Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Stichting van de Arbeid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Postbus 90405 Anna van Hannoverstraat 4 2509 LK Den Haag Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
S.A. 04.07920/K AV/PB/04/72452

Onderwerp Datum
Nota uitwerking hoofdlijnen financiële opzet 29 oktober 2004
en positie van pensioenfondsen

In uw brief van 15 oktober 2004 geeft u aan dat de door mij op 15 september 2004 aan u aangeboden "Nadere uitwerking van de nota "Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen" van 6 februari 2004", voor u in overwegende mate een bruikbare aanpak bevat. Op een aantal punten van de uitwerkingsnota heeft u vervolgens commentaar gegeven en mij verzocht daarop te reageren.

Bijgevoegd treft u aan een bijgestelde Uitwerkingsnota. In deze bijgestelde versie is rekening gehouden met uw commentaar en is daar waar onduidelijkheden waren gerezen getracht die onduidelijkheden weg te nemen. De bijgestelde Uitwerkingsnota is geschreven binnen het kader van de FTK-hoofdlijnennota waarover tussen u en het kabinet overeenstemming is bereikt. In uw brief schrijft u dat dit akkoord voor u uitgangspunt voor de toetsing is. Ik ben ervan overtuigd dat een toetsing van deze bijgestelde Uitwerkingsnota met het FTK-hoofdlijnennota als uitgangspunt tot een positieve uitkomst leidt.

In uw brief van 15 oktober 2004 vraagt u indringend aandacht voor de formuleringen met betrekking tot het indexatiebeleid in relatie tot de reserveringsvereisten en de kostendekkende premies. In de Uitwerkingsnota wordt aan uw opmerkingen op dit punt tegemoet gekomen. Na lezing van uw commentaar op de Uitwerkingsnota ben ik tot de conclusie gekomen dat wij het inhoudelijk eens zijn doch dat het kennelijk lastig is de juiste formuleringen en terminologie te vinden. Beide partijen wensen geen afbreuk te doen aan hetgeen in de FTK-hoofdlijnennota in het bijzonder onder de punten 15 tot en met 20 is geformuleerd. De punten 8 tot en met 14 uit de bijgestelde Uitwerkingsnota zijn een verduidelijking van hetgeen in de FTK-hoofdlijnennota is geschreven. Op deze wijze kan er geen misverstand bestaan dat er geen plicht is om te reserveren voor een voorwaardelijke indexatie, mits dat op de juiste wijze is gecommuniceerd. Ook de beleidsregels van de PVK van 21 oktober 2004 zijn helder op dit punt. Bij de beoordeling van de wijze van financieren van de voorwaardelijke indexatie is de indexatie-ambitie zoals die door het fonds is geformuleerd en is gecommuniceerd het uitgangspunt.

2

In uw brief van 15 oktober 2004 kunt u zich waar het betreft de beperking van de premievolatiliteit vinden in de voorstellen inzake de kostendekkende premie en de backservice volatiliteit. U verzoekt vervolgens om ruimere mogelijkheden ten aanzien van de buffervolatiliteit. Dit dient te geschieden binnen de kaders van de FTK- hoofdlijnennotitie. Gegeven dat kader zijn er niet veel mogelijkheden. Immers op dit punt draagt de FTK-hooflijnennota zelf al een belangrijke mate van demping in zich, te weten een hersteltermijn van 15 jaar. Ik zie geen verdere mogelijkheden dan beschreven in punt 19 van de bijgevoegde Uitwerkingsnota anders dan opties die buiten de kaders van de FTK- hoofdlijnennota vallen.
In uw brief geeft u ook aan dat bij bepaalde gedragingen van pensioenfondsen in reactie op de hersteltermijn van 1 jaar bij een dekkingsgraad onder de 105%, effecten kunnen ontstaan die u volstrekt ongewenst acht. Ik constateer dat zowel kabinet als sociale partners niet wensen te tornen aan de afgesproken termijn van één jaar bij een dekkingsgraad lager dan 105%. Het staat de pensioenfondsen geheel vrij om zelf een beleid te kiezen dat maakt dat men weg blijft van een dekkingsgraad lager dan 105%. De exercitie met de FTK- hooflijnennota is er op gericht om de "spelregels" vast te leggen waarbinnen dat beleid van de fondsen zich kan afspelen. Ik betreur dat u een van de mogelijkheden om weg te blijven van de onderdekking, namelijk het kiezen voor extra zekerheid, afwijst. Het FTK schrijft die extra zekerheid niet voor maar mij ontgaat de ratio om het gebruik van dit middel om zodoende risico's als premievolatiliteit en onderdekking te vermijden, bij voorbaat af te wijzen.

Ik wil benadrukken dat het beleid van een fonds er op gericht dient te zijn structureel op en boven de evenwichtssituatie te zitten. De punten 35 en 36 uit de FTK-hoofdlijnennota zijn daar helder over. Ook wordt in die punten erkend dat het ondanks alles mogelijk is dat een fonds toch in onderdekking komt te verkeren. Op dat moment is het aan de toezichthouder om met inachtneming van de uitgangspunten zoals die in de FTK-hoofdlijnennota en de Uitwerkingsnota zijn vastgelegd en met inachtneming van de inspanningen die het fonds heeft gedaan om weg te blijven van de onderdekking in het toezicht dusdanig maatwerk te leveren dat de belangen van de deelnemers het beste worden gediend.

Tot slot gaat u in uw brief van 15 oktober 2004 nader in op een paar zaken die van meer technische aard zijn zoals het sterfterisico en de maximaal toegestane rendementsveronderstellingen. Ik realiseer me dat deze zaken, hoewel technisch van aard, weldegelijk van belang zijn. De nu gekozen parameters voor de maximaal toegestane rendementen alsmede voor opslag voor het sterfterisico zijn niet willekeurig. De toezichthouder heeft ze beargumenteerd neergezet en het kabinet heeft ze overgenomen. Ze passen binnen punt 22 van de FTK-hooflijnnota (maximale dekkingsgraad van 130 voor een standaard pensioenfonds). Over deze elementen is discussie mogelijk. Er zijn diverse wetenschappelijke opvattingen die niet allemaal dezelfde kant uitwijzen. Daarnaast is het zo dat het effect van de te hanteren parameters verschilt. Zo wordt algemeen erkend dat het voor het standaardmodel geen verschil uitmaakt of wordt uitgegaan van een rekenkundig gemiddeld rendement of een geometrisch gemiddeld rendement.
Ik wil graag benadrukken dat de parameters zoals die nu zijn gekozen uitgangspunten zijn voor de toetsing van herstelplannen en premieberekening. Daar kan van worden afgeweken mits dit maar beargumenteerd gebeurt. Ook de toezichthouder kan gemotiveerd van deze uitgangspunten afwijken. Ieder fonds dat dus meent dat een bepaalde parameter niet goed toepasbaar is op zijn situatie kan dus kiezen voor een andere parameter mits consistent met

3

het geheel en beargumenteerd. De nu gekozen parameters zijn ook niet in beton gegoten. Het is mogelijk dat de komende jaren ervaring met de parameters of de consultatieronde die de PVK momenteel heeft met de pensioenuitvoerders over het FTK( door het op 21 oktober 2004 gepubliceerde consultatiedocument) zullen leiden tot aanpassing. Die zal dan worden verwerkt in de amvb of later in een aanpassing van de amvb. Tot slot wil ik wijzen op de evaluatiebepaling op dit punt zoals opgenomen in punt 21 van de Uitwerkingsnota.

De FTK-hoofdlijnennota en de Uitwerkingsnota zullen worden omgezet in een wettekst in de Pensioenwet en in een amvb en eventueel lagere regelgeving. Wat betreft de wettekst is het streven er op gericht dit te hebben verwerkt in de ambtelijke concepttekst die u voor commentaar zal worden aangeboden. De eerste teksten van de amvb zullen pas in 2005 worden gemaakt.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)