---

Brieven aan de Kamer
---

Mogelijke privatisering Mechanisch Centrale Werkplaats (MCW)

25-10-2004 16:18:00

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 12 oktober jl. (uw kenmerk Def-04-162) zend ik u hierbij een reactie op de brief van de voorzitter van de Medezeggenschapscommissie van de Mechanisch Centrale Werkplaats d.d. 6 september 2004.

Privatiseringstraject Zoals ik in de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Defensie van 16 september jl. (antwoorden verstuurd 11 oktober jl. onder kenmerk M2004009256) over het onderzoek naar de mogelijke privatisering van de MCW heb gesteld, is in het kader van het project competitieve dienstverlening hoger onderhoud KL (CDVHOKL) in 2001 een voortraject uitgevoerd, dat bestond uit een reikwijdtebepaling en analyse. Daarbij is gebleken dat een groot gedeelte van de mechanische werklast, afgezet tegen de CDV-criteria, zonder bezwaar kon worden overgelaten aan de markt.

Verder kwam uit de analyse een tendens naar voren van steeds verdergaande internationale samenwerking, die leidt tot toenemende standaardisatie en veelvuldig gebruik van civiele componenten bij mechanische systemen. Deze tendens biedt perspectieven op doelmatigheidswinst bij het uitbesteden van het onderhoud aan de industrie. Uit de analyse is verder gebleken dat het bij de MCW uitvoeren van hoger mechanisch onderhoud versus het uitbesteden ervan bij de binnen- of buitenlandse industrie geen duidelijk financieel voordeel laat zien voor één van beide opties. Zoals gesteld in de brief van mijn ambtsvoorganger van 7 juni 2002 zou een uiteindelijke keuze voor zelf uitvoeren of uitbesteden van het hoger mechanisch onderhoud daarom niet alleen worden gemaakt op basis van financiële overwegingen.

Het bovenstaande, alsmede het gegeven dat de complexiteit van mechanische systemen steeds verder toeneemt terwijl de nationale aantallen significant afnemen, waren voor de KL aanleiding principieel te kiezen voor uitbesteding van het hoger onderhoud bij de aanschaf van nieuwe (wapen)systemen. Hierdoor zal de werklast voor de MCW op termijn geheel verdwijnen. Al deze overwegingen zijn ook nu nog valide, zeker nu de MCW-werklast sneller afneemt dan voorzien vanwege het opheffen van de mobilisabele component van de Koninklijke landmacht.

Uit het oogpunt van zorg voor het personeel is daarom gekozen voor een onderzoek naar de mogelijkheid de MCW te verkopen, waarbij niet alleen de werklast maar ook het personeel en de infrastructuur van de MCW zouden worden overgenomen en tevens eigen werk zou worden ingebracht. Hierdoor zou voor het betreffende MCW-personeel ook op lange termijn perspectief op behoud van werk ontstaan. Indien privatisering niet mogelijk blijkt en de MCW binnen Defensie blijft, zal het plan van de Medezeggenschapscommissie van de MCW worden betrokken in het onderzoek naar de wijze waarop de MCW, binnen Defensie, kan worden aangepast aan de afnemende mechanische hoger onderhoudswerklast.

Participatie industrie In de beantwoording van de vragen van 16 september jl. over de mogelijke privatisering van de MCW heb ik uiteengezet dat een eventuele verkoop van de MCW slechts zou kunnen worden gerealiseerd door een verenigd optreden van geïnteresseerde partijen, die eventueel aangevuld met een beperkte deelneming van enkele binnenlandse en buitenlandse bedrijven bereid zijn ieder een substantieel risicodragend aandeel in de nieuw op te richten rechtsvorm van de MCW te nemen met het oogmerk deze gezamenlijk in zijn geheel over te nemen. Ik heb bij deze gelegenheid tevens gemeld dat het van meet af aan voor eventuele overnamekandidaten duidelijk was dat het inbrengen van eigen werk een voorwaarde zou zijn voor een succesvolle overname. Uiteindelijk bleken drie partijen serieuze interesse te hebben. Dit waren de bedrijven Stork, Thales en RDM. RDM claimde daarbij een meerderheidsbelang.

Nadat de accountantsdienst van het ministerie van Defensie eind 2003 concludeerde dat de financiële positie van RDM in het kader van een mogelijke verkoop van de MCW onduidelijk was, en daarnaast bleek dat RDM niet bereid was te participeren in de overname van de MCW zonder een meerderheidsbelang, is uiteindelijk Thales en Stork in april van dit jaar gevraagd een voorstel te doen.

Kort na het algemeen overleg van 8 april jl. gaven beide laatstgenoemde bedrijven in een gesprek met mij gezamenlijk te kennen toekomstmogelijkheden te zien voor een overgenomen MCW waarbij zij samen een gelijkwaardig en aanzienlijk aandeel in de nieuwe onderneming zouden willen nemen, naast een beperkte deelneming van enkele binnenlandse en buitenlandse bedrijven. Dit voorstel is eveneens aan het management van de MCW gepresenteerd. Hierbij was de Medezeggenschapscommissie van de MCW vertegenwoordigd.

Tot slot In mijn brief van 28 juni heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen met Thales en Stork gesprekken aan te gaan over de mogelijke verkoop van de MCW. Daarin is gemeld dat gestart zal worden met die onderwerpen die een verkoop direct negatief kunnen beïnvloeden. Hierbij is te denken aan de prognose van de toekomstige werklast in relatie tot het aantal over te nemen werknemers, de voorwaarden waaronder het personeel wordt overgenomen en de wettelijke kaders waaraan in dit geval moet worden voldaan (infrastructuur en terreinen). Als de gesprekken en onderhandelingen over deze thema's uitwijzen dat afstoting volgens de voorstellen van Thales Nederland B.V. en Stork niet aanvaardbaar is, blijft de MCW bij Defensie en zal de organisatie worden aangepast aan de afnemende werklast op het gebied van het hoger mechanisch onderhoud van de Koninklijke landmacht.

In het komende traject blijven de Medezeggenschapscommissie en de Centrales van Overheidspersoneel nauw betrokken. Over de eerste resultaten verwacht ik u ondanks de inmiddels opgelopen vertraging eind 2004 te kunnen berichten.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Nieuws Nieuwsberichten