De Nederlandse Bank
Speech president Wellink over 'Economische risico´s voor
pensioenfondsen'
Speech
Datum 11/11/2004
Locatie OPF Jaarcongres, Circustheater Scheveningen
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, President, De Nederlandsche Bank
Organisatie leeg DNB
Speech door dr A.H.E.M. Wellink, President van de Nederlandsche Bank,
tijdens het OPF Jaarcongres in het circustheater te Scheveningen. Dat
ik vandaag hier sta is geen toevalligheid. De juridische fusie tussen
De Nederlandsche Bank en de Pensioen- en Verzekeringskamer is sinds
het begin van deze maa ndeenfeit.Vandaagiseeneerstegelegenheid
voor mij om vanuit de gefuseerde instelling met u te spreken over
economische risico's voor pensioenfondsen. Ik zal dat doen aan de hand
van drie thema's:
* Ten eerste: een goed pensioen heeft de ambitie om tenminste
bescherming tegen geldontwaarding te bieden. Dit is een goede
Nederlandse traditie. Dit streven sluit aan bij het doel van De
Nederlandsche Bank, als onderdeel van het Europese stelsel van
Centrale Banken, gericht op prijsstabiliteit.
* Ten tweede: voor de pensioensector is het belangrijk om
premievolatiliteit te beheersen en het defined benefit stelsel te
beschermen. Als waker over de financiële stabiliteit
respectievelijk als prudentieel toezichthouder zijn dit bij
uitstek thema´s die een beroep doen op de synergie binnen de taken
van De Nederlandsche Bank.
* Ten derde: de discussie omtrent de afbrokkeling van de
intergenerationele solidariteit, wordt daar waar het alleen
pensioenen betreft, te partieel gevoerd.
Inflatie en indexatie
Om te beginnen het th emainflatieenindexatie.Demissievanhet
pensioenfonds komt rechtstreeks voort uit de informele
oudedagsvoorzieningen die voorheen in familieverband aanwezig waren.
Deze missie is een regeling te treffen voor de ouderen die niet meer
in staat zijn zich op de arbeidsmarkt te verdedigen tegen bepaalde
risico's, zoals die van inflatie. In de vroegere landbouweconomie werd
het probleem van de inflatiebescherming van de post-actieven opgelost
door erkenning van de eigendomsrechten van de ouderen (erf en
boerderij). Deze werden ter beschikking gesteld aan de jongeren.
Zolang de ouderen leefden kregen zij een opbrengstafhankelijke
vergoeding die informeel door de gebruikers van deze eigendommen werd
betaald als compensatie voor het ter beschikking stellen van vermogen.
Het erfrecht vormt het sluitstuk van deze vorm van private ordening:
de jongere generatie erft het eigendom en wordt dan zelf de oudere
generatie.
In onze moderne oudedagsvoorzieningen is ook een ambitie tot
inflatiebescherming aanwezig. Op dit punt heeft Nederland een goede
traditie opgebouwd. Hetgeen overigens niet betekent dat pensioenen
onder alle omstandigheden worden geïndexeerd; de prijscompensatie is
veelal een voorwaardelijk recht. Dit is een deftige manier om te
zeggen dat het, net als vroeger, afhankelijk is van de opbrengst. Bij
economische tegenwind kan gekort worden op de indexatie om de
opgebouwde aanspraken te beschermen. Een ambitie is dus niet hetzelfde
als een garantie. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van de
sociale partners om de indexatieambitie vorm te geven. Vervolgens is
het aan het bestuur van het pensioenfonds om de ambitie uit te voeren.
Het bestuur is aanspreekbaar op de wijze van financiering, op de
invulling van het indexatiebeleid in relatie tot de ambitie en op de
zorgvuldige communicatie hierover. Deze communicatie moet voorzichtig
en volledig transparant zijn.
Van belang hierbij is dat indexatie niet vanzelf komt. De fondsen
moeten er extra geld voor reserveren of risico's nemen, wat niet
wezenlijk verschillend is. Voor het nemen van risico's immers moet ook
een prijs worden betaald, in termen van hogere buffers. Bij het
stellen van een indexatie-ambitie is het verder goed om te beseffen
dat de monetaire beleidsstrategie van de Europese Centrale Bank is
gericht op een prijsstijging dicht bij, maar niet hoger 2%. Hoewel
zo'n percentage op korte termijn beperkte invloed heeft, is het effect
enorm op de lange termijn die relevant is voor pensioencontracten. Ter
illustratie. Bij een geïndexeerde middelloonregeling is de indexatie
tijdens de opbouw relevant. Uitgaande van 2% jaarlijkse indexatie is
het totale kapitaal op 65-jarige leeftijd voor ongeveer eenderde
opgebouwd uit deze toeslagen. Bij 3% is het tweevijfde en bij 4% de
helft. Dit illustreert hoe wezenlijk het is dat de monetaire
autoriteiten succesvol zijn in hun strijd tegen de inflatie. Met als
evenknie dat een goed pensioen de ambitie heeft om tenminste
bescherming tegen geldontwaarding te bieden.
Premievolatiliteit en pensioenzekerheid
Een stap verder brengt het tweede thema: premievolatiliteit en
pensioenzekerheid. Door de omvang van het pensioenvermogen en van de
premieafdrachten bestaat een duidelijke wisselwerking met de economie.
Premieniveau en premievolatiliteit enerzijds en pensioenzekerheid en
pensioenresultaat anderzijds zijn kernbegrippen in deze wisselwerking.
Ze spelen niet alleen op micro- maar ook op macro-economisch niveau.
Dat laatste maakt dat de centrale bank en de pensioensector, net als
op het terrein van de inflatie en indexatie, een gemeenschappelijk
belang hebben.
Het is de taak van het bestuur van een pensioenfonds om, gegeven de
doelstelling van het fonds, de risico's te beheersen. Dit is geen
sinecure. De termijn waarover toekomstberekeningen worden gemaakt
bestrijkt decennia. Dit terwijl de wetgever eisen stelt aan de
dekkingsverplichting op korte termijn en een prudentieel
toezichthouder de wettelijke taak heeft gegeven daar op toe te zien.
Toezicht grijpt aan bij de normen voor solvabiliteit; daarover kan
geen misverstand bestaan. Maar daarbij zijn zo ´rustig´ mogelijke
premiepaden wenselijk en ook dat is in het belang van een andere
doelstelling van De Nederlandsche Bank: financiële stabiliteit. Dit
komt omdat er procyclische elementen zijn in de wisselwerking tussen
de pensioensector en de economie als geheel.
Zo valt een sterke opwaartse druk op de pensioenpremies vaak samen met
een economische recessie; tegelijkertijd nemen in zo´n periode
schommelingen in pensioenpremies in het algemeen toe. Een aantal
redenen is daarvoor aanwijsbaar. Zo zijn pensioenfondsen tegenwoordig
erg afhankelijk van de aandelenmarkt en werkt de lage
kapitaalmarktrente sterk door. De trend naar marktwaardering maakt
deze volatiliteit direct zichtbaar. Een forse stijging van de
pensioenpremies en toenemende volatiliteit maken het natuurlijk niet
eenvoudig om uit het economische dal te komen. Dat heeft op haar beurt
weer een ongunstige invloed op de ontwikkelingen in de
pensioensector.
Meer structureel speelt de verandering in de samenstelling van de
bevolkingsopbouw. Momenteel zijn er ongeveer 2,3 miljoen 65-plussers
in Nederland. In 2040 is dat naar verwachting 4,4 miljoen. De
verhouding tussen 65-plussers en de groep 15 tot 65 jarigen verdubbelt
de komende 35 jaar van 21 naar 44%. De sterke sprong in deze
afhankelijksheidsratio weerspiegelt zich in de verhouding tussen de
opgebouwde pensioenrechten en de premiegrondslag. Daarmee leidt elke
vermogensaanpassing tot een relatief grote druk op de premies. Maar
tegelijk wordt de mogelijkheid om schokken op te vangen met het
premie-instrument kleiner. Zo ervaren veel pensioenfondsen dat door de
vergrijzing van het deelnemersbestand de bijsturingskracht van het
premie-instrument afneemt. Het hangt echter van het
financieringsbeleid en beleggingsbeleid af - en dus ook van financiële
stabiliteit van de omgeving - in welke mate of dit gegeven een risico
vormt voor de continuïteit van het pensioencontract.
Stabiliteit in een economisch systeem is gebaseerd op vertrouwen. Het
is zaak om vooral niet te lang vast te houden aan premiestabilisatie
waardoor uiteindelijk een veel grotere inhaalslag moet worden gemaakt.
Het uitgangspunt van vertrouwen is dat pensioen, in de vorm van
defined benefit, uitgesteld loon is. De aanspraken worden tijdens de
werkzame tijd verdiend, maar ze komen pas tot uitkering bij
pensionering. Dit aspect is van wezenlijke betekenis, ook voor de
huidige spaar- en consumptiebeslissingen. Het vormt immers een
belangrijk vast gegeven in het totaal van de `personal finance'
beslissingen. Om een beeld te schetsen: het jaarlijkse bedrag aan
rentebetalingen op de hypotheekschuld komt met 24 miljard ongeveer
overeen met de jaarlijkse betalingen van werknemers voor de
pensioenopbouw via pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Hoe
hoog zekerheid met betrekking tot de pensioenvoorzieningen op de
prioriteitenlijst staat, blijkt nog eens uit recent onderzoek van De
Nederlandsche Bank (te lezen in het meest recente DNB
Kwartaalbericht). Bijna de helft van het door de Bank geënquêteerde
publiek is bereid een hogere pensioenpremie te betalen voor meer
zekerheid over de uiteindelijke pensioenuitkering. Slechts éénvijfde
kiest voor een regeling zonder garanties; de overigen weten het niet.
Naast de deelnemers aan pensioenregelingen wegen ook beleggers de
financiële situatie van het pensioenfonds mee in hun beslissingen.
Recent onderzoek van Nobelprijswinnaar Robert Merton wijst erop dat
een hoger balansrisico bij het pensioenfonds zich vertaalt in een
lagere waarde van de onderneming. Dit is te verklaren omdat de sponsor
de (morele) plicht heeft om tekorten in het pensioenfonds aan te
vullen terwijl niet alle overschotten in het pensioenfonds volledig
geclaimed kunnen worden door de sponsor.
Een juiste balans in het pensioenfonds tussen risico´s en buffers is
dus vanuit meerdere gezichtsvelden belangrijk. Hoewel het opbouwen van
buffers kostbaar is, hebben deze belangrijke voordelen. Behalve om
schokken op te vangen, kunnen de extra rendementen die over de buffer
worden behaald worden aangewend voor indexatie of premiereductie. In
de nieuwe pensioenwet wordt overigens een heldere prioritering gegeven
aan de tegengestelde belangen die hier spelen. Rekening houdend met de
geformuleerde ambitie en wijze van financieren, worden premiekortingen
pas toegestaan als de indexatieambitie voor de lange termijn is
gewaarborgd.
Intergenerationele overdrachten
Hiermee kom ik vanzelf aan bij het derde thema: intergenerationele
solidariteit. Buffers zijn immers ook een belangrijke voorwaarde voor
continuïteit van het collectieve kapitaaldekkingstelsel. Bij ontbreken
van voldoende buffers is het voor jonge generaties niet aantrekkelijk
om een pensioengebouw te betreden. Om zicht te bieden op de omvang van
de buffer is een marktconforme waardering van beleggingen én
verplichtingen een belangrijke stap voorwaarts. Met ingang van 2006
wordt onder het Financiële Toetsingskader een dergelijke waardering
vereist. In het overgangsregime in 2005 kunnen pensioenfondsen die dat
wensen al overstappen op deze waarderingsgrondslagen.
De pensioenfondsen staan voor de uitdaging om alle risico's opnieuw te
waarderen en te evalueren. Voor het nemen van risico's wordt, zoals
eerder al gezegd, een prijs betaald. Er ontstaat vroeg of laat een
onhoudbare situatie als er ongedekte cheques worden neergelegd bij
toekomstige generaties. Wanneer toetreders ervaren dat ze langdurig
onevenredig meer moeten betalen dan voor de eigen pensioenvoorziening
nodig is, wordt de verplichtstelling onderwerp van debat of wordt
gestemd met de voeten.
De gedwongen winkelnering, waarop ons pensioenstelsel is gefundeerd,
moet telkens opnieuw door de fondsbesturen worden gerechtvaardigd. Een
adequate financiële opzet is daarbij een eerste vereiste. Dit geldt
niet alleen ten opzichte van jongere generaties. Bestuurders van
pensioenfondsen mogen ook niet uitgaan van een onbeperkte bereidheid
van de sponsor om middelen uit de onderneming over te dragen aan het
fonds bij het optreden van tekorten. Dit is ook in tegenspraak met de
aloude intentie van de wetgever om het voortbestaan van de
pensioenvoorziening los te koppelen van het voortbestaan van de
werkgever.
Toch nog een enkele kanttekening hierbij. Door de discussie over
intergenerationele overdrachten geheel toe te spitsen op pensioenen
bestaat het gevaar van een te grote eenzijdigheid in de benadering. In
het begin kwam de vad eropzoontraditieopdeboerderijaanbod.De
zoon neemt in ruil voor het pachtrecht en uitzicht op het erfrecht de
zorg van zijn ouders op zich. De ouderen vererven echter niet alleen
de eigendommen aan de kinderen, maar ook de investering en alle
energie die is gestoken in bijvoorbeeld hun onderwijs, opvoeding en
gezondheid. Heden ten dage erven onze kinderen het democratisch
staatskundig bestel, de economische infrastructuur en de culturele en
wetenschappelijke verworvenheden. Toegegeven, in dit rijtje horen ook
thuis de schaarse ruimte en verstoringen in het milieu. Het kernpunt
is echter dat de discussie over overdrachten tussen generaties niet
beperkt behoort te blijven tot pensioenen.
Tot slot
Het pensioengebouw waar u voor verantwoordelijk bent gaat al meerdere
generaties mee. Om het pand bewoonbaar te houden is zo nu en dan een
flinke opknapbeurt nodig, waaraan oud en jong een bijdrage leveren. In
dit licht moeten de maatregelen die de afgelopen jaren zijn getroffen
worden gezien. Het is in ieders belang dat het pensioenstelsel
toekomstbestendig blijft en daarbij geen onnodige verstoringen in de
economie veroorzaakt. Wat dit betreft kan met vertrouwen naar de
toekomst worden gekeken, de pensioensector immers heeft keer op keer
bewezen het vermogen te hebben zich aan te kunnen passen aan
gewijzigde omstandigheden. En dat is nodig want het enige dat we zeker
weten is dat economische risico´s tot in lengten van dagen en
generaties blijven bestaan.
[s?11283.speech.Speech_president_Wellink_over_'Economische_risico%C2%B
4s_voor_pensioenfondsen'] leeg