De Nederlandse Bank


Speech president Wellink over 'Economie en vastgoedmarkt, risico's en kansen'
Speech

Datum leeg 11/11/2004
Locatie leeg Jaarvergadering Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers
Spreker leeg Dr. A.H.E.M. Wellink, President, De Nederlandsche Bank Organisatie leeg DNB

Het onderwerp van uw jaarvergadering vanmiddag boeit een breed publiek. Op de onroerend goedmarkt zijn zowel grote professionele bouwondernemingen, financiële beleggers, als de man en vrouw in de straat actief. Al deze partijen nemen beslissingen waarmee vaak grote bedragen en risico's gemoeid zijn. Zelfs de eenmalige deelname van een honkvaste huizenkoper leidt tot jarenlange verplichtingen. De ontwikkelingen op deze markt gaan dus bijna iedereen aan. Bij grote en brede financiële belangen, met mogelijk vérstrekkende economische risico´s, komt ook al snel de Nederlandsche Bank in beeld. Als monetair en economisch adviseur, als bewaker van de stabiliteit van het financiële stelsel en `last but not least' als toezichthouder op de financiële sector houden wij de gang van zaken goed in de gaten.

Wie risico´s neemt, zal zich ook een beeld moeten vormen van de toekomst. Ieder van ons - ook de Nederlandsche Bank - is dan aan het voorspellen - soms heel onbewust, soms louter emotioneel en hopelijk heel vaak ook erg rationeel. Het is al vaker gezegd: voorspellen is lastig, zeker als het om de toekomst gaat, maar het begint in ieder geval met leren van het verleden. Ik zal met u enkele recente ontwikkelingen op de onroerend goedmarkt bespreken en vervolgens schets ik de wisselwerking hiervan met de rest van de economie. Daarna blik ik in de, zoals altijd, onzekere toekomst en benoem enkele risicofactoren.

Recente ontwikkelingen op de onroerend goedmarkt De afgelopen jaren hebben zich turbulente ontwikkelingen voorgedaan op de markt voor onroerend goed, zowel op de woningmarkt als op de zakelijke markt. Het ligt nog vers in ons geheugen dat huizen bijna ongezien werden gekocht, vaak voor sommen die flink boven de vraagprijs lagen. De huizenprijzen stegen van omgerekend zo'n 90 duizend euro voor een gemiddelde koopwoning in 1995 tot meer dan 200 duizend euro in 2002. Daarna steeg de prijs van een gemiddelde woning licht verder naar ruim 210 duizend euro op dit moment.

Iets soortgelijks speelde op de zakelijke onroerend goedmarkt, dat wil zeggen de markt voor kantoorruimte, bedrijfsruimte en winkels. Parallel aan de `internet bubble' schoten nieuwe kantoorgebouwen als paddestoelen uit de grond. Het aanbod van kantoor- en bedrijfsruimte is in de jaren 1999 - 2003 meer dan verdubbeld. Aanvankelijk kon het aanbod de vraag niet bijhouden: huurprijzen per vierkante meter kantoor of bedrijfsruimte schoten omhoog en de rendementen op dit soort beleggingen mochten er zijn. In de jaren 1998 - 2000 werden bijvoorbeeld rendementen met dubbele cijfers behaald. De huren op de kantorenmarkt stegen in die jaren in reële termen met gemiddeld bijna 4% per jaar.

Ten opzichte van dit beeld, slechts een paar jaar geleden, is er inmiddels veel veranderd. In een willekeurige wijk of langs een willekeurige snelweg prijken tegenwoordig de nodige uithangborden die woningen te koop of bedrijfs- of kantoorruimte te huur aanbieden. Terwijl we op de huizenmarkt evenwel hooguit een afkoeling zien, constateren we op de zakelijke onroerend goedmarkt de afgelopen jaren duidelijk een omslag. De gemiddelde jaarlijkse prijsstijging van woningen bedroeg de afgelopen jaren circa 3 à 4% en momenteel volgen de huizenprijzen min of meer de inflatie. Behalve in het topsegment zijn op de huizenmarkt prijscorrecties uitgebleven.

Op de markt voor kantoor- en bedrijfsruimten ligt dat duidelijk anders. Vooral de vraag naar kantoren maar ook die naar bedrijfsruimten is ingezakt. De leegstand van de totale voorraad kantoor- en bedrijfsruimte is daardoor snel opgelopen naar een gemiddelde leegstand voor het hele land van ruim 10%. De regionale verschillen zijn groot. In een enkele regio's wordt een leegstand van meer dan 20% geregistreerd. Opvallend is dat deze leegstand veel groter is dan tijdens de vorige economische neergang, begin jaren negentig. De omslag op de zakelijke onroerend goedmarkt is ook te zien aan de daling van de huurprijzen per vierkante meter. Deze daling gaat hand in hand met een daling van de rendementen op zakelijk onroerend goed, het rendement gedefinieerd als de som van huuropbrengsten en waardeveranderingen. Die zijn namelijk sinds eind jaren negentig meer dan gehalveerd. Opvallend is echter dat de gemeten rendementen nog wel duidelijk positief zijn.

Deze gunstige rendementscijfers geven nog steeds een vrij positief beeld van de vastgoedmarkt. Té positief wellicht. Op basis van andere informatie en anekdotische waarnemingen zou je eerder concluderen, dat de zakelijke onroerend goedmarkt het bepaald niet gemakkelijk heeft. Zo worden sommige bouwprojecten gestaakt. Bovendien zijn forse kortingen op de huurprijzen van kantoorpanden de laatste tijd heel gangbaar en ook huurvrije periodes bij het aangaan van een huurcontract komen voor. Ten slotte wordt steeds vaker gesproken over alternatieve bestemmingen voor kantoorruimte, bijvoorbeeld woonruimte voor jongeren. Dit alles geeft dus een heel andere indruk dan de rendementscijfers.

De onroerend goedmarkt blijft niettemin aantrekkelijk voor de belegger, hetgeen ten dele wordt veroorzaakt door de aanhoudende onzekerheid op de effectenbeurzen. Zo is beleggen in vastgoed door particulieren verdriedubbeld sinds 2002. Deze positieve tendens wordt weerspiegeld in de koersindices van vastgoedbedrijven en vastgoedindices die recent weer een sterkere stijging vertonen. De hamvraag is dus: is de economische basis onder deze nog aardige rendementen wel solide genoeg? Dit geldt temeer, omdat - net als op de huizenmarkt overigens - de prijsontwikkeling van zakelijk onroerend goed moeilijk te doorgronden is. De cijfers over de rendementen zijn in het algemeen dan ook niet makkelijk te vergelijken.

Wisselwerking met de economie
Genoeg redenen voor de Nederlandsche Bank om al die ontwikkelingen op de onroerend goedmarkt met argusogen te volgen, met name vanwege de potentieel belangrijke effecten voor de gezondheid van de financiële sector en voor de reële economie. Hoe beïnvloedt de economische ontwikkeling de onroerend goedmarkt en hoe werken prijsbewegingen op de onroerend goedmarkt door op de reële economie? Deze doorwerking loopt vooral via de dragers van het financiële risico. Op de huizenmarkt zijn dat vooral de eigenaren/bewoners. Op de zakelijke onroerend goedmarkt zijn dat met name de investeerders die in veel gevallen als verhuurder optreden.

De zakelijke onroerend goedmarkt wordt sterk beïnvloed door de conjunctuur. Wanneer de conjunctuur aantrekt, neemt de behoefte aan kantoor- en bedrijfsruimte toe, terwijl de uitbreiding van het beschikbare volume enkele jaren in beslag neemt. Het aanbod kan op korte termijn niet aan de vraag voldoen, waardoor de prijs stijgt. Bij het uitbreken van een recessie zitten doorgaans nog veel vastgoedprojecten in de pijplijn terwijl de vraag naar bedrijfs- en kantoorruimte alweer daalt. Dit voortgaande aanbod bij een dalende vraag leidt tot oplopende leegstand. We hebben deze zogeheten varkenscyclus in de praktijk gezien. Zo nam eind jaren negentig vooral in de ICT-sector en de zakelijke dienstverlening de behoefte aan kantoorruimte toe. Vervolgens moesten juist in deze sectoren de vooruitzichten fors naar beneden worden bijgesteld, terwijl de bouw van nieuwe kantoorruimte in veel gevallen nog niet eens was afgerond. De varkenscyclus is ook zichtbaar in de prijzen. Parallel aan de enorme vraag naar bedrijfs- en kantoorruimten eind jaren negentig waren ook de huurprijzen per vierkante meter bedrijfsruimte en kantoorruimte en daarmee de rendementen fors gestegen.

De huizenmarkt is veel minder conjunctuur gevoelig. De vraag naar koopwoningen weerspiegelt vooral veranderingen in de leencapaciteit van de huizenkopers. Deze leencapaciteit wordt sterk bepaald door de rente. De conjunctuur speelt maar een bescheiden rol bij de vraag naar woningen, tenzij er van een sterke afname in de baan- en dus inkomenszekerheid sprake is. Een lage rente bij laagconjunctuur werkt echter compenserend: wie zeker is van baanbehoud kan relatief meer lenen. Mede daardoor heeft in de afgelopen jaren, ondanks de laagconjunctuur en geholpen door de lage rente, de huizenmarkt geen serieuze tik gehad. Een onverwachte snelle stijging van de rente zou hier nog roet in het eten kunnen gooien, zeker als die rentestijging het gevolg zou zijn van een andere oorzaak dan krachtig economisch herstel. De monetaire autoriteiten spannen zich thans echter in de noodzakelijke monetaire verkrapping zonder verstoringen te laten plaatsvinden. `At a measured pace' zeggen de Amerikanen.

Thans een enkel woord over de invloed van de onroerend goedmarkt op de economie. In de jaren rond de millenniumwisseling is de huizen- en hypotheekmarkt een belangrijke inkomstenbron voor de financiële sector en stimulans voor de economie geweest. Huishoudens die toen een koopwoning hadden konden namelijk de gestegen overwaarde van hun huis verzilveren door hun hypotheek op te hogen. In de jaren 1996-2001 werd zo voor naar schatting ruim 30 miljard euro aan overwaarde ´geactiveerd´; in het topjaar 2000 was dit zo'n 10 miljard euro. Ongeveer driekwart van dit bedrag is weer geïnvesteerd in de eigen woning. De rest is gebruikt voor talloze andere zaken, zoals auto's, elektronische apparatuur en vakanties. Via de bestedingen leverde dit gedrag van Nederlandse huishoudens in zowel 1999 als 2000 een extra bijdrage van ruim een vol procent aan het bruto binnenlands product.

Duidelijk is dat ook het omgekeerde kan optreden van wat er rond de eeuwwisseling gebeurde. Net zoals forse prijsstijgingen de economie stimuleren, kan ook een vlakke of dalende prijsontwikkeling van woningen de economische groei afremmen. De eerdere positieve groeibijdrage kan dan compleet wegvallen. Zo heeft de afkoeling op de huizenmarkt een negatieve bijdrage aan het bbp geleid, van ruwweg een half procentpunt vorig jaar teruglopend tot ruwweg een kwart procentpunt dit jaar.

Ik kom in dit verhaal geleidelijk bij de rol van DNB als toezichthouder. De financiële sector is in sterke mate bij de onroerend goedmarkt betrokken en is daarmee een belangrijke drager van het financiële risico van prijsbewegingen. Banken hebben voor circa 320 miljard euro aan woninghypotheken aan gezinnen op hun balans staan. Institutionele beleggers hebben tezamen voor ruim 90 miljard euro aan beleggingen in zakelijk onroerend goed en zo'n 45 miljard euro aan woninghypotheken op de balans staan. Een belangrijk deel van de vastgoedportefeuille van de institutionele beleggers heeft betrekking op indirecte beleggingen, dat wil zeggen vastgoedbeleggingsfondsen. Voor pensioenfondsen is dit zelfs de helft van hun zakelijke onroerend goed portefeuille. Het belang van deze indirecte beleggingen is door de jaren heen toegenomen van zo'n 10% begin jaren '90 naar eenderde deel van de onroerend goed beleggingen nu.

Hier komt dan de Nederlandsche Bank ook als prudentiële toezichthouder om de hoek kijken. Prudentieel wil overigens kortweg zeggen: gericht op de financiële gezondheid van de instellingen. De toezichthouder stelt aan zakelijke kredietverlening door het bankwezen gemiddeld hogere kapitaaleisen dan aan woninghypotheken. Leningen voor zakelijk onroerend goed worden namelijk in de regel als risicovoller beschouwd dan woninghypotheken. Dat betekent dus dat banken een relatief grotere buffer moeten aanhouden om eventuele verliezen op te vangen. Niettemin is het risico van deze zakelijke kredieten beperkt vanwege de relatief geringe omvang van deze kredietverlening door banken.

Bij verzekeraars en pensioenfondsen is de solvabiliteit de centrale indicator voor het prudentiële toezicht. Ook deze wordt rechtstreeks door de prijsbewegingen van onroerend goed beïnvloed. De prijsbewegingen kunnen op verschillende manieren de reële economie raken. Zo kunnen verliezen van pensioenfondsen leiden tot verhoging van de pensioenpremies of reducties in de indexering van pensioenuitkeringen. Verzekeraars hebben niet altijd de mogelijkheid om premies te verhogen. Verliezen zullen daar ook, voor zover het gaat om unit linked verzekeringsproducten, doorwerken naar de klant en tevens voor rekening van de aandeelhouders komen. Mogelijke verliezen van beleggingsinstellingen treffen huishoudens direct. Het grootste deel van het vermogen van deze instellingen is namelijk direct afkomstig van huishoudens.

Toekomstverwachtingen en mogelijke risicofactoren Indien we ons willen wagen aan een toekomstvoorspelling van de markt voor onroerend goed is vooral de verwachting over de conjuncturele ontwikkeling van belang. Wat betreft de economische ontwikkeling hebben we het zwaarste weer inmiddels achter ons gelaten. Het jaar 2003 was een jaar met een negatieve economische groei van bijna -1%. Sinds de tweede helft van 2003 is er echter weer sprake van een voorzichtig positieve bbp-groei. Vooruitlopende indicatoren wijzen op een verder aantrekken daarvan. Uit het krachtige winstherstel blijkt dat internationaal georiënteerde bedrijven al profiteren van de aantrekkende wereldhandelsgroei. De uitvoer is de voornaamste kracht achter het conjunctuurherstel. Ramingen van de Nederlandsche Bank wijzen op een bbp-groei van ongeveer 1¼% dit jaar en 2% in 2005.

Bij de huidige conjuncturele vooruitzichten lijkt de kans op een scherpe prijscorrectie op zowel de zakelijke onroerend goedmarkt als de woningmarkt momenteel niet groot, al mag je de mogelijkheid van geleidelijke correcties niet uitsluiten. Optimistisch als ik ben, hecht ik de meeste waarde aan de positieve signalen. Het is waar, dat de uitstaande woninghypotheekschuld in ons land hoog is, namelijk circa 80% bbp. Dat betekent in geval van een geleidelijk stijgende rentevoet een risico als de hypotheeklening tegen een variabele rente is afgesloten. Veel uitstaande leningen zijn echter gefinancierd tegen lange rentevaste periodes, dus een negatief effect zal beperkt kunnen blijven. Ook blijft de productie van nieuwbouwwoningen vooralsnog achter bij de kabinetsdoelstelling van jaarlijks 80.000 nieuwe woningen in de periode 2005-2010, zodat vanuit dit kanaal geen grote neerwaartse prijsdruk is te verwachten. De prijsontwikkeling van woningen ligt momenteel iets boven de inflatie terwijl het aantal transacties op peil blijft ondanks de opgelopen verkooptijd. Op de zakelijke markt neemt de leegstand van kantoren en bedrijfsruimtes onder invloed van enkele factoren af. De economie trekt weer wat aan en dat betekent dat de vraag naar bedrijfspanden en kantoorpanden weer toeneemt. Bovendien blijkt uit recente cijfers ook dat de omvang van in aanbouw zijnde kantoren en winkels in het afgelopen halfjaar is gedaald. Dit komt ook tot uiting in een daling van de investeringen in bedrijfsgebouwen. Het mes snijdt hier dus aan twee kanten. Enerzijds trekt de vraag aan, anderzijds neemt het aanbod af. Het einde van de aanbodoverschotten lijkt daarmee in zicht. Dit illustreert dat de varkenscyclus geleidelijk aan een nieuwe fase bereikt, die economisch gezien heel welkom is.

[s?11283.speech.Speech_president_Wellink_over_'Economie_en_vastgoedmar kt_risico's_en_kansen'] leeg