Ned. inst. oecolog. onderzoek
11-11-2004
Oververhitte relaties: door klimaatverandering lopen soorten elkaar mis
Persbericht, 11 november 2004
HETEREN (Gld.) - Je kunt als soort misschien wel reageren op het
warmer worden van het voorjaar, maar als de soort die jij eet dat niet
of anders doet dan heb je tòch een probleem. Deze ecologische
relatieproblemen beschrijven onderzoekers van het Nederlands Instituut
voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het vandaag te presenteren nieuwe boek
`Opgewarmd Nederland' - een breed initiatief van vele deskundigen. En
hoe staan de soorten ervoor in de rest van Europa?
Wat is het effect van klimaatverandering op VOEDSELKETENS, op
ecosystemen? Die vraag is veel moeilijker te beantwoorden dan de vraag
naar het effect van het warmer worden op een enkele soort. Hiervoor
moet je namelijk niet alleen de verschillende soorten dieren en
planten in een voedselketen onderzoeken, je moet ze ook nog voor al
hun relaties met elkaar vergelijken. Sluiten ze nog aan op elkaar, of
vallen er `gaten in de voedselketen' door de warmere lentes?
Het best bestudeerde voorbeeld is de voedselketen van zomereik, kleine
wintervlinder en koolmees. NIOO-onderzoeksleider Marcel Visser: "Door
de warmere lentes van de afgelopen decennia loopt de zomereik TIEN
DAGEN EERDER uit, komen de wintervlinderrupsjes zelfs nog vroeger uit
het ei en verhongeren voor een deel door een gebrek aan eikenblad en
loopt de koolmees een deel van het rupsenvoedsel voor zijn jongen mis
omdat hij niet eerder is gaan broeden."
Ook trekvogels als de bonte vliegenvanger hebben problemen. "In
overwinteringgebied Afrika VERANDERT ER NIETS, maar ondertussen is het
voorjaar in broedgebied Nederland al stiekem aan de gang." Daardoor
moet deze vogel zich bij aankomst in Nederland enorm haasten om toch
eerder met broeden te beginnen en niet ook de rupsenpiek - ongeveer
twee weken in het jaar met de meeste dikke rupsen voorhanden, voor ze
zich verpoppen - te missen. En daar slagen deze vogels dan ook niet
helemaal in. Omdat vogels met name reageren op daglengte en minder op
temperatuursveranderingen was het te verwachten dat er `mistiming' op
zou gaan treden. De vogels kunnen er wel wat aan doen, maar niet
altijd voldoende.
De voorbeeldsoorten zijn niet de kwetsbaarste. Het zijn modelsoorten
die in de nestkasten van de onderzoekers van het Nederlands Instituut
voor Ecologie (NIOO-KNAW) broeden. Maar gelijksoortige effecten kunnen
soorten die toch al in de problemen zitten, bijvoorbeeld door grote
versnippering van het leefgebied, DE DAS OM doen.
De Europese vergelijking
Bonte vliegenvangers broeden niet alleen maar in Nederland.
Onderzoekers van het NIOO en van collega-instituten in de rest van
Europa hebben dit jaar vergeleken wanneer de vogels broeden en hoeveel
warmer het voorjaar op die broedplek werd. Van de 25 onderzochte
populaties bleken die met de meest opgewarmde lentes de grootste
vervroeging van het leggen van de eieren op te leveren. Dit is EEN
DUIDELIJK BEWIJS dat de vervroeging van leggen die we zien echt door
de opwarming van het klimaat komt. Ook mezen beperken zich niet tot
ons land. De onderzochte 24 populaties in 6 Europese landen blijken
nogal verschillend te reageren op klimaatverandering. De een vervroegt
het broeden wel, de ander niet. Ook hier hangt dat deels samen met de
lokale temperatuursveranderingen. In Scandinavië en Rusland is het
voorjaar (nog) niet warmer geworden en daar veranderen de legdata dan
ook niet. Maar er is meer aan de hand. Zelfs binnen Nederland reageren
niet alle populaties hetzelfde. Terwijl vogels in sommige populaties
eerder leggen is het effect van klimaatverandering in andere
populaties zichtbaar door een afname in het vóórkomen van TWEEDE
LEGSELS. Dit kan tot gevolg hebben dat er in totaal minder jongen
groot worden. "Voor voorspellingen over de ecologische gevolgen moet
je niet alleen naar de legdatum kijken, maar ook naar andere
belangrijke waarden - zoals tweede nesten. Uiteindelijk zal
klimaatverandering de dynamiek in populaties diepgaand veranderen,"
vermoedt Visser.
Het doen van LANGE-TERMIJN onderzoek blijft belangrijk. Het levert
onmisbare gegevens voor het bestuderen van zulke grootschalige
effecten als klimaatverandering.
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie
centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het
land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum
voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op
het leven op het land.