Conclusie van de procureur-generaal in de zaak Kelly

Op vrijdag 5 november 2004 heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad, mr. A.S. Hartkamp, zijn conclusie genomen in de zaak Kelly.

Omdat deze conclusie op zichzelf, ook los van de zaak Kelly, van belang is voor de juridische praktijk, is besloten deze - bij wijze van uitzondering - reeds nu te publiceren en niet daarmee te wachten tot de uitspraak van de Hoge Raad.

Hier volgt een samenvatting:

Kelly is geboren met ernstige aangeboren handicaps. Haar moeder zou â in overeenstemming met de wens van de vader â tot abortus hebben besloten als zij vóór de geboorte had geweten van (de kans op) deze handicaps. De verloskundige van de moeder heeft echter tijdens de zwangerschap verzuimd te adviseren een genetisch onderzoek in te (laten) stellen terwijl daar uit medisch oogpunt wel aanleiding voor was. Bij een genetisch onderzoek zou aan het licht zijn gekomen dat de vader van Kelly drager was van een bepaalde genetische afwijking. Deze genetische afwijking is ook bij Kelly aanwezig en vormt de oorzaak van haar handicaps. In de procedure bij de Hoge Raad staat vast dat de verloskundige een beroepsfout heeft gemaakt (aan de Hoge Raad wordt daarover, met andere woorden, geen oordeel gevraagd) en dat de moeder zonder die fout tot abortus zou zijn overgegaan.

De ouders vorderen van de verloskundige en van het ziekenhuis als werkgever van de verloskundige schadevergoeding bestaande uit de kosten van verzorging en opvoeding van Kelly tot het 21e jaar, de eventuele schadeposten na het 21e jaar, de extra-kosten voor medische behandeling alsmede de kosten ten behoeve van Kelly ter verzachting van het leed veroorzaakt door de invaliditeit en de daarmee samenhangende kosten voor de rest van het gezin. Daarnaast vordert de moeder vergoeding van de kosten van psychiatrische behandeling en immateriële schade. De vader vordert eveneens vergoeding van immateriële schade. Kelly zelf (vertegenwoordigd door haar ouders) vordert vergoeding van de kosten van levensonderhoud vanaf haar 21e levensjaar dan wel vanaf het moment van overlijden van haar ouders, vergoeding van de kosten in verband met haar handicaps en vergoeding van haar immateriële schade.

De Hoge Raad heeft zich nog niet eerder uitgesproken over de toewijsbaarheid van schadevergoeding in een geval als dit. Met name de vraag of het kind zelf recht heeft op schadevergoeding, is in binnen- en buitenland omstreden.

Het gerechtshof te 's Gravenhage heeft de vorderingen van de ouders gezamenlijk, van de moeder en van Kelly bij arrest van 26 maart 2003 toegewezen. De vordering van de vader tot vergoeding van zijn immateriële schade heeft het gerechtshof afgewezen. Deze oordelen worden alle voor de Hoge Raad aangevochten.

In de conclusie adviseert de procureur-generaal bij de Hoge Raad, mr. A.S. Hartkamp - na een overzicht van relevante Nederlandse literatuur en buitenlandse rechtspraak - tot toewijzing van alle vorderingen, met dien verstande dat hij de toewijzing van de vordering van Kelly (anders dan het gerechtshof te 's Gravenhage heeft gedaan) zou willen beperken tot schade, zowel materiële als immateriële, die het gevolg is van de handicaps. Dit betekent dat de normale kosten van levensonderhoud na het 21e jaar dan wel vanaf het moment van het overlijden van Kelly's ouders niet toewijsbaar zijn.

In de conclusie wordt uiteengezet dat de verloskundige niet alleen een norm heeft geschonden jegens de ouders van Kelly (de boven genoemde beroepsfout), maar ook een norm jegens Kelly zelf, die erop is gericht dat het kind niet met ernstige handicaps door het leven behoeft te gaan. Aangezien een kind geen recht heeft op abortus, en het kind bovendien reeds bestaat en abortus dus feitelijk onmogelijk is, kan aan de schending van deze norm slechts het rechtsgevolg van schadevergoeding worden verbonden, zo wordt in de conclusie betoogd. Gezien de strekking van de geschonden norm, is de schade die behoort te worden vergoed, de schade die in verband staat met de handicaps.

Verder wordt in de conclusie bepleit de vergoeding van de immateriële schade van de moeder en de vader te beperken tot de immateriële schade die niet uit zogenaamde "affectieschade" bestaat. "Affectieschade" is het lijden van de ouders dat het gevolg is van het lijden van Kelly. Weliswaar is er een wetsvoorstel in behandeling dat vergoeding van "affectieschade" onder zekere voorwaarden en tot op zekere hoogte mogelijk maakt, maar daarop kan niet worden vooruitgelopen, aangezien het wetsvoorstel een duidelijke ommezwaai ten opzichte van het huidige recht inhoudt. Dit neemt niet weg dat zowel de moeder als de vader (wat betreft de vader in tegenstelling tot de beslissing van het gerechtshof te 's Gravenhage) recht heeft op vergoeding van immateriële schade omdat zij beiden zijn gefrustreerd in hun recht hun gezin zoveel mogelijk volgens hun eigen wensen samen te stellen en zelf de beslissing te nemen over het ter wereld laten komen van een zwaar gehandicapt kind.

In de conclusie passeren verschillende andere juridische vragen de revue. Ook wordt ingegaan op de veelgehoorde argumenten tegen de toewijsbaarheid van de vordering van Kelly, dat artsen eerder en vaker tot prenataal onderzoek en/of abortus zullen adviseren uit angst voor claims, en dat gehandicapte kinderen in de toekomst ook hun eigen ouders tot schadevergoeding zullen kunnen aanspreken als de vordering van Kelly tegen de verloskundige en het ziekenhuis wordt toegewezen. Deze argumenten worden ongegrond bevonden. Over het laatstgenoemde argument wordt in de conclusie het volgende opgemerkt. Naar huidige maatschappelijke opvattingen is het de keuze van de vrouw, binnen de door de wet daartoe geopende mogelijkheden, al dan niet tot een abortus te besluiten, ook als zij weet of vermoedt dat de vrucht gehandicapt is. De normschending van de arts jegens de vrouw is juist erop gebaseerd dat hij dat zelfbeschikkingsrecht heeft geschonden; de normschending jegens het kind is daarvan een afgeleide. Uit dit zelfbeschikkingsrecht van de vrouw vloeit voort dat zij niet, door daarvan gebruik te maken, een rechtsplicht jegens haar kind kan schenden.

LJ Nummer

AR5213