Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag


- Directoraat Generaal Europese Samenwerking

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 22 oktober 2004

Behandeld


- Marisa Gerards


Kenmerk


- DIE-562/2004

Telefoon


- 00 31 70 348 4858


Blad


- 1/3

Fax


- 00 31 70 348 6381


Bijlage(n)


- - ml.gerards@minbuza.nl


Betreft


- Verslag Informele Ministeriële bijeenkomst op

5 oktober 2004 over 'Communicating Europe'


-

Zeer geachte Voorzitter,

Op 5 oktober jl. ontving ik in Amsterdam mijn collega's voor een informele bijeenkomst van ministers voor Europese Zaken ter bespreking van een betere communicatie met de burger over Europa ('Communicating Europe'). De voorzitter van het Europees Parlement, Josep Borrell, de huidige en aantredende Commissarissen verantwoordelijk voor communicatie, Antonio Vitorino en Margot Wallström, en de voorzitter van het European Economic and Social Committee, Roger Briesch, namen eveneens deel aan het debat.

Met de voormalig voorzitter van het Europees Parlement Pat Cox als gespreksleider vond aan de hand van stellingen en illustrerende straatinterviews, een levendig debat plaats over de achtergronden van de kloof tussen de burger en Europa en de wijze waarop die zou kunnen worden overbrugd. De vergadering was voor de eerste keer volledig toegankelijk voor de media.

Geconstateerd werd dat onvoldoende duidelijk is voor de burger waar 'Europa' voor staat. Er was brede overeenstemming dat gedeelde waarden, zoals solidariteit en respect voor mensenrechten, belangrijke bindende elementen zijn. Er bestaat volgens de deelnemers aan het debat geen verschil van mening over deze gemeenschappelijke waarden en deze zouden meer moeten worden benadrukt. De reeks van waardenconferenties die tijdens het Nederlands Voorzitterschap wordt georganiseerd heeft o.a. tot doel die gemeenschappelijke waarden in kaart te brengen.

Een ander belangrijk punt van consensus was de complementariteit van de nationale en de Europese identiteit. Ze vervangen elkaar niet, maar liggen in elkaars verlengde.

Ook daarom is het belangrijk dat de nationale staat en de EU niet worden gepresenteerd als tegengestelde grootheden. De EU dient immers ons gemeenschappelijk belang en heeft daardoor toegevoegde waarde. Nationale regeringen zouden deze toegevoegde waarde van Europese samenwerking moeten uitdragen naar de burger en tegelijk ook de grenzen van deze samenwerking moeten benoemen. Het is primair de rol van nationale overheden en politici om burgers goed in te lichten, zodat zij juiste en realistische verwachtingen hebben over wat Europa hen te bieden heeft.

Van verschillende kanten werd onderstreept dat de nationale politiek een speciale verantwoordelijkheid heeft om niet in antagonistische termen te spreken over Europa, waarbij overwinningen nationaal worden binnengehaald en teleurstellingen worden toegeschreven aan 'Brussel'. Dit beeld voedt het wantrouwen van de burger en is geen weergave van de werkelijkheid. Immers, besluitvorming in Brussel is de uitkomst van onderhandelingen tussen lidstaten onderling en tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement. Gemaakte keuzes zouden door nationale overheden moeten worden toegelicht.

Jonge generaties werden in meerdere interventies genoemd als speciaal aandachtspunt. Voor hen zijn de bestaande verworvenheden van de Europese Samenwerking zoals vrede en welvaart een vanzelfsprekendheid. Het is dus nuttig deze verworvenheden actief te blijven uitdragen, maar tegelijkertijd is het goed de directe toegevoegde waarde van Europa voor de burger in zijn dagelijks leven, zoals werk, studie, reizen, te benoemen. De problemen die hen bezig houden moeten worden geadresseerd in duidelijke bewoordingen zonder gebruik van Brussels jargon. Termen als 'subsidiariteit' of 'Lissabon-proces' geven onvoldoende informatie over de inhoud.

Er was overeenstemming over de behoefte aan meer debat. Door de keuzes duidelijk te maken aan de burger, ontstaat er meer betrokkenheid. De burger raakt geïnteresseerd als er iets op het spel staat. Een dergelijk politiek debat zou zowel op het nationale als het Europese niveau moeten worden gevoerd. De media hebben een belangrijke functie bij het doorgeven en stimuleren van een dergelijk debat.

Het Nederlandse Voorzitterschap heeft het initiatief genomen om op de televisie een debat te entameren over actuele onderwerpen in Europa. Dit zal aan de vooravond van de Europese Raad van december in, naar verwachting, meerdere Europese landen worden uitgezonden. De vier volgende voorzitterschappen hebben de bereidheid aangegeven te bezien hoe dit initiatief kan worden gecontinueerd.

Tot slot werd stil gestaan bij de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag en de referenda die in zeker negen lidstaten zullen worden georganiseerd. Geconstateerd werd dat de grondwet een goede aanleiding biedt om de burger uit te leggen waar 'Europa' voor staat en wat voor invloed de EU op het dagelijks leven heeft. Informatievoorziening gekoppeld aan echt debat over het belang van Europa kan bijdragen aan een groter vertrouwen van de burger in de Europese Unie en daarmee ook in de nieuwe Grondwet. Er was brede overeenstemming dat procedures en institutionalia geen goede aanknopingspunten zijn voor communicatie. Geconcentreerd zou moeten worden op enige nieuwe elementen in de Grondwet. Daarbij moet actief contact worden gezocht met verschillende segmenten van de samenleving, zoals NGO's, studenten /academische wereld en het bedrijfsleven.

Het werd als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gezien voor lidstaten, Commissie en Europees Parlement om uitleg te geven over het Grondwettelijk Verdrag, dat nodig is om Europa democratischer, besluitvaardiger en transparanter te maken. Campagnes zijn echter een nationale aangelegenheid, omdat de omstandigheden per land verschillen. Het werd wel belangrijk gevonden om, waar mogelijk, gemeenschappelijke elementen uit te dragen. Afgesproken werd ervaringen en ideeën uit te zullen wisselen. De Commissie en het Europees Parlement hebben een belangrijke ondersteunende taak en toonden zich bereid op verzoek van lidstaten een bijdrage te leveren aan nationale campagnes.

Bevestigd werd dat het ondoenlijk is de referenda in de verschillende lidstaten te synchroniseren in de tijd. Wel zal er informatie worden uitgewisseld tussen de lidstaten, zodat landen die enige flexibiliteit hebben bij het kiezen van een datum desgewenst kunnen aansluiten bij anderen.

De uitkomsten van deze informele besprekingen zullen worden voorgelegd aan de Europese Raad, die in juni besloot tijdens zijn volgende bijeenkomst opnieuw te zullen spreken over 'Europa en de burger'.


- De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï

===