafbaarheid als moeilijk wordt getaxeerd, relatief erg klein
zijn.
Betekenis voor consument en producent
Levensmiddelen
Voor zover het de betekenis van de nieuwe regelgeving voor de
consument betreft, concludeert de Nederlandse overheid onder meer dat
deze op korte termijn mogelijk iets meer levensmiddelen zal tegenkomen
waar op het etiket GG-ingrediënten vermeld zijn. Door het verlaten van
het aantoonbaarheidsbeginsel sluiten de regels, zo stelt het rapport,
beter aan bij de wens van de consument om te kunnen kiezen tussen
producten die wel of niet afkomstig zijn van GGO's. Het stelt hierbij
wel dat "strenger etiketteren niet automatisch leidt tot meer
etiketteren van levensmiddelen". Producenten kunnen er immers voor
kiezen om conventionele stromen te gebruiken, of alternatieve
grondstoffen aan te wenden waarbij nog geen commerciële GG-varianten
voor handen zijn. Bij de levensmiddelen zal, zo verwachten de
betrokken departementen, de toename van het gebruik van
GG-ingrediënten overigens meer voor rekening komen voor soja dan voor
maïs. Maïsingrediënten die in levensmiddelen worden toegepast, zijn in
tegenstelling tot soja-ingrediënten namelijk voor het overgrote deel
afkomstig van conventionele (Europese) variëteiten. Mede vanwege de
afspraken tussen de Europese olieproducenten om voor de productie van
raapolie (het rapport spreekt over koolzaadolie) uitsluitend
conventioneel Europees raapzaad aan te wenden, zal de etikettering van
levensmiddelen vanwege raapzaad-ingrediënten waarschijnlijk voorlopig
niet worden uitgebreid. De overheid waagt zich echter verder niet aan
voorspellingen over de verwachte ontwikkelingen m.b.t. het gebruik van
genetisch gemodificeerde ingrediënten in levensmiddelen op middellange
termijn ("De markt zal mede op basis van de nieuwe verordeningen een
nieuw evenwicht zoeken").
Diervoeders
In het diervoedersegment is daarentegen wel sprake van een sterke
toename van de etikettering van GG-ingrediënten. Immers, in
tegenstelling tot levensmiddelen, bestond er voor diervoeders voorheen
geen wettelijke plicht om GG-ingrediënten op het etiket te vermelden.
Het grootste deel van de voor diervoeders bestemde soja- en
maïsproducten wordt geïmporteerd uit derde landen waar veel GG-maïs en
-soja wordt verbouwd.
Uitvoerbaarheid
Dit uitvoeringsplan is opgesteld om de praktische uitvoering van de
nieuwe regelgeving "handen en voeten" te geven. Op deze wijze kan
bedrijfsleven, inspectiediensten en consumenten de noodzakelijke
duidelijkheid worden verstrekt en kunnen belanghebbenden goed zien
welke afwegingen zijn gemaakt. De beschreven uitvoeringsaspecten
concentreren zich met name op de overgangsmaatregelen en de
interpretatie van de open termen 'passende maatregelen' en 'onvoorzien
of technisch niet te voorkomen' die in de regelgeving zijn opgenomen.
Passende maatregelen
Ondanks de door het bedrijfsleven genomen 'passende maatregelen'
kunnen tijdens de teelt, opslag, transport of productie minieme sporen
van GG-materiaal in conventionele producten terechtkomen. Indien dit
aanwezige GG-materiaal op ingrediëntenbasis de drempelwaarde van 0,9%
niet overstijgt en de aanwezigheid hiervan kan worden aangemerkt als
'onvoorzien' of 'technisch niet te voorkomen', dan zijn de
etiketterings- en traceerbaarheidsbepalingen voor GG-producten niet
van toepassing. De Nederlandse overheid erkent dat het niet mogelijk
is om een algemene definitie te geven van 'passende maatregelen'.
Bepaalde maatregelen die voor het ene product afdoende zijn, behoeven
dat niet te zijn voor andere producten. Daarom moet per geval
beoordeeld worden wat 'passende maatregelen' zijn. De VWA /
Keuringsdienst van Waren is, in samenwerking met andere
handhavingsinstanties, belast met het opstellen van een lijst met
aandachtspunten om (passende) maatregelen te kunnen beoordelen en een
risico van mogelijke overtreding in te kunnen schatten. Deze lijst,
die bedoeld is om uniformiteit in de handhaving te bereiken, zal deel
gaan uitmaken van het zogenaamde handhavingsplan.
Contractafspraken
Contractafspraken tussen bedrijven waaruit blijkt dat er géén
GG-materialen in de producten zouden voorkomen, moeten kunnen dienen
als indicatie ter beantwoording van de vraag of de vermenging met
GG-materialen onvoorzien (onbedoeld) is geweest. Vanzelfsprekend moet
het bedrijf tijdens de verwerking of het transport van de grondstoffen
en producten passende maatregelen nemen om zelf vermenging te
voorkomen. "Het vragen om meer bewijs legt een onevenredig zware last
op het bedrijfsleven". Bovendien, zo vervolgt het rapport, liggen de
regels vast in een verordening. Nederland mag niet
eenzijdig extra maatregelen nemen.
Overgangsmaatregelen
Levensmiddelen en diervoeders, inclusief halffabrikaten, waarvan de
productie al is begonnen vóór 18 april 2004, behoeven niet te worden
geëtiketteerd op grond van de nieuwe regelgeving. Voor de
levensmiddelen en hun ingrediënten gelden vanzelfsprekend wel de
destijds reeds bestaande etiketteringsvoorschriften op basis van het
aantoonbaarheidsbeginsel. Dit betekent dat geraffineerde sojaolie
waarin geen GG-materiaal aantoonbaar is en die al op de markt was vóór
18 april 2004 niet onder de bedoelde traceerbaarheids- en
etiketteringsvoorschriften valt. Daarentegen valt alle sojaolie die na
genoemde datum is geproduceerd wel onder deze voorschriften. Hiervan
is immers wel bekend of zij al dan niet van een genetisch
gemodificeerde bron afkomstig is. De Nederlandse overheid gaat er
tenslotte vanuit dat vanaf de oogst met een oogstdatum na april 2004 -
zowel binnen als buiten de EU - bekend moet zijn wat de status is van
het geoogste materiaal.
Uitgangspunt van de aanpak van de Nederlandse overheid is een zo
praktisch mogelijke uitvoering binnen het wettelijke kader van de
verordeningen. Dit geldt voor zowel de invulling van de open termen
'passende maatregelen' en 'onbedoeld of technisch niet te voorkomen'
als de wijze waarop de overgangstermijn wordt uitgevoerd. Daar het
mogelijk is dat niet alle 25 EU-lidstaten deze regelgeving op dezelfde
wijze uitvoeren en handhaven, heeft hierover continu overleg plaats in
het verantwoordelijke Permanent Comité in Brussel.
Handhaafbaarheid
Voor het grootste deel van de levensmiddelen en diervoederstromen is
de etiketteringsverplichting goed te handhaven. De minder goed te
handhaven productstromen zijn relatief klein ten opzichte van de goed
handhaafbare stromen. In het rapport zijn de mogelijkheden voor de
handhaving op grond van de huidige situatie in kaart gebracht en
onderverdeeld in een drietal categorieën: goed handhaafbaar, redelijk
handhaafbaar en moeilijk handhaafbaar. De moeilijk handhaafbare
situaties zijn hieronder opgesomd:
* Geen etiket, maar de partij bevat daarentegen niet-toegelaten
GG-materiaal (moeilijk te handhaven, omdat er voor niet-toegelaten
GGO's geen referentiemateriaal voor handen is).
* Wel een etiket voor toegelaten GGO's, maar de partij bevat ook
niet-toegelaten GG-materiaal (idem).
* Een product geproduceerd met GGO's waar geen DNA of eiwit meer in
zit en dat afkomstig is van een land buiten de EU zonder dat er
betrouwbare verifieerbare informatie beschikbaar is.
* Rest- en afvalstromen uit humane voedselketen naar de
diervoederketen (herkomst en aanvankelijke samenstelling en
verhouding veelal onduidelijk).
Mede op grond van bovenstaande bevindingen is er in het rapport
bovendien een overzicht gemaakt van de handhaafbaarheid in relatie tot
afzonderlijke producten (soja, maïs, koolzaad en de groep 'enzymen,
additieven en microvoedingsstoffen').
Handhavers
Voor het toezicht op de naleving van de EU-regelgeving voor
GG-levensmiddelen en -diervoeders zijn in Nederland met name de VWA -
Keuringsdienst van Waren (levensmiddelen) en de VWA - Rijksdienst voor
de keuring van Vee en Vlees en AID (diervoeders) belast met de
handhaving. De douane is tot dusver slechts zeer beperkt betrokken bij
het handhaven van deze regelgeving, maar in de toekomst zou de douane
mogelijk een grote bijdrage kunnen gaan leveren aan de controle door
het verstrekken van informatie en meer eerste documentcontrole op het
terrein van GGO's. De VROM-inspectie houdt tenslotte toezicht op de
naleving van het Besluit GGO dat betrekking heeft op het 'ingeperkt
gebruik' en de 'introductie in het milieu' van GGO's.
Prioriteiten levensmiddelen
Bij levensmiddelen zal de handhaving door VWA/KvW zich concentreren op
die plaatsen in de productieketen waar het product zodanig wordt
verwerkt dat daarna de aantoonbaarheid verloren gaat. Voor deze
controle met onder meer monstername en analyse is voor dit jaar
600.000 euro beschikbaar. De intensiteit kan aan de hand van opgedane
ervaringen worden aangepast.
Prioriteiten diervoeders
De handhaving bij diervoeders zal zich concentreren op de
niet-geëtiketteerde productstromen. Controle zal geschieden in alle
schakels van de keten, inclusief de grensposten en havens. Tussen het
VWA/RVV, de AID, het onderzoeksinstituut RIKILT en het Ministerie van
LNV worden afspraken gemaakt over de uit te voeren controles en de
kosten hiervan.
Herkomstlanden
De bijlagen bij dit rapport omvatten verder een overzicht van landen
buiten de EU waarin beknopt informatie wordt verschaft over de mate
waarin de kans bestaat dat producten uit deze landen GG-materiaal
bevatten.
Evaluatie en samenwerking
De Europese Commissie dient uiterlijk 7 november 2005 aan het Europees
Parlement en de EU-lidstaten verslag uit te brengen over de inmiddels
opgedane ervaringen met deze nieuwe regelgeving voor GG-levensmiddelen
en -diervoeders. Dit verslag zal mogelijk vergezeld gaan van passende
wijzigingsvoorstellen. Nederland zal de nieuwe regels in 2005 zelf ook
evalueren. De Nederlandse overheid blijft zich binnen de Europese Unie
sterk maken voor een geharmoniseerde toepassing van deze regelgeving.
Tevens wordt de reeds voor diervoeders ingezette uitwisseling van
informatie met België en Duitsland voor de specifieke
controleproblematiek in de havens voortgezet en uitgebreid om de
onderlinge handhavingsinspanningen met elkaar af te stemmen of
informatie daarover uit te wisselen.
Voor het volledige rapport (43 pagina's), klik hier .
Nadere inlichtingen worden verstrekt door Frans Köster van het
Productschap Margarine, Vetten en Oliën, tel. 070-3195118, e-mail
koster@mvo.nl.
---
1 Verordening (EG) Nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad
van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen
en diervoeders, en Verordening (EG) Nr. 1830/2003 van het Europees
Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de
traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde
organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde
organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot
wijziging van Richtlijn 2001/18/EG.