De Nederlandse Bank


Ten geleide van het ECB Maandbericht november 2004 Nieuwsbericht

Datum 11/11/2004
Organisatie leeg DNB

In zijn op 4 november 2004 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur van de ECB besloten de minimale inschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem onveranderd te laten op 2,0%. De rente op de marginale beleningsfaciliteit en die op de depositofaciliteit werden eveneens onveranderd gelaten op respectievelijk 3,0% en 1,0%.

Op basis van de reguliere economische en monetaire analyse kwam de Raad van Bestuur tot de conclusie dat er vooralsnog, ondanks een hardnekkig hoge en stijgende olieprijs, geen sterke aanwijzingen zijn dat zich middellange-termijn inflatoire druk ontwikkelt in het eurogebied. Met name de loongroei lijkt beperkt te blijven in de context van aanhoudend bescheiden reële bbp-groei en zwakke arbeidsmarkten. Tegen deze achtergrond heeft de Raad van Bestuur besloten de voornaamste rentetarieven van de ECB onveranderd te laten op hun huidige niveaus, die naar historische maatstaven zeer laag zijn. De olieprijsstijgingen hebben echter een zichtbare directe invloed gehad op de consumptieprijzen dit jaar, en de inflatie zal waarschijnlijk de komende maanden duidelijk boven 2% blijven. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling. Gezien de huidige opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn, is grote waakzaamheid geboden ten aanzien van alle ontwikkelingen die dergelijke risico's zouden kunnen doen toenemen.

Te beginnen bij de economische analyse die ten grondslag ligt aan de beoordeling door de Raad van Bestuur, heeft het economisch herstel in de tweede helft van 2003 een aanvang genomen, en zijn in de eerste helft van 2004 positieve ontwikkelingen waargenomen. Hoewel korte-termijnindicatoren een gemengder beeld zijn gaan geven, blijven de basisdeterminanten van de economische bedrijvigheid in overeenstemming met aanhoudende economische groei in 2005. Ten aanzien van de externe factoren treedt enige matiging op na een periode waarin de wereldeconomie haar sterkste dynamiek heeft ervaren sinds vele jaren. Desalniettemin zou de uitvoer uit het eurogebied moeten blijven profiteren van de positieve mondiale vraagcondities in 2005. Wat betreft de binnenlandse factoren zouden de investeringen moeten worden gesteund door het mondiale klimaat, de zeer gunstige financieringscondities in het eurogebied, hogere winsten en de door herstructureringen verbeterde efficiëntie van bedrijven. Bovendien bestaat er in het eurogebied als geheel ruimte voor een versterking van de particuliere consumptie, met name wanneer de vooruitzichten op de arbeidsmarkt duidelijker verbeteren.

Deze algehele vooruitzichten zijn echter omgeven met aanhoudende onzekerheid, in het bijzonder als gevolg van de recente ontwikkelingen in de oliemarkt. Enerzijds verschillen de omvang en aard van deze schok van eerdere ervaringen, toen de olieprijsstijgingen veel sterker waren en voornamelijk het gevolg van aanbodbeperkingen. Daarnaast is de olie-intensiteit van de productie aanzienlijk lager in het eurogebied. Anderzijds vormt de recente olieprijsstijging een desalniettemin aanzienlijke negatieve schok voor de economie van het eurogebied. Indien de olieprijs op het huidige hoge niveau zou blijven of zelfs verder zou stijgen, zou deze de kracht van het herstel binnen zowel als buiten het eurogebied kunnen matigen. Onder bepaalde voorwaarden kan een soepeler absorptie van de olieprijsschok echter worden gewaarborgd: met name moeten tweede-ronde-effecten in de loon- en prijsvorming worden vermeden, en de begrotingsautoriteiten dienen af te zien van maatregelen die het noodzakelijke aanpassingsproces zouden verlengen.

Ten aanzien van de consumptieprijzen steeg volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat de inflatie op jaarbasis in oktober tot 2,5%. Dit is een sterke stijging, na de daling tot 2,1% in september, van 2,3% in augustus, en deze toont aan dat de olieprijsontwikkeling de laatste weken een grote directe invloed heeft gehad op de HICP in het eurogebied. Bovendien zou de olieprijsschok in de economie kunnen doorwerken en verdere indirecte effecten veroorzaken, zoals aangegeven door de ontwikkelingen in de producentenprijzen.

Verder vooruitblikkend duidt de tot nog toe beschikbare informatie er echter niet op dat zich in het eurogebied sterkere onderliggende inflatoire druk ontwikkelt. De loonstijging is sinds het laatste kwartaal van 2003 beperkt gebleven, en deze tendens zal naar verwachting voortduren in de context van aanhoudende gematigde groei en zwakke arbeidsmarkten.

Toch is er de laatste maanden een aantal opwaartse risico's voor de vooruitzichten van prijsstabiliteit naar voren gekomen. Deze risico's zijn voornamelijk gerelateerd aan de olieprijsontwikkeling, mogelijke nieuwe stijgingen van de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen, en mogelijke tweede-ronde-effecten die voortvloeien uit de loon- en prijsvorming.

Verdere indicaties voor de vooruitzichten op de middellange termijn worden verschaft door de monetaire analyse. De neerwaartse trend in de M3-groei op jaarbasis in de eerste helft van dit jaar lijkt gedurende de recente maanden tot stilstand te zijn gekomen. De kortere-termijndynamiek van M3 is krachtiger geworden en het groeicijfer van M3 op jaarbasis stijgt. Deze ontwikkelingen weerspiegelen het stimulerende effect dat het historisch lage niveau van de rente in het eurogebied heeft op de monetaire expansie. Met name de vraag naar de meest liquide componenten van M3 die zijn begrepen in het nauw gedefinieerde aggregaat M1 is sterk. Het lage rentepeil voedt tevens de vraag naar krediet vanuit de particuliere sector. Met name het groeitempo van leningen voor huisaankopen blijft stijgen en nadert nu 10%. De vraag naar leningen wordt echter breder gefundeerd, en de groei op jaarbasis van leningen aan niet-financiële ondernemingen trekt eveneens aan.

Gezien de aanhoudende kracht van de M3-groei gedurende de afgelopen paar jaar blijft er aanzienlijk meer liquiditeit in het eurogebied dan nodig is ter financiering van niet-inflatoire groei. Dit zou in de toekomst inflatoire risico's kunnen opleveren indien de overliquiditeit niet progressief wordt gereduceerd door omgekeerde portefeuilleherschikkingen. Bovendien zouden hardnekkig hoge overliquiditeit en sterke kredietgroei een bron kunnen gaan vormen van niet-houdbare stijgingen van de activaprijzen, met name in de vastgoedmarkten.

Om dit alles samen te vatten: de economische analyse duidt erop dat de onderliggende inflatoire druk nog steeds beperkt is, maar dat een aantal opwaartse middellange-termijnrisico's voor de prijsstabiliteit nauwlettend dienen te worden gevolgd. Het is met name belangrijk dat deze risico's de lange-termijninflatieverwachtingen niet beïnvloeden. Onderlinge toetsing met de monetaire analyse blijft steun geven aan het argument voor grote waakzaamheid met betrekking tot de verwerkelijking van risico's voor prijsstabiliteit.

Wat betreft het begrotingsbeleid, hebben de meeste landen hun begrotingsvoornemens voor 2005 bekendgemaakt. In enkele gevallen zijn er bemoedigende tekenen dat de lidstaten van plan zijn buitensporige tekorten te corrigeren of vooruitgang te maken naar een begrotingspositie nabij evenwicht of in overschot. Er zijn echter ook andere gevallen waarin aanzienlijke risico's bestaan dat de krachtens het Pact voor Stabiliteit en Groei aangegane toezeggingen niet gestand zullen worden gedaan, of waarin onevenwichtigheden toenemen en zich nieuwe overschrijdingen van de referentiewaarde van 3% kunnen voordoen. Het is derhalve van cruciaal belang dat waar dit noodzakelijk is de begrotingen voor 2005 voorrang geven aan consolidatie. Bovendien is het van essentieel belang dat de betrouwbare compilatie en tijdige rapportage van statistieken betreffende overheidsfinanciën worden gewaarborgd. Juiste begrotingsdoelen en het voldoen aan begrotingsverplichtingen en verslagleggingsvereisten zullen bijdragen aan de bevordering van vertrouwen, ondersteuning van de economische opleving en aan de voorbereiding op de gevolgen van de vergrijzing.

Wat betreft het Europese begrotingskader blijft de Raad van Bestuur ervan overtuigd dat verbeteringen in de tenuitvoerlegging van het Pact voor Stabiliteit en Groei mogelijk zijn en een gunstig effect zouden hebben. In dit opzicht zijn de voorstellen van de Europese Commissie ter verbetering van de aanwending van de preventieve instrumenten van het Pact, die betrekking hebben op de controle op begrotingsposities, welkom. Tezelfdertijd waarschuwt de Raad van Bestuur tegen veranderingen in het Pact en, in het bijzonder, in de procedure bij buitensporige tekorten. De Raad is van mening dat de geloofwaardigheid van het plafond van 3% voor het tekort van essentieel belang is voor het verankeren van de verwachtingen ten aanzien van begrotingsdiscipline. Bovendien zijn strenge controle en effectieve peer pressure ten aanzien van nationaal begrotingsbeleid onontbeerlijk voor het handhaven van gezond begrotingsbeleid.

Plannen voor begrotingsconsolidatie dienen onderdeel te zijn van een structurele-hervormingsagenda die groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid bevordert. Ten aanzien van de arbeids- en productenmarkten is de tussentijdse herziening van de Lissabon-agenda
- die thans wordt uitgevoerd voor de bijeenkomst van de Europese Raad in maart 2005 - een uitgelezen mogelijkheid om op dit terrein de inspanningen te intensiveren. Structurele hervormingen zijn van cruciaal belang voor een beter presterende economie van de EU, d.w.z. een economie met hogere potentiële groei, meer
werkgelegenheidsmogelijkheden en grotere veerkracht bij schokken. Inspanningen om de belangrijkste economische hervormingen te versnellen zij nu belangrijker dan ooit.

De Engelstalige versie van dit nummer van het Maandbericht bevat drie artikelen. In het eerste artikel wordt een analyse geboden van de invloed van veranderingen in de olieprijs op de prijzen en de economische bedrijvigheid in het eurogebied. In het tweede artikel wordt een beschrijving gegeven van een aantal instrumenten die centrale banken kunnen gebruiken om de marktverwachtingen ten aanzien van belangrijke economische variabelen, met name de inflatie en de economische bedrijvigheid, af te leiden uit de activaprijzen. Het derde artikel, ten slotte, analyseert de recente ontwikkelingen in het EU-kader voor financiële regelgeving, toezicht en stabiliteit.