Ingezonden persbericht


Kennislink.nl werpt blik onder motorkap Amerikaans kiesstelsel

Persbericht, 28 oktober 2004

Oneerlijke verkiezingen in de VS?

door Gieljan de Vries

Wie wint de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004, Bush of Kerry? In Amerika kun je met meerderheid van stemmen alsnog de verkiezingen verliezen. De populair-wetenschappelijke website Kennislink.nl wierp een blik onder de motorkap van het Amerikaanse kiesstelsel.

"De meeste stemmen gelden", toch? Het klinkt eerlijk, maar zo werkt het niet altijd. Neem de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2000. Democraat Al Gore kreeg de meerderheid van de stemmen, maar zijn Republikeinse rivaal George Bush heeft de afgelopen vier jaar in het Witte Huis gezeten. Het is een prachtig voorbeeld van hoe een kiesstelsel de uitkomst van verkiezingen kan bepalen. Alle stemmen zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan andere...

Electoral college

De Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn niet direct, maar kennen een tussenstap, het Electoral College. In de landelijke verkiezingen heeft elke staat evenveel kiesmannen in het Electoral College als vertegenwoordigers in het Congres. Dat Congres (de wetgevende macht) bestaat uit twee onderdelen: in de Senaat heeft elke staat twee zetels, in het Huis van Afgevaardigden is het aantal zetels inwonerafhankelijk. Grote staten hebben daardoor meer kiesmannen dan kleine.

In 48 van de 50 verenigde staten geldt: the winner takes it all. De kandidaat met de meeste stemmen krijgt álle kiesmannen van de staat achter zich. Alleen in Maine en Nebraska worden de kiesmannen onderverdeeld; per district is één kiesman te winnen. De kandidaat met de meeste stemmen in de hele staat krijgt ook de twee "Senaats-kiesmannen" achter zich. Maine mag in 2004 overigens maar 4 kiesmannen naar het Electoral College sturen, Nebraska 5. Ter vergelijking: Californië vaardigt maar liefst 55 kiesmannen af, New York 31. Drie kiesmannen is het minimum per staat. Wie minstens 270 van de 538 kiesmannen achter zich krijgt, wint de presidentsverkiezingen.

Vanwege het winner takes it all-principe laten kandidaten 'vijandelijke' staten bijna links liggen tijdens hun campagne. Democraat John Kerry weet al van te voren dat hij nooit de meerderheid van stemmen zal halen in het Republikeinse bolwerk Texas. Democraten in Texas brengen hun stem eigenlijk voor niets uit. De echte verkiezingsstrijd spitst zich toe op staten waar de twee kandidaten bijna evenveel aanhangers hebben, de zogenaamde Swing States: winst in zulke staten maakt uit of een kandidaat president wordt of niet.

Door het kiesman-systeem kan een presidentskandidaat de landelijke verkiezingen winnen zónder landelijke meerderheid van stemmen! Als kandidaat A telkens nipt een grote staat binnenhaalt en zijn tegenstander B een aantal kleinere staten met overmacht achter zich krijgt, heeft A soms net iets meer kiesmannen dan B. Dit is meer uitzondering dan regel, maar één voorbeeld kennen we allemaal: Al Gore haalde in 2000 50.992.335 stemmen en George W. Bush 50.455.156. In de hele geschiedenis van de V.S. hebben nog drie kandidaten op deze manier de verkiezingen gewonnen: John Quincy Adams in 1824, Rutherford B. Hayes in 1876 en Benjamin Harrison in 1888.

Oneerlijk?

Het Electoral College van de V.S. stamt uit de achttiende eeuw. In die tijd wisten politici nog niet of het wel zo verstandig was de president direct door het volk te laten kiezen. Wat als de domme massa onverantwoorde beslissingen nam en een gevaarlijke gek als president koos? Met de tussenlaag van het 'college van wijze heren' hoopten de Amerikaanse Founding Fathers zulke rampen te voorkomen. (...)

Voorstanders van het Electoral College-systeem voeren aan dat deze bug in het kiesstelsel juist een feature is. Ze wijzen naar de overwinning van Harrison op Cleveland in 1888. Cleveland's meerderheid van stemmen was voor een groot deel gebaseerd op steun van de zuidelijke staten. In dit geval zorgde het kiesman-stelsel dat de gekozen president de meerderheidssteun van het hele land in plaats van maar één regio had.

Wiskundigen hebben laten zien dat het Electoral College, samen met de winner-takes-all-methode, grote staten voortrekt; de stemmen van inwoners van kleine staten leggen per stem minder gewicht in de schaal. In de achttiende eeuw geen slecht idee, omdat de V.S. toen nog maar een losse federatie van staten waren. Grote staten wilden toen de macht in handen houden om niet de wet voorgeschreven te krijgen door kleine staatjes een half continent verderop.

In de loop der tijden is de federale (landelijke) overheid belangrijker geworden; inwoners van de V.S. voelen zich eerst Amerikaan, dan Nebraskaan of Californiër. In één verenigd land zou je verwachten dat iedere kiesgerechtigde inwoner dezelfde invloed heeft op de uitkomst van verkiezingen.

Het Amerikaanse kiesstelsel, bij zijn ontwerp het meest democratische systeem ter wereld, is verouderd en hard aan vervanging toe. Minderheidsstemmen in een bolwerk-staat als Texas zijn eigenlijk waardeloos, een stem in een grote staat heeft meer gewicht dan een stem in een kleine en het is mogelijk president te worden terwijl de tegenstander meer stemmen kreeg. Genoeg reden om te sleutelen dus. Het bestaan van het Electoral college is echter vastgelegd in de voor Amerikanen bijna heilige Constitution en zal daarom nog wel jaren blijven bestaan. Wie durft er tenslotte te tornen aan de basis van het Land of the Free?

Vallen de popular en electoral vote op 2 november 2004 samen of niet? De definitieve uitslag kan wel een paar dagen tot weken op zich laten wachten, maar voorlopige polls zullen al in de nacht van 2 op 3 november (Nederlandse tijd) de uitslag voorspellen.

-----

Noot (

Ingezonden persbericht