Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van de fracties van het CDA, de PvdA en GroenLinks over stageplaatsen zorginstellingen.
(29 282, nr. 13)
Vragen CDA-fractie
1.
Pas op 1 januari 2006 zal duidelijk zijn of de vergoeding voor de BPV-plaatsen (beroepspraktijkvormingsplaatsen) voor de initiële opleidingen meegenomen wordt in het opleidingsfonds. Wat gebeurt er in de tussenliggende periode met de praktijkgedeelten van de duale opleidingstrajecten?

1.
Tussentijds zullen de BPV-plaatsen op de gebruikelijke wijze uit de instellingsbudgetten moeten worden bekostigd.

2.
Wordt het eindrapport van de TaskForce Ziekenhuizen ook voorgelegd aan de Kamer?

2.
Reeds voor de aanvang van de Taskforce is deze verbreed: de Taskforce gaat over de sectoren algemene ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen. De Taskforce V&V bestaat uit de (vice-) voorzitters van NVZ, Arcares, ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak, Bve Raad en HBO-Raad. De Taskforce V&V is opgericht om knelpunten te signaleren en oplossingsrichtingen aan te dragen voor de stage/BPV-problematiek in de verpleging en verzorging. De Taskforce is ingesteld voor de duur van een jaar. Het rapport van de Taskforce zal in het najaar van 2005 verschijnen en zal op de internetsite van de OVDB worden geplaatst.

Vragen PvdA-fractie

3.
Kunt u aangeven welke mechanismen er voor zullen zorgen dat gereguleerde marktwerking in de zorgsector zal leiden tot meer stageplaatsen?

3.
Binnen de door de overheid gecreëerde randvoorwaarden zijn zorg- en opleidingsinstellingen verantwoordelijk voor het aanbieden van voldoende stageplaatsen. Vanuit deze verantwoordelijkheid dienen de sociale partners gezamenlijk het aanbod van stageplaatsen af te stemmen op de vraag naar stageplaatsen. Dit is ook in het belang van de sociale partners. Uit het recentelijk verschenen rapport "Informatie Arbeidsmarkt en Onderwijs 2004" van de OVDB blijkt dat zij hierin slagen. Voor het schooljaar 2004-2005 zijn over het geheel genomen voldoende BPV-plaatsen beschikbaar voor de verpleegkundige, verzorgende en agogische opleidingen.

4.
De afgelopen jaren zijn er verschillende (financiële) regelingen geweest om de instroom van personeel te verhogen en de mogelijkheden voor het opleiden van personeel te vergroten. Welke regelingen zijn in 2005 nog van toepassing en welke bedragen zijn daarmee gemoeid?

4.
In 2005 kan van de volgende regelingen gebruik gemaakt worden voor opleidingen: · Schaarsteoffensief

In 2005 is 7,1 miljoen beschikbaar voor de academische ziekenhuizen voor initiële MBO en HBO opleidingen, verpleegkundige vervolgopleidingen en medisch ondersteunende beroepen.
· CTG-beleidsregel voor wachtlijstgerelateerde opleidingen in algemene ziekenhuizen Instellingen kunnen een vergoeding krijgen voor het bieden van extra opleidingsplaatsen. Het betreft de opleidingen tot IC-verpleegkundige, dialyseverpleegkundige, operatieassistent, anesthesieassistent en radiodiagnostisch laborant. Het is nog niet bekend welk bedrag hiermee gemoeid zal zijn.
· CTG-beleidsregel voor agio's (= assistent-geneeskundigen in opleiding) in algemene, categorale en academische ziekenhuizen.
Instellingen kunnen een vergoeding krijgen voor het bieden van extra opleidingsplaatsen. Het is nog niet bekend welk bedrag hiermee gemoeid zal zijn. · De afdrachtvermindering onderwijs.
Per leerling in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) ontvangt een werkgever per jaar maximaal 2500 euro. Per voormalig werkloze jongere die scholing volgt om op zogenaamd startkwalificatieniveau (diploma niveau 2 MBO of HAVO) te komen ontvangt een werkgever 1500 per jaar. De twee bedragen kunnen worden gecombineerd. Het budgettaire beslag van deze afdrachtvermindering is voor 2005 geraamd op 220 miljoen (niet alleen voor de zorgsector).
· ESF-3 subsidie.
Via de gemeente kan een werkgever in aanmerking komen voor ESF-subsidies voor scholing van werkenden: voor scholing van werkenden zonder startkwalificatie, voor opscholing van werknemers of voor sectoroverstijgende scholing. Jaarlijks is ca. 250 miljoen beschikbaar voor ESF-3 subsidies.
· Voorts zijn er bij verschillende gelegenheden in de periode 1999-2002 bij verschillende gelegenheden middelen voor arbeidsmarktbeleid toegevoegd aan de instellingsbudgetten. Deze middelen waren deels (ook) bestemd voor bevordering van instroom van personeel en van opleiden.

5.
Hoe worden de structurele middelen die resteren na het beëindigen van de subsidierelatie met de sectorfondsen verdeeld over de verschillende instellingen? Op welke wijze kan inzicht worden verkregen in de manier waarop deze instellingen deze extra middelen zullen aanwenden?

5.
De structurele resterende middelen van de sectorfondsen zullen ongeoormerkt via de CTG- tarieven beschikbaar komen in de budgetten van de instellingen. In de door VWS met de sociale partners gemaakte afspraken staat dat zij in de CAO's afspraken maken over de concrete aanwending van deze structurele arbeidsmarkt middelen. Deze afspraken kunnen per branche verschillen.

6.
U geeft aan dat het aanbieden van voldoende stageplaatsen behoort tot de verantwoordelijkheid van de zorg- en opleidingsinstellingen zelf. Welke rol ziet u wel voor uzelf en de staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport als het gaat om kwalitatief goed opgeleide werknemers in de zorg, niet alleen nu maar ook in de toekomst?

6.
Het ministerie van VWS kent een systeemverantwoordelijkheid voor de zorgopleidingen. Vanuit deze gedachte zal dit departement de voorwaarden creëren waarbinnen de veldpartijen aan hun verantwoordelijkheden kunnen voldoen. Dit kabinet wil een betere samenhang bereiken tussen opleiden, bekostiging en beroepsuitoefening. Om dit te bereiken is eerder dit jaar de Stuurgroep MOBG ingesteld om binnen een periode van 5 jaar een

samenhangend stelsel voor beroepen en opleidingen te creëren inclusief de besturingsstructuur.

Vragen GroenLinks-fractie

7.
Hoe is de projectgroep die tot taak heeft een opleidingsfonds te vormen samengesteld?

7.
Deze projectgroep is samengesteld uit ambtenaren van mijn departement. De vormgeving van de nieuwe financieringssystematiek gebeurt in samenspraak met de Stuurgroep MOBG.

8.
Wanneer zal deze projectgroep rapporteren over de resultaten?

8.
Het streven is per 1 januari 2006 het Opleidingsfonds operationeel te hebben. Het eindrapport zal uiterlijk augustus 2005 beschikbaar moeten zijn om tijdig implementatiemaatregelen te kunnen treffen.

9.
Welke argumenten spelen een rol in de afweging om de vergoeding voor BPV-plaatsen voor de initiële opleidingen op te nemen in het opleidingsfonds?

9.
De afweging voor het al dan niet opnemen van opleidingen in het opleidingsfonds wordt mede bepaald door:

- de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen OCW en VWS (initieel respectievelijk postinitieel zorgonderwijs);

- de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid enerzijds en zorg- en opleidingsinstituten anderzijds;

- de duur van de opleiding;

- de mate waarin een opleiding marktverstorend werkt.

10.
Welke factoren spelen een rol in de afweging of het zogenaamde `rugzakje' voor leerlingen een plaats kan krijgen in de nieuwe financieringssystematiek?

11.
In de brief van 14 mei 2001 staat: "In samenspraak met het ministerie van OCenW, de Bve Raad, de OVDB (het Landelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport) en de HBO-raad verkennen we de mogelijkheden van een leerlinggebonden budget voor praktijkstages. De leerling krijgt daarmee zelf meer mogelijkheden in handen om plaats en kwaliteit van de stages te bepalen. Een en ander moet worden bezien in relatie tot de overige financiële regelingen van onderwijs en stages. We beogen in de loop van 2002 meer zicht te hebben op de mogelijkheden van een leerlinggebonden BPV-budget" (27 401/27 400 XVI, nr. 59, blz. 5). Wat is het (voorlopige) resultaat geweest van deze verkenning?

10. en 11.

Bij brief van 14 november 2001 (kenmerk DBO-CB-U-2226757) bent u geïnformeerd over de voorgenomen herziening van de bekostiging van de zogenaamde `ziekenhuisopleidingen' waarbij het leerlinggebonden budget mogelijk een plaats zou krijgen. Bij het ontwerp van de nieuwe financieringssystematiek van het Opleidingsfonds zal worden besloten of de bekostiging van stageplaatsen in het kader van de initiële opleidingen tot verpleegkundige of verzorgende onderdeel zal uitmaken van het Opleidingsfonds danwel de DBC's.
Aan het invoeren van een leerlinggebonden BPV-budget ("het rugzakje") kleven zowel voor- als nadelen. Zo staat tegenover een mogelijk grotere keuzevrijheid voor de leerling een grotere verantwoordelijkheid voor dezelfde leerling: niet alleen het afsluiten van een overeenkomst maar ook het bijhouden en achteraf verantwoorden van de uitgaven. Een zinvolle afweging van de voor- en nadelen van het rugzakje vereist mijns inziens meer duidelijkheid over de toekomstige bekostigingssystematiek van de zorgopleidingen.

12.
Zijn inmiddels de meer recente cijfers (van de OVDB) bekend over de omvang van het tekort aan stageplaatsen voor zorg- en welzijnsopleidingen? Zo ja, hoe groot zijn de tekorten?

12.
Zeer recent (in september jl.) is het rapport "Informatie Arbeidsmarkt en Onderwijs 2004" van de OVDB verschenen. In dit rapport berekent de OVDB dat er op dit moment landelijk en over het algemeen ook op regionaal niveau voldoende Beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPV-plaatsen) zijn. Dit geldt zowel voor de verplegende en verzorgende MBO-opleidingen als voor de agogische MBO-opleidingen. De OVDB plaatst een aantal kanttekeningen bij de berekeningen voor de opleidingen verpleging en verzorging:
- De branches die de BPV-plaatsen leveren komen niet altijd overeen met de branches waar de gediplomeerden uiteindelijk gaan werken.
- De beschikbare plaatsen worden niet altijd optimaal benut.
- Er kunnen specifieke regionale problemen zijn.
- Er komen signalen uit het veld dat verpleeg- en verzorgingshuizen het aantal BPV- plaatsen zouden gaan verminderen.
De OVDB voert daarom overleg met bepaalde branches om te zien of binnen deze branches meer ruimte is voor BPV-plaatsen en stimuleert overleg tussen werkveld en onderwijs over een betere benutting van de huidige plaatsen. De Taskforce V&V tracht de BPV- problematiek op alle vijf de niveaus van verpleging & verzorging op te lossen.

Uit een enquête van ABVAKABO FNV onder studenten in zorg en welzijn blijkt dat er minder klachten zijn over het aantal beschikbare stageplaatsen.


---- --