Ministerie van Justitie

Informatie over de brief op lichaam Van Gogh
4 november 2004

Inleiding
In de brief van 2 november jl. hebben wij u, mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, geïnformeerd over de tot dan bekende feiten rond de moord op de heer Van Gogh. In deze brief hebben wij u toegezegd u nader te informeren. Op dit moment is dat nog te vroeg. Voorkomen moet worden dat informatie verbrokkeld naar buiten wordt gebracht.

Bij de voor volgende week voorziene beantwoording van de door de vaste Kamercommissies van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 3 november jl. gestelde vragen naar aanleiding van de moord op de heer Van Gogh zullen wij u een zo compleet mogelijk en samenhangend overzicht geven van de feiten. Zonodig zal de Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten separaat worden geïnformeerd over operationele aspecten rond de zaak Van Gogh, die niet in breder verband kunnen worden gedeeld.
De lokale driehoek in Amsterdam zal, voorzover het onderzoeksbelang dit toelaat, regelmatig de stand van zaken naar buiten blijven brengen.

Vooruitlopend op de nadere informatieverstrekking willen wij u nu reeds informeren over de inhoud van de brief die is aangetroffen op het lichaam van de heer Van Gogh en de tekst die in het bezit was van de verdachte. De reden hiervoor is gelegen in de maatschappelijke implicaties van de moord en de inhoud van de documenten, die bijzonder verontrustend zijn en die wij zeer ernstig nemen. Wij willen speculaties, misverstanden en foute berichtgeving op basis van gissing naar de inhoud voorkomen. Vanwege dit belang en bij hoge uitzondering hebben wij besloten tot openbaarmaking op een tijdstip voorafgaand aan de morgen plaatsvindende overdracht van het dossier vordering inbewaringstelling van de verdachte aan de rechter-commissaris. Het uitzonderlijke karakter van deze zaak rechtvaardigt af te wijken van het uitgangspunt geen informatie te verschaffen over lopende onderzoeken.

De brieven
Wij berichtten u reeds dat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat de verdachte handelde vanuit radicaal islamitische overtuiging. De aangetroffen documenten bevestigen dit vermoeden. De integrale teksten treft u als bijlage aan. Het betreft een open brief aan Hirshi Ali en een geschrift met als titel In bloed gedoopt. De stukken zullen deel uitmaken van het procesdossier.

De inhoud van de teksten zijn zonder meer schokkend te noemen. Navrant is dat de dreiging aan het adres van mevrouw Hirshi Ali door de verdachte op afschuwelijk wijze is verbonden met de moord op de heer Van Gogh. Verontrustend daarnaast is, dat de verdachte, geboren en getogen in Nederland, hier een radicaliseringsproces heeft doorgemaakt dat hem tot deze onvoorstelbare daad heeft gebracht.

Uit beide documenten spreekt onmiskenbaar het gedachtegoed van de gewelddadige jihad. Met name de brief aan mevrouw Hirshi Ali is een duidelijke weerspiegeling van de ideologie van de Takfir Wal Hijra. Volgens deze extremistische ideologie mogen afvallige moslims, die partij kiezen voor de vijanden van de islam, worden gedood. De brief bevat een duidelijke waarschuwing aan het adres van moslims voor de afschuwelijke gevolgen van het heulen met de vijand.

Het is bijzonder zorgelijk dat radicale moslims de islam op deze wijze misbruiken. Een kleine groep werpt hiermee een smet op het geloof van een grote groep landgenoten. Ook dwingen zij de overheid tot het treffen van maatregelen die in hun uitwerking ook nadelige gevolgen kunnen hebben voor goedwillende burgers.

Het moge volstrekt duidelijk zijn dat de denktrant die in deze geschriften doorklinkt in strijd is met de fundamentele principes op basis waarvan mensen met uiteenlopende politieke en religieuze opvattingen in onze democratische rechtstaat met elkaar horen om te gaan. Zij staan ook ver af van de denkbeelden die binnen de overgrote meerderheid van de moslimgemeenschap in Nederland gemeengoed zijn.

Implicaties
De inhoud van de brieven is bijzonder verontrustend. Mede vanwege de mogelijke implicaties dat het hier een uiting is die niet primair voorkomt uit een individu, maar uit een beweging die zich op gewelddadig wijze niet alleen richt tegen personen en groepen, maar ook tegen uitgangspunten en waarden van onze samenleving.

Mede in het licht hiervan zijn waar nodig veiligheidsmaatregelen rond objecten en personen genomen of verscherpt. Ook wordt het onderzoek van politie en AIVD naar personen die een vergelijkbaar radicaliseringsproces doormaken, met verhoogde intensiteit voortgezet. Radicale uitlatingen zullen met kracht bestreden worden met alle beschikbare middelen. Morgen zullen wij in het kabinet nader te nemen stappen met betrekking tot het verhogen van de weerstand tegen en het bestrijden van radicalisme en terrorisme aan de orde stellen.

Voorts zal aan de reeds kort na de aanslag op de heer Van Gogh gevoerde gesprekken met vertegenwoordigers van minderhedenorganisaties een vervolg geven worden, teneinde in gezamenlijkheid met het overgrote, gematigde, deel van de moslimbevolking deze vormen van gevaarlijke radicalisering een halt toe te roepen. De inspanningen zijn er tot slot ook op gericht om te voorkomen dat de moord op de heer Van Gogh en het bekend worden van de inhoud van de aangetroffen brieven aangewend worden om de moslimbevolking te stigmatiseren en vijandig te bejegenen.

Hedenmiddag hebben wij met de burgemeester van Amsterdam, de heer J. Cohen, gesproken over een goede informatieuitwisseling en samenwerking in deze zaak. Wij hebben onze gezamenlijke medewerkers opdracht gegeven de feiten in kaart te brengen. Dat is van belang voor alle betrokkenen en het stelt ons in staat volgende week een zo compleet mogelijk beeld aan u te kunnen presenteren.

De minister van Justitie De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties