Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DP.2004/1431
datum: 05-11-2004
onderwerp: Derde voortgangsrapportage reconstructie zandgebieden TRC 2004/7557

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van het Bestuurlijk Overleg Reconstructie op 2 november jl. met vertegenwoordigers van de betreffende vijf provincies, de VNG en de Unie van Waterschappen zend ik u de derde voortgangsrapportage reconstructie zandgebieden mede namens de Staatssecretaris van VROM en de Minister van V&W.

Uitvoering en financiering

Het Rijk heeft het reconstructieplan Salland-Twente van de provincie Overijssel goedgekeurd op 2 november jl. Dit is, na het reconstructieplan Limburg, het tweede goedgekeurde plan. Ik verwacht het gezamenlijke plan van Gelderland en Utrecht (De Vallei) nog dit jaar en de overige plannen (De Veluwe, Achterhoek-Liemers en de zeven Noord-Brabantse plannen) in de eerste helft van 2005. De uitwerking van de reconstructieplannen in nadere financiële afspraken, inclusief de koppeling van plandoelen aan rijksdoelen, krijgt zijn beslag in het uitvoeringscontract 2005-2006.

Na een voorspoedige start op basis van pilots en de urgentieprogramma's 2003 en 2004 investeren de gezamenlijke overheden in 2005 en 2006 meer dan een half miljard euro in de reconstructie. Het rijksdeel betreft reguliere en intensiveringsmiddelen. Daarnaast wordt nog maximaal 46 miljoen euro rijksgeld uit 2007 vervroegd ingezet voor rijksdoelen in de komende twee jaar door voorfinanciering. De provincies nemen deze voorfinanciering voor hun rekening en worden in 2007 terugbetaald. Dit maakt een gelijkmatiger uitvoering van de plannen in 2005, 2006 en 2007 mogelijk. De voorfinanciering was nodig door de verschuiving van de rijksmiddelen naar latere jaren waarover ik u heb geïnformeerd bij voorjaarsnota 2004 (Tweede Kamer, 2003-2004, 29 562, nrs. 1 en 3). Ik heb de provincies ruimte geboden om op basis van de goedgekeurde reconstructieplannen indien noodzakelijk enigszins af te wijken van de initiële financiële verdeling tussen de prioritaire rijksthema's (flankerend beleid Ecologische Hoofdstructuur, duurzaam waterbeheer, duurzame landbouw) zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 16 september 2003 (Tweede Kamer, 2003-2004, 29200 XIV, nr. 3). Dit is in de lijn van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Ik denk dat met de bovengeschetste financiële inzet na de intensieve voorbereiding van planvorming een veelbelovende start van de uitvoering van de reconstructie mogelijk wordt. Alle partijen zetten zich er voor in dit waar te maken.

Bedrijfsverplaatsingen op maat

Ik draag de uitvoering van de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven over aan de provincies. Dit geeft hen mogelijkheden verplaatsingen met het meeste effect te kiezen. Tevens wil ik vanuit de sturingsfilosofie 'decentraal wat kan en centraal wat moet' ruimte laten om vanuit doelen van de provincie, gemeenten of waterschappen bedrijven te verplaatsen, onder andere voor de economische ontwikkeling van kernrandzones van dorpen of het landschap. Vooral in Noord-Brabant is dit aan de orde. Deze partijen financieren hun regionale doelen uiteraard zelf.

Ik heb mijn terughoudendheid nader ingevuld ten aanzien van door het Rijk voor het realiseren van rijksdoelen gefinancierde bedrijfsverplaatsingen, zoals ik met u besproken heb bij het Jaarverslag 2003 (Tweede Kamer, 2003-2004, 29540, nr. 114). Het gaat om bedrijven die verplaatst worden van extensiveringsgebieden naar landbouwontwikkelingsgebieden. Eerder had ik al de voorwaarde gesteld van meervoudige doelrealisatie.
De goedgekeurde en de concepten van de reconstructieplannen geven tezamen een indicatie van het aantal bedrijfsverplaatsingen die voor financiering van het Rijk in aanmerking komen. De indicatie is op dit moment vierhonderdvijftig bedrijfsverplaatsingen in twaalf jaar. Voor de ene helft betreft het de realisering van regionale doelen en rijksdoelen waarvoor andere financieringsbronnen (onder andere ruimte voor ruimte constructies) bestaan. Voor de andere helft betreft het rijksdoelen waarvoor ook daadwerkelijk rijksfinanciering gevraagd wordt. Ik verwacht dat het aantal bedrijfsverplaatsingen nog afneemt door autonome (markt) ontwikkelingen. Middels de halfjaarlijkse voortgangsgesprekken met de provincies bespreek ik de efficiency en de gevolgen van de autonome ontwikkelingen van de bedrijfsverplaatsingen.

Duurzame landbouw

Het is nodig om de gebiedsgerichte benadering en de innovatie vanuit de sector- en ketenbenadering met elkaar te verbinden. In de brief aan u van 19 december 2003 over de toekomst van de intensieve veehouderij heb ik de sector uitgedaagd om met vernieuwende initiatieven te komen om het perspectief van de sector te vergroten. Tevens heb ik aangekondigd enkele maatschappelijke initiatieven en vernieuwende ketenpilots in de komende jaren actief te steunen. Ik heb hiertoe 22,5 miljoen euro aan de sector in het vooruitzicht gesteld voor goede projecten. De middelen zijn derhalve niet gekoppeld aan een gebied. Doordat verreweg het merendeel van de intensieve veehouderij is gelegen in de reconstructiegebieden verwacht ik dat de meeste projecten in deze gebieden uitgevoerd worden.
Ik heb de provincies uitgenodigd te bevorderen dat vanuit de reconstructiegebieden goede projecten of initiatieven voorgedragen worden. Het aanspreken van de 'captains of industry' van de intensieve veehouderij door de provincies kan nadrukkelijk bijdragen aan het genereren van perspectiefvolle projecten. Onder regie van de reconstructieprovincies kan het perspectief van de sector en de keten in de reconstructie versterkt worden.

RIVM-MNP rapport 'Schuiven op zand'

De door het Rijk gevraagde ex-ante evaluatie van de reconstructie is recentelijk door het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) afgerond. U kunt het rapport vinden op
www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/718401002.pdf. Het rapport beziet de volle breedte van de voorgenomen activiteiten, maar legt wat betreft de maatschappelijke doorwerking het accent op de water-, natuur- en milieu-effecten (planet) en vanuit die optiek zijn de ruimtelijke maatregelen en de ontwikkelingen voor de landbouw bezien. Daarmee is het rapport een bouwsteen van de evaluatie van de Reconstructiewet die ik heb voorzien voor 2006. Die evaluatie wil ik plaatsen in het bredere perspectief van de Agenda Vitaal Platteland met aandacht voor de drie pijlers onder duurzaamheid: profit, planet en people.

Het rapport is positief over de investeringen in natuur en water en het draagvlak voor de plannen. Ik ben blij met deze constatering. Het rapport stelt dat de voorziene investeringen in waterberging, beekherstel en verdrogingsbestrijding aanzienlijk bijdragen aan het doelbereik voor kwantitatief waterbeheer van het 'Nationaal Bestuursakkoord Water'.

Het rapport bevestigt verder dat de extensiverings-, verwevings- en ontwikkelingsgebieden goed gepositioneerd zijn met het oog op verstedelijkingsdruk, natuurwaarden en water. De investeringen in natuur en water maken een ruimtelijke zonering mogelijk die de intensieve veehouderij concentreert in landbouwontwikkelingsgebieden. Dit geeft vestigingszekerheid en ontwikkelingsmogelijkheden, ook op de lange termijn, waardoor de dynamiek in de sector en de keten wordt bevorderd. Het rapport schetst de investeringen in de landbouw als perspectiefvol, maar geeft ook risico's ten aanzien van de inzet op schaalvergroting en technologie.
Het rapport merkt op dat ontsnipperde natuurgebieden en grotere landbouwontwikkelingsgebieden effectiever zijn. Het rapport memoreert het feit dat in alle landbouwontwikkelingsgebieden beperkingen vanuit de IPPC-richtlijn voor grote intensieve veehouderijbedrijven van toepassing zijn.
Ik wil mogelijkheden om de landbouwontwikkelingsgebieden te optimaliseren bespreken met de partners in het kader van het ontwikkelingsgericht uitvoeren van de reconstructie. Reconstructie van de zandgebieden kan immers niet met een blauwdrukplanning worden gerealiseerd.
Ik ben van mening dat de mate van doelbereik van de reconstructie op het gebied van de milieukwaliteit vooraf moeilijk in beeld te brengen is, omdat de implementatie van het nieuwe mestbeleid nog zijn beslag moet krijgen. Het rapport erkent het rendement van lokale emissiereductie van ammoniak nabij verzuringsgevoelige natuur, maar dergelijke maatregelen leveren uiteraard geen grote bijdrage aan de nationale emissiereductie.
Ik voer voor bedrijfsverplaatsingen reeds geruime tijd een terughoudend beleid, welke door dit rapport wordt ondersteund. Ik zie het gebiedsgericht beleid van de reconstructie, waaronder verplaatsingen, als aanvullend op het generieke beleid. Beide zijn nodig om de beleidsdoelen kosteneffectief te realiseren. Gebiedsgericht beleid biedt mogelijkheden tot maatwerk op lokale of regionale schaal zoals ook de positieve bijdrage aan de verdrogingbestrijding laat zien. In de evaluatie van de reconstructie in 2006 zal ik op de bijdrage van generiek en gebiedsgericht beleid in onderlinge samenhang ingaan.

Het rapport geeft een ex-ante evaluatie vanuit de doelen van de Reconstructiewet, waaronder de veterinaire kwetsbaarheid. Ik heb de beheersing van veterinaire risico's inmiddels in de reconstructie anders vormgegeven, vanwege de mogelijkheden van vaccinatie. Daarmee werden de varkensvrije zones overbodig. Ik heb de sector uitgenodigd om in de productieketen met voorstellen voor duurzame landbouw te komen, waar vermindering van veterinaire risico's een onderdeel is. Ik wacht hun initiatieven af.

Positionering reconstructie

Ik heb gemerkt dat de dynamiek van de reconstructie van de zandgebieden sinds de wet is ingediend in 1998 leidt tot verschillende beelden. Destijds hebben het kabinet en de provinciale en gemeentelijke bestuurders zich al gerealiseerd dat een effectieve aanpak van de problematiek van de intensieve veehouderij mogelijk is via een brede aanpak in de vorm van gebiedsgericht beleid. Dit is toen vertaald in de brede doelstelling van de Reconstructiewet. Ik heb dit beleid voortgezet, omdat alleen sectoraal beleid inhoudelijk, bestuurlijk en juridisch vastloopt. In de beeldvorming is de sectorale invalshoek van de intensieve veehouderij bepalend gebleven. Ik bespeur bij de huidige meningsvorming over reconstructie selectieve aandacht voor individuele onderdelen of sectoren en korte termijn effecten. In de reconstructie gaat het om de samenhang van profit (florerende bedrijvigheid op het platteland), planet (natuur, milieu en water) en people (aantrekkelijk en leefbaar buitengebied). Dat is de kern van de Agenda Vitaal Platteland. Limburg en Overijssel scheppen in de goedgekeurde plannen ruimte voor de landbouw en realiseren tegelijkertijd natuurdoelen, de wateropgaven van de toekomst en een betere leefbaarheid en beleving van het platteland met een breed draagvlak.
Alle ingrediënten (plannen, draagvlak en geld) zijn aanwezig voor een succesvolle uitvoering van de integrale reconstructieplannen op de lange termijn. De uitvoering van dergelijke integrale plannen vergt wel tijd. Niet alleen voor afstemming, maar ook om draagvlak voor de investeringsbeslissingen die direct ingrijpen op boerengezinnen en burgers te verwerven.

Ik ben voornemens de aangekondigde evaluatie van de Reconstructiewet in 2006 aan te grijpen om de samenhang en synergie scherper in beeld te brengen. Bij deze evaluatie kijk ik ook vanuit het lange termijn perspectief naar de keuzes die nog gemaakt kunnen worden in de reconstructie. Hiermee geef ik invulling aan ontwikkelingsgericht werken, waarbij de implementatie van Europees beleid belangrijk is. Partijen hebben in dat kader afgesproken de komende tijd te bezien hoe de uitwerking van het waterbeleid (kwaliteit, veiligheid, berging en verdroging) zich verhoudt tot de reconstructieplannen en de uitvoering daarvan.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman