Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: TRCJZ/2004/5066
datum: 12-11-2004
onderwerp: Besluit houdende intrekking van het stelsel van mestafzetovereenkomsten

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

In vervolg op mijn brief van 1 november jl. inzake bovenvermeld onderwerp (Kamerstukken II 2003/04, 29 613, nr. 3) en het daarover gehouden algemeen overleg met de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 11 november jl., wil ik, gelet op de twijfels die kennelijk bij het lid Waalkens (PvdA) zijn blijven bestaan, nog eens uiteenzetten op welke wijze met ingang van 2006 èn in de interimperiode wordt verzekerd dat mest verantwoord wordt gebruikt en afgezet. Ook ga ik in op de door het lid Waalkens aan de orde gestelde rol van de mestafzetovereenkomsten en MINAS-saldi.

Met ingang van 2006:

1. De gebruiksnormen sturen overeenkomstig de Nitraatrichtlijn op het mestgebruik.

2. De productierechten voor varkens en pluimvee en de melkquota voorkomen een uitbreiding van de veestapel.
3. De sturing op de mestafzet in de keten
producent-intermediair-eindgebruiker wordt versterkt. Deze sturing wordt geborgd door de volgende maatregelen. + Het systeem van mestvervoersdocumenten: bij elke feitelijke overdracht van een vracht mest moet door de leverancier en de afnemer een vervoersdocument worden opgemaakt en bij de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV worden ingestuurd. Zo kunnen de meststromen van producent tot eindgebruiker door de overheid administratief worden gevolgd. + Daarnaast moet elke producent, transporteur en afnemer van dierlijke mest op elk moment gedurende het jaar kunnen verantwoorden wat er met de overschotmest is gebeurd. Eerder dat jaar geproduceerde of aangevoerde meststoffen die niet zijn gebruikt of in opslag zijn genomen, moeten aantoonbaar aan een met name te noemen derde zijn afgevoerd. Het niet kunnen voldoen aan deze verantwoordingsplicht wordt adequaat gesanctioneerd door middel van bestuurlijke boetes of - in de zeer ernstige gevallen - strafrechtelijke sancties. De sancties zijn dezelfde als bij overschrijding van de gebruiksnormen. De norm inzake de verantwoordingsplicht maakt controle en bijsturing gedurende het jaar mogelijk. + Voor mesttransportvoertuigen wordt GPS verplicht. + Er zal een nauwkeurige bepaling van hoeveelheden dierlijke mest, inclusief automatische bemonstering van drijfmest en automatische gegevensregistratie, plaatsvinden. Uitzonderingen daarop (het door de Commissie Welschen onderzochte spoor 2) worden uitsluitend toegelaten als is voldaan aan de eisen van handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie.
+ Nog onderzocht wordt of een verplichte melding voorafgaand aan het mesttransport meerwaarde heeft voor een gerichtere fysieke controle.
+ In de handhaving wordt prioritair aandacht aan de mestketen besteed: hoge controlefrequenties, fysieke en administratieve controle, lik-op-stuk aanpak en adequate sancties.

Hiermee geef ik volledig uitvoering aan de op 9 juni 2004 door het lid Waalkens ingediende motie, inzake de handhaving lopende het jaar met betrekking tot daadwerkelijke afzet en ontvangst van mest (Kamerstukken II 2003/04, 28 385, nr. 30). Deze motie is al bij het debat daarover op 9 juni door mij als ondersteuning van het beleid gekwalificeerd (Handelingen II 2003/04, blz. 5317). Als ondanks al deze maatregelen blijkt dat er mestoverschotten ontstaan die op het milieu worden afgewenteld, zal ik een systeem van kanalisatie van mest overwegen, zoals is aangegeven in mijn brief over het mestbeleid van 19 mei 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 385, nr. 26).

Interimperiode 2004/2005:

1. Het gebruik van meststoffen en de afzet van mestoverschotten worden gereguleerd door MINAS. In de MINAS-heffingen is de gehele keten van producent tot eindgebruiker betrokken. Ook intermediaire ondernemingen die hun mestbalans niet op orde hebben, worden belast met een heffing. De fosfaatverliesnorm voor bouwland wordt met ingang van 2005 aangescherpt van 25 naar 20 kg per hectare per jaar.

2. De mestproductierechten, varkensrechten, pluimveerechten en melkquota voorkomen een uitbreiding van de veestapel.
3. Sturing op de mestafzet in de keten
producent-intermediair-eindgebruiker geschiedt op de volgende wijze.
+ Door de ketenbenadering binnen MINAS.
+ Door het eerder beschreven systeem van mestvervoersdocumenten.
+ Waar drijfmest wordt bemonsterd, gebeurt dat door middel van automatische bemonsteringsapparatuur en door erkende monsternemers.
+ Zoals ik heb aangegeven in mijn brieven van 19 maart 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28 971 en 29 001, nr. 16) en in mijn antwoord op vragen van lid Waalkens d.d. 9 april 2004 (Aanhangsel Kamerstukken II 2003/04, blz. 3255-3256), heeft de afgelopen periode een sterke intensivering van de handhavingsinspanningen met betrekking tot de mestdistributie plaatsgevonden. Deze wordt in 2005 voortgezet. Bij gebleken onregelmatigheden leidt dat niet alleen tot sancties voor de intermediaire ondernemingen, maar ook voor de producenten en de eindgebruikers die daarbij betrokken zijn.

Het is overigens goed om te beseffen dat in de interimperiode sprake is van een relatief ruime afzetmarkt voor overschotmest, binnen de geldende MINAS-normen. De mestafzetkosten zijn redelijk en dat vermindert de fraudedruk.

Rol mestafzetovereenkomsten
Zoals ik in mijn brief van 1 november en tijdens het algemeen overleg op 11 november heb aangegeven, sturen afzetovereenkomsten niet op de afzet van mestoverschotten. Het stelsel van mestafzetovereenkomsten was bedoeld als instrument ter beheersing van de landelijke omvang van de mestproductie, en deze functie wordt thans èn in de toekomst vervuld door de (vereenvoudigde) productierechten en de melkquota. Sturing op mestafzet of grondgebondenheid in de zin van bijvoorbeeld het Deense systeem vergt aanpassingen in het systeem, namelijk tenminste introductie van een leveringsplicht. Een dergelijk systeem is zeer bewerkelijk, kostbaar en moeilijk handhaafbaar, omdat de werkelijkheid moeilijk op voorhand in 'papier' te vangen is en omdat de sanctionering problematisch wordt als niet is voldaan aan de leveringsplicht maar de mest wel op andere wijze milieuverantwoord is afgezet. Ik voel daar dan ook niets voor. In 2005 kan een dergelijk systeem sowieso geen functie meer toekomen, en wel om de volgende redenen.

1. Aanpassingen vergen een wijziging van de Meststoffenwet en deze kan niet vóór 2005 worden gerealiseerd.

2. De sector en de uitvoeringsorganisatie zijn niet geprepareerd op enigerlei voortzetting van het systeem van mestovereenkomsten, gelet op de uitkomst van het eerdere overleg met de vaste Kamercommissie voor LNV op 9 juni 2004 en van de plenaire voortzetting daarvan op dezelfde datum.

Gelet hierop en gelet op de hoge lasten die het stelsel met zich brengt voor sector en overheid (in totaal circa EUR 25 miljoen), acht ik instandhouding van het systeem in 2005 niet verantwoord. Mocht tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal vragen om het onderwerp van het Besluit houdende intrekking van het stelsel van mestafzetovereenkomsten bij formele wet te regelen, dan zal ik, zoals ik aankondigde bij het algemeen overleg op 11 november, vooruitlopend op die wetswijziging, de materiële gevolgen van de verlenging van het stelsel ongedaan maken. Ik zie mij dan genoodzaakt gebruik te maken van de in artikel 59 van de Meststoffenwet geboden mogelijkheid van een ministeriële vrijstellingsregeling. In het licht van het blanco advies van de Raad van State met betrekking tot het Besluit, de in de Tweede Kamer gebleken brede steun voor het schrappen van het stelsel en het feit dat de vrijstelling zo snel mogelijk wordt gevolgd door een wetsvoorstel, acht ik inzet van een vrijstellingsregeling gerechtvaardigd.

MINAS-saldi
Tijdens het algemeen overleg heeft het lid Waalkens ook aandacht gevraagd voor de in het kader van de verrekeningsmethodiek van MINAS opgebouwde saldi. Hij erkende dat het legitiem is deze saldi daadwerkelijk te gebruiken, maar was bevreesd voor overbemesting. Het desbetreffende onderwerp staat los van de mestafzetovereenkomsten, die immers geen enkele invloed hebben op de saldi en het gebruik ervan. Saldi kunnen inderdaad leiden tot extra mestgebruik. Zij zijn evenwel opgebouwd door onderschrijding van de MINAS-verliesnormen in voorgaande jaren. De mate waarin in 2004 en 2005 sprake zal zijn van extra bemesting is moeilijk in te schatten. Zoals ik in antwoord op de eerdergenoemde vragen van het lid Waalkens van 9 april 2004 heb aangegeven, gelden er voor het gebruik van de saldi beperkingen vanuit de zorgplichtbepaling van artikel 13 van de Wet bodembescherming.

Deze zorgplicht eist dat boeren de nodige maatregelen treffen teneinde verontreiniging of aantasting van de bodem te voorkomen. De sector is voorts bekend met het feit dat een neergaande lijn bij de nitraatbelasting van het grond- en oppervlaktewater essentieel is voor een verlenging van de derogatie van de gebruiksnorm voor dierlijke mest na 2009.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman