Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
22 oktober 2004 A&G/W&B/2004/74244 Kenmerk 2040502130

Onderwerp Datum
Kamervragen De Wit (SP) 16 november 2004

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Wit (SP) over mogelijke overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet in de metaalindustrie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

2

Kenmerk 2040502130

Vragen van het lid De Wit (SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over mogelijke overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet in de metaalindustrie. (Ingezonden 21 oktober 2004)


1
Deelt u de conclusie van de Arbeidsinspectie dat het overtreden van de Arbeidsomstandighedenwet door 75% van de geïnspecteerde bedrijven in de metaalindustrie een onrustbarend hoog percentage is?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De resultaten van de inspecties in de metaalindustrie baren mij zorgen. Verbetering van de arbeidsomstandigheden in deze sector is noodzakelijk. Zulks heb ik ook aangegeven in mijn brief van 13 oktober 2004 (Kamerstuk 2004-2005, 25883, nr. 32, Tweede Kamer).


2
Is dit onderzoek van de Arbeidsinspectie representatief voor de sector «vervaardiging van metaalproducten»?

Antwoord
Uit de populatie van bedrijven uit de deelsector `vervaardiging van producten van metaal' is een steekproef getrokken van bedrijven met 5 en meer werknemers in loondienst. Tevens is een beperkt aantal bedrijven toegevoegd, waaronder 14 bedrijven waarvan bij FNV Bondgenoten klachten over slechte arbeidsomstandigheden zijn binnengekomen. Door deze wijze van samenstellen van de steekproef is enige voorzichtigheid geboden bij de vertaling van de resultaten naar de gehele populatie van bedrijven in dit deel van de metaalsector. Omdat er echter sprake is van een steekproef van redelijk grote omvang en het aantal toegevoegde bedrijven uit onder meer de actie van FNV Bondgenoten gering is in relatie tot de totale steekproef, ben ik van mening dat de resultaten van de steekproef een betrouwbaar beeld geven van het onderzochte deel van de metaalsector.


3
Is de bevinding van de Arbeidsinspectie dat driekwart van de bedrijven «geen idee heeft van de mate waarin men de eigen werknemers bloot stelt aan gevaarlijke stoffen» en dat «het nalevingsgedrag van de ondernemingen die metaalproducten vervaardigen ver beneden de maat is» voor u aanleiding om het opheffen van het verbod op de recirculatie van kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen te heroverwegen?
Zo neen, waarom niet?

3

Antwoord
Het feit dat driekwart van de bedrijven geen idee heeft van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij werknemers vind ik ernstig, maar vormt voor mij geen aanleiding om de wijziging van het verbod op de recirculatie van kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen te heroverwegen. Met de wijziging van het zogenoemde recirculatieverbod is het opnieuw in de werkruimte brengen van lucht die de genoemde stoffen bevat uitsluitend toegestaan indien deze lucht zeer vergaand is gereinigd. (Zie ook Kamervragen met antwoord 2003-2004, nr. 2209, Tweede Kamer, betreffende dit recirculatieverbod). Deze specifieke kwestie speelt echter een marginale rol in de gehele blootstellingsproblematiek in de metalektro. De hoogste, primaire blootstelling lopen werknemers op bij de handelingen zoals het verwerken van oplosmiddelhoudende producten en tijdens laswerkzaamheden. In die situaties is de grootste winst voor de beperking van de risico's te behalen.


4
Deelt u de mening dat actueel inzicht nodig is over de feitelijke blootstelling van werknemers in de metaalindustrie aan lasrook en oplosmiddelen?
Bent u bereid om blootstellingsmetingen in de ruim 3000 bedrijven die metaalproducten vervaardigen te laten uitvoeren?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ik deel de mening dat werkgevers actueel inzicht dienen te hebben in de feitelijke blootstelling van hun werknemers. Zonder dat inzicht is het niet mogelijk doeltreffende beheersmaatregelen te nemen. Om die reden is de verplichting om de aard, mate en duur van de blootstelling te beoordelen vastgelegd in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Deze beoordeling kan zowel door metingen als door een onderbouwde schatting worden uitgevoerd. Werkgevers kunnen zich voor de uitvoering van deze beoordeling laten bijstaan door hun arbodienst. Ik acht het niet noodzakelijk om in 3000 bedrijven deze blootstellingsmetingen te laten uitvoeren, omdat de beoordelingsverplichting en de bescherming van werknemers tot de verantwoordelijkheid van de werkgever behoort. In de aanloopfase tot een arboconvenant in de metalektro werd overigens een uitgebreid onderzoek naar de blootstelling aan lasrook en chroomverbindingen uitgevoerd. Zoals ik uw Kamer meldde, zal ik de beleidsregel `lassen' aanpassen op grond van de resultaten van dit onderzoek.
Tenslotte meld ik u dat ik de werkgevers in de metalektro nadrukkelijk heb gewezen op de noodzaak om de blootstelling in beeld te brengen, en vervolgens snel maatregelen te treffen om de risico's terug te dringen. Op korte termijn zal ik overleg voeren met de werkgeversorganisaties in de metalektro om te vernemen op welke wijze de arbeidsomstandigheden zullen worden verbeterd, en op welke termijn herkenbare resultaten zullen worden geboekt. In concreto gaat het om het opstellen van een Plan van Aanpak. In het Algemeen Overleg met de Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 11 november jl. heb ik gemeld dat ik u voor 1 maart 2005 zal informeren over dit plan van aanpak. Eveneens heb ik u gemeld dat ik zal blijven toezien op de naleving van de voorschriften in deze sector.

4


5

5
Deelt u de mening dat het stilleggen van het werk, als de blootstelling aan oplosmiddelen twee keer de grenswaarde bedraagt en die voor lasrook meer dan een keer de grenswaarde bedraagt, een effectief middel is het nalevingsgedrag aan de maat te brengen?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Stillegging van werkzaamheden bij direct ernstig gevaar voor de gezondheid van werknemers kan een effectief middel zijn om de naleving te verbeteren. In geval van een stillegging mogen de werkzaamheden immers pas worden hervat nadat adequate beheersmaatregelen zijn genomen. Om dit handhavingsinstrument te kunnen toepassen dient er een valide beoordeling van de blootstelling in het bedrijf aanwezig te zijn, op grond waarvan de inspecteur zich een oordeel kan vormen of de grenswaarde inderdaad wordt overschreden. Ten behoeve van de bewijsvoering laat de Arbeidsinspectie zonodig monsterneming en aanvullend laboratoriumonderzoek uitvoeren. In die situaties waarin een beoordeling van de blootstelling als onderdeel van de risico-inventarisatie en ­ evaluatie ontbreekt, en beheersmaatregelen naar het oordeel van de inspecteur mankeren of onvoldoende doeltreffend zijn, wordt door de Arbeidsinspectie eveneens (maar dan niet door stillegging) geïntervenieerd.


6
Is het waar dat u over deze onderwerpen met de werkgevers gaat praten en de vakbonden daarbij niet betrekt?

Antwoord
In mijn brief van 13 oktober 2004 (zie antwoord vraag 1) heb ik u gemeld kennis te hebben genomen van de initiatieven die werkgeversorganisaties in de metalektro ondernemen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Ik heb de betrokken werkgeversorganisaties opgeroepen op korte termijn aan te geven tot welke concrete acties en resultaten deze initiatieven zullen leiden. Ik benadruk dat ik het noodzakelijk acht dat werkgevers vanuit hun primaire verantwoordelijkheid nu snel actie ondernemen om daadwerkelijk de risico's te beheersen. Zoals ik u meldde in het Algemeen Overleg van de Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 11 november jl. ga ik er vanuit dat zij hierover ook overleg zullen voeren met de werknemersorganisaties. Immers, een gezamenlijke aanpak door sociale partners kan leiden tot snellere en betere resultaten. Ook op bedrijfsniveau kunnen werknemers rechtstreeks, bijvoorbeeld door de ondernemingsraad, bij het noodzakelijke verbeteringstraject worden betrokken.


7
Bent u van mening dat de bescherming van de gezondheid van werknemers gewaarborgd is door het opstellen van een praktijkrichtlijn oplosmiddelen door de Vereniging FME-CWM en Metaalunie en een aanpassing van de arbobeleidsregel over lasrook?

Antwoord

6

Ik beschouw het opstellen van een praktijkrichtlijn voor oplosmiddelen door de Vereniging FME- CWM en Metaalunie en het aanpassen van de arbobeleidsregel voor lasrook als zinvolle acties om werkgevers in staat te stellen op gestructureerde wijze beheersmaatregelen in te voeren voor de beheersing van de risico's. Het opstellen van bedoelde praktijkrichtlijn en aanpassing van de arbobeleidsregel alleen, vormt natuurlijk geen waarborg voor de bescherming van de gezondheid. Die waarborgen kunnen alleen door de werkgever in de specifieke bedrijfssituatie worden vormgegeven. De praktijkrichtlijn en de beleidsregel weerspiegelen de stand van de wetenschap/techniek, die door de Arbeidsinspectie bij het toezicht op de naleving van de voorschriften zal worden gehanteerd.


8
Deelt u de mening, dat gezien het onverantwoordelijke gedrag van het overgrote deel van de werkgevers in de metaalindustrie een meetverplichting moet worden opgelegd en door middel van een lik-op-stuk-beleid moet worden gehandhaafd?
Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De mening dat een meetverplichting moet worden opgelegd deel ik niet, omdat de Arbeidsomstandighedenwet en ­besluit al voldoende verplichtingen omtrent het beoordelen van de blootstelling (door meting of onderbouwde schatting) aan de werkgever oplegt die bij naleving leiden tot inzicht in de actuele blootstellingssituatie in het bedrijf. Dat inzicht vormt de basis voor het nemen van geschikte beheersmaatregelen om de kwaliteit van de arbeidsplek te verbeteren. Het meten van de blootstelling acht ik geen doel op zich.