Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DL. 2004/3460
datum: 11-11-2004
onderwerp: Motie Koopmans c.s. (28973, nr.3) TRC 2004/7655

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van de aangenomen motie Koopmans c.s. 28973 nr. 3, ingebracht tijdens het nota-overleg van 7 juni 2004 door de leden Koopmans, Oplaat, Van der Vlies en Slob, bericht ik u als volgt. De motie spreekt over een verlaging van de directe en indirecte kosten voor de intensieve veehouderij. Een goede zaak dat met deze motie de aandacht op een enigszins onderbelicht punt in de maatschappelijke en politieke discussie wordt gevestigd. Immers, duurzame productie van landbouwgoederen kan niet bestaan zonder een economisch vitale en gezonde productiesector met voldoende ontwikkelingsperspectieven. Dat geldt ook voor de intensieve veehouderij. Zoals ik al aangegeven heb in het nota-overleg van 7 juni beschouw ik de motie als ondersteuning van mijn beleid. Ik heb indertijd aangegeven bereid te zijn een aantal zaken nog eens op een rijtje te zetten, zonder daarbij de indruk te wekken dat daar nog veel nieuwe dingen bij zouden zitten. Ik streef evenwicht na tussen People, Planet én Profit. In de afgelopen jaren is hier hard aan gewerkt, er zijn successen geboekt en er staat nog veel op stapel. In deze brief zal ik in gaan op wat tot nu toe gedaan is. De opsomming in deze brief moet gezien worden in het licht van mijn beleid dat gericht is op de economische groei van het agrocluster (inclusief de visserijsector) en de recreatiesector. Het agrocluster levert een bijdrage van 10 procent aan het totale Bruto Nationaal Product (BNP) en is tevens goed voor circa 10 procent van de arbeidsplaatsen in Nederland. Ondernemers in het agrocluster en de recreatiesector spelen in toenemende mate een rol in het beheer van het landelijk gebied. Aan de hand van de thema's i) versterking concurrentiekracht, ii) ondernemerschap en iii) innovatie wil ik de ondernemers ondersteunen in het verstevigen van de sterke economische uitgangspositie. Mijn beleid sluit daarmee aan op de groei-agenda van het kabinet. In mijn brief van 19 december 2003 inzake de toekomst van de intensieve veehouderij heb ik naast mijn toekomstvisie uiteengezet wat mijn conclusies waren voor de aanpak van de problematiek en de rolverdeling daarbij. Van de overheid kan worden verwacht dat zij aanspreekbaar is voor het scheppen van ruimte voor ondernemen en ondernemerschap, het stimuleren en faciliteren van een duurzame ontwikkeling en het hoeden van zwakke waarden. Daarbij hoort dat er - binnen de kaders van het voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden - geen onnodige kostprijsverhoging plaatsvindt als gevolg van overheidshandelen. Vanuit dat perspectief ben ik voortvarend aan de slag gegaan. Ik benoem hierna de belangrijkste acties met een directe of minder directe relatie tot de intensieve veehouderij. Allereerst zal ik ingaan op de meer algemene inzet, waarna ik concreet aangeef wat mijn acties zijn op de verschillende deelterreinen. Algemeen, ruimte voor ondernemen
De maatschappelijke randvoorwaarden zijn veelal geborgd in wet- en regelgeving. Dat is een goede zaak. Minder goed is dat de vorm en de uitwerking in bepaalde gevallen onnodig belastend is voor burger en bedrijfsleven. Onnodig belastend in de zin van kosten, maar belangrijker nog in het remmende effect van omvangrijke, en gedetailleerde wet- en regelgeving op innovatie en ontwikkeling. Het scheppen van ruimte voor ondernemen via verlichting van administratieve lasten, deregulering en vernieuwende concepten van normstelling komt tegemoet aan deze problemen en levert een belangrijke bijdrage aan het aanvaarden van de eigen verantwoordelijkheid door maatschappelijke partijen. Ik zet hier dan ook krachtig op in en zal dat in de komende jaren blijven doen. In de pakketbrief van 8 april 2004 (Kamerstuk 29515, nr. 2) heb ik toegezegd u de voortgang te melden met betrekking tot administratieve lastenverlichting en de vermindering van de regelgeving. In een separate brief bericht ik u onder meer over de voortgang met betrekking tot administratieve lastenverlichting, vermindering van regelgeving, ketenomkering en toezicht op controle. Deze acties hebben ook een direct en positief effect op de sector intensieve veehouderij. Concrete acties
Binnen mijn algemene inzet, heb ik ook op deelterreinen concrete maatregelen genomen gericht op het vergroten van de ruimte voor ondernemen. Level playing field
· Zoals uw weet streef ik bij regelgeving naar een Europees level playing field. In dit kader is het Varkensbesluit aangepast aan de EU-eisen, waardoor de welzijnseisen in Nederland op een groot aantal punten hieraan zijn aangepast. Voorheen waren deze eisen in Nederland strenger. Met betrekking tot de legbatterij zal ik niet vooruitlopen op het tempo van de Europese ontwikkelingen. Preventiemaatregelen diergezondheid
· De bezoekersregistratie is afgeschaft per 1 november 2004. Dit houdt in dat veehouders nu niet langer verplicht zijn een register bij te houden van alle bedrijfsmatige bezoeken. Per 1 november jl. is de verplichting tot serologisch onderzoek op de vesiculaire varkensziekte (blaasjesziekte) afgeschaft. Eveneens is het voorschrift komen te vervallen dat vervoermiddelen waarmee vier keer evenhoevigen zijn vervoerd, moeten worden gereinigd en ontsmet op een geregistreerde wasplaats. · Naast bovengenoemde maatregelen zal in 2005 uitvoering worden gegeven aan een verdere integratie van de uitvoering van de Regeling Varkensleveringen (RVL), I&R-varkens en Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten (RBD). Dit zal administratieve lastenwinst opleveren. · De verzamelregelgeving, bestaande uit de 21 dagen quarantaineperiode en het verzamelverbod voor het laden en het lossen op één bedrijf, blijft vooralsnog van kracht. Het bedrijfsleven heeft aangegeven deze regelgeving te willen behouden en verantwoordelijkheid te willen nemen voor een betere naleving. Daartoe zal het opzetten van een systeem van erkenning en certificering worden onderzocht. Het georganiseerd bedrijfsleven (primaire sector, handel, slachterijen en transportsector) zal binnenkort haar ideeën hiervoor presenteren. Hierna zal ik een beslissing nemen of deze regelgeving, al dan niet gewijzigd, kan blijven bestaan. Veterinair overig
· Zoals bekend werk ik aan een beleid waardoor vaccinatie bij een uitbraak van MKZ en KVP mogelijk wordt. Voor vogelpest (AI) is helaas nog geen effectief vaccin voorhanden. Uitgangspunten voor mijn inzet is dat zo min mogelijk gezonde dieren gedood hoeven te worden bij een uitbraak en de afzetschade zoveel mogelijk beperkt wordt. Over dit laatste vindt momenteel met het bedrijfsleven overleg plaats. · Per 1 maart 2003 wordt bij vaststelling van BSE het bedrijf partieel geruimd in plaats van volledig. Het partieel ruimen heeft geleid tot een sterke reductie van het aantal te ruimen dieren. · De BSE-monstername is geprivatiseerd, waardoor de kosten voor het bedrijfsleven omlaag zijn gegaan. · In de periode 1998 - 2004 is in het kader van een fokprogramma (LNV, LTO en PVE) een voldoende groot aantal TSE-ongevoelige schapenrammen beschikbaar gekomen om te kunnen starten met een fokkerij op erfelijke ongevoeligheid op alle Nederlandse schapenhouderijen. Het bedrijfsleven kan nu op eigen kracht verder met de preventie van scrapie en BSE. De schapenhouderij zal de vruchten daarvan spoedig kunnen plukken; bij de verplichte sanering van besmette bedrijven kunnen veel kosten worden bespaard (minder testen, minder te ruimen gezonde dieren). · Met ingang van 1 juli 2004 is een wijziging van de handelsrichtlijn voor schapen en geiten (91/68) van kracht op grond waarvan ondermeer een tweede verzamelslag van slachtdieren mogelijk is op een erkend verzamelcentrum in een lidstaat van doorvoer. Deze wijziging is overgenomen in de nationale wetgeving. · De in EU regelgeving voorgeschreven klinische keuring is met ingang van 1 november jl. op een andere wijze vormgegeven. De tot die datum individuele klinische keuring van de dieren tijdens het laden van de veewagen is vervangen door een groepsgewijze keuring van mestvarkens en biggen in de stallen van het verzamelcentrum en de boerderij. Vee- en Vleeskeuring
· Op 4 juni 2004 is een convenant gesloten tussen overheid en bedrijfsleven (PVE en COV). Onderwerp van dit convenant is de overdracht per 1 januari 2006 van onderdelen van de keuring in de roodvleesslachterij van de VWA aan een privaatrechtelijke keuringsinstantie. Met deze stap wordt invulling gegeven aan de eigen rol van het bedrijfsleven en het beperken van lasten door efficiënter te werken. · Tevens is een intentieverklaring met de sector getekend om te onderzoeken of diverse andere activiteiten, die samenhangen met organisatie van vee- en vleeskeuring, op andere wijze kunnen worden georganiseerd. Dit in het licht van vermindering van administratieve lasten, deregulering en andere rolverdeling tussen overheid, bedrijfsleven en burgers. · Ik ben voornemens om, samen met de minister van VWS, het financieringsstelsel van de VWA in de komende maanden door te lichten en op een nieuwe leest te schoeien. Hierbij zullen de nieuwe Europese en (bestaande) nationale kaders als uitgangspunt dienen. Ik zal u over de resultaten medio 2005 informeren. Destructie
· Dezer dagen informeer ik uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de herziening van het destructiebestel. Er zijn in beginsel mogelijkheden om op een verantwoorde wijze bepaalde marktbelemmeringen uit de destructieregelgeving te verwijderen. Evenwel zal ik nader onderzoek laten uitvoeren naar de vraag in hoeverre het reëel is te veronderstellen dat verruiming van de wettelijke mogelijkheden ook daadwerkelijk leidt tot enige vorm van marktwerking op dit terrein. Na ommekomst van dit onderzoek zal ik mijn positie ten opzichte van het vraagstuk van de liberalisering van de destructiemarkt nader bepalen. Electronische certificering
· De Europese Commissie heeft een nieuw informatiesysteem, genaamd Traces (Trade Control and Expert System), opgezet om partijen levende dieren en risicovolle dierlijke producten in het intracommunautaire handelsverkeer administratief te kanaliseren. Dit systeem vervangt het zogenaamde Animo-systeem zo snel mogelijk. In een later stadium zullen eveneens andere informatiestromen, zoals geweigerde partijen, reisplannen en elektronische certificering in het systeem worden opgenomen. Daarmee vervangt Traces op termijn ook het systeem van de huidige waardepapieren (voorgedrukte certificaten). Traces zal leiden tot een substantiële vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en van uitvoeringslasten van de VWA/RVV. Transparantie en eenvoud in de contacten met ondernemers · De informatievoorziening, communicatie en voorlichting naar ondernemers is in de afgelopen jaren sterk verbeterd door het instellen van één LNV-loket en door de samenvoeging van de uitvoerende diensten van mijn departement in één directie Regelingen. · Het inwinnen van gegevens zal zoveel als mogelijk is, eenmalig en via de makkelijkste weg geschieden. Een voorbeeld hiervan is de landbouwtelling. Ruimtelijke ordening
· In de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte van het kabinet is het ruimtelijk beleid beschreven en zijn de doelstellingen verwoord. Voor de intensieve veehouderij is vooral de reconstructie van belang. Binnen de reconstructiegebieden is de inzet gericht op concentratie van de intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden. In deze gebieden heeft deze sector vestigingszekerheid voor de langere termijn, waardoor de dynamiek in de sector wordt bevorderd. · In overleg met mijn collega van VROM bezie ik de mogelijkheden om verdere belemmeringen in de ruimtelijke ordening weg te nemen. Hierbij denk ik aan experimenteerruimte en inbouwen van flexibiliteit en vereenvoudiging van procedures. In dit kader noem ik u ook het experiment waarin ik een 'status aparte' heb toegekend aan het duurzame en innovatieve project in de Greenport Venlo 'Nieuw Gemengd Bedrijf/California Streaming'. Met deze status aparte wordt beoogd dat bestaande regelgeving dit nieuwe initiatief niet kan belemmeren. Hierbij gaat het om regelgeving in den brede, dus niet alleen op het terrein van de ruimtelijk ordening. Faciliteren en stimuleren
· Het kabinet heeft ten behoeve van het ondersteunen van het ondernemen in Nederland verschillende maatregelen getroffen die ook ten goede komen aan het agrarisch bedrijfsleven. Dit betreft onder meer fiscale maatregelen zoals beschreven in de beleidsagenda in de begroting van mijn departement (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29800 Hoofdstuk XIV, nr. 2). De inzet van de fiscale instrumenten komt ook ten goede aan de intensieve veehouderij. · Op 27 oktober 2004 heb ik uw Kamer mondeling ingelicht over het akkoord wat bereikt is met de Europese Commissie over de steun aan jonge agrariërs. Dit is een belangrijk akkoord waarmee jonge agrariërs steun kunnen krijgen bij bedrijfsontwikkeling na overname. · Ik heb in mijn brief van 19 december 2003 inzake het debat intensieve veehouderij de intensieve veehouderij sector uitgenodigd om met initiatieven te komen. Tevens heb ik aangekondigd enkele maatschappelijke initiatieven en vernieuwende ketenpilots in de komende jaren actief te steunen. Ik ben nu bezig de initiatieven te inventariseren en te bezien welke initiatieven, gegeven de juridische mogelijkheden en de krappe financiële kaders, ik actief wil steunen. · Naast het waarborgen van een hoogkwalitatieve kennisinfrastructuur voor de agrofoodsector, natuur en platteland, zet ik via specifieke onderzoeksprogramma's in op een transitie van de veehouderij naar een duurzame productie. Aansprekende resultaten uit deze programma's zijn bijvoorbeeld het rapport 'Houden van hennen', de 'atlas van innoverende melkveehouders' en een 50-tal netwerken van veehouders die in 2004 zijn gestart met als doel kennisontwikkeling en kennisverspreiding. Op het brede terrein van kennis wordt daarnaast aan tal van andere ontwikkelingsgerichte initiatieven gewerkt. Tot slot
Uit het bovenstaande blijkt dat mijn inzet vele facetten kent. Veel is bereikt en veel zal in de komende jaren nog vrucht dragen. Uitgaande van goed geborgde maatschappelijke randvoorwaarden is veel mogelijk aan vermindering van lasten en het vergroten van de ruimte voor ondernemen. De voorgaande opsomming moet, zoals ik al eerder zei, gezien worden in het kader van mijn bredere inzet op economische groei van het agrocluster (inclusief de visserijsector) en de recreatiesector. Ik heb mijn verantwoordelijkheid aanvaard en vul deze nu in. Het is aan de maatschappelijke partijen om hun verantwoordelijkheid te aanvaarden en binnen de geboden ruimte te zorgen voor een toekomstperspectief. Er zijn gelukkig bemoedigende signalen dat dit serieus opgepakt wordt. De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman