D66

D66 bracht vandaag tijdens de Algemene Beschouwingen onder meer de kritische houding van D66 tegenover collectieve regelingen naar voren. Als verklaring voor deze houding noemde Eddy Schuyer de verwantschap van D66 met individualisering. Voorbeelden van overheidsgeld dat ook terecht komt bij personen en instanties die dat niet nodig hebben, gaf hij ook: kinderbijslag, AOW, hypotheekrente en studiefinanciering.

Voorzitter, bij een eeuwwisseling ontstaat vaak de behoefte om te filosoferen over de vraag of er echt iets meer verandert dan bij een gewone jaarwisseling. Terugkijkend op de twintigste eeuw is wel gezegd dat deze maar van korte duur was. De val van de Berlijnse muur in 1989 zou een fundamenteel nieuw tijdperk inluiden. Niet alleen verdween de dreiging uit het oosten; maar er kwam ook een ander economisch perspectief. De introductie van de euro is daarvan het meest tastbare voorbeeld. Voor Europa zijn die gebeurtenissen ook moeilijk te overschatten. Maar de catastrofes van 11 september 2001 en van enkele data daarna zijn voor lange tijd mondiaal wellicht van grotere invloed. Het is onmiskenbaar dat vanaf die datum veel politieke aandacht gaat naar de beveiliging van de samenleving en dat dit veel mensen rechtstreeks raakt. Nederland heeft misschien met de illusie geleefd dat de storm aan ons land voorbij zou gaan, maar die is na de gewelddadige moorden wreed verstoord.

Het ontstaan van de multi-culturele samenleving, de trots van de tweede helft van de twintigste eeuw, wordt aan het begin van de 21^e eeuw met heel wat minder onbevangenheid bezien. Hoe er mee om te gaan, is een politieke aangelegenheid geworden. En de overheid heeft onder ogen te zien dat tegen de gewelddadigheid zoals we die nu beleven nog geen antwoord is gevonden. Terecht lijkt de constatering dat de overheid alleen het antwoord niet kan vinden, maar dat de samenleving als geheel een verantwoordelijkheid dient te voelen voor de ontstane situatie.

Daarnaast zijn er sociologische ontwikkelingen die Europa een ander aanzien geven. De bevolkingspiramide is aan forse wijziging onderhevig: veel ouderen en minder jongeren. Dat heeft ingrijpende consequenties voor de duur van het werkzame leven en de houdbaarheid van de pensioenen. Zekerheden, die overigens nog maar heel kort bestaan, komen ter discussie. Een herijking van het begrip solidariteit vindt plaats. Waar deze eigenlijk nooit diachronisch dus dwars door de tijd werd gezien, wordt nu de interpretatie van solidariteit ook bezien vanuit het perspectief dat deze generatie geen roofbouw mag plegen op de komende.

Het gevolg is een kritische houding tegenover collectieve regelingen. Dat heeft zeker te maken met individualisering waar D66 achter staat.

Maar niet alleen. Collectieve regelingen, die tot nu toe vanzelfsprekend een algemene geldigheid hebben, veroorzaken gevoelens van onbehagen omdat ze een verdelingsmechanisme van de financiële middelen tot gevolg hebben, waarbij aantoonbaar overheidsgeld terecht komt bij personen en instanties die dat niet nodig hebben. De voorbeelden daarvan zijn talrijk. Kinderbijslag is een belangrijke verworvenheid die voor veel mensen de gelegenheid schept de kinderen net dat beetje extra te geven dat een kinderleven rijker maakt. Maar lang niet een ieder heeft dat extraatje nodig. Voor de komende generatie gepensioneerden is de AOW veelal een aanvulling op het pensioen. Dat kan de discussie oproepen of het mogelijk is gepensioneerden met grote pensioenen niet mee te laten betalen aan het AOW-pensioen. De hypotheekrente mag zich de laatste tijd in veel aandacht verheugen. De stimulering van eigen woningbezit dient onverminderd te worden voortgezet. Maar harmonisatie van de aftrekmogelijkheid tegen een voor ieder gelijk percentage wordt niet bij voorbaat in de taboesfeer geplaatst. Studiefinanciering is een voorbeeld waarbij in de laatste jaren meer dan honderd wijzigingen in de regels zijn gemaakt. Ook hierbij geldt dat geld terecht komt op plaatsen die nauwelijks bedoeld kunnen zijn; als we de verplichting van ouders om de scholing van hun kinderen mee te bekostigen als een normale verplichting wensen te blijven zien.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden. En het antwoord wordt ook binnen mijn partij bepaald nog niet eenduidig gegeven. Maar over één aspect bestaat binnen D66 geen verschil van inzicht. Discussie over dit soort problematiek dient te worden gevoerd en ook tot besluitvorming te worden gebracht. Alleen wanneer datgene ter discussie wordt gesteld dat voor velen met overvloed in relatie wordt gebracht, is er een maatschappelijk brede acceptatie te verwerven om ook de hervorming van de sociale zekerheid, de Vut en de pensioenproblematiek, de arbeidsduur in uren en in jaren aan de orde te stellen. De noodzaak daartoe is voor D66 aan geen enkele twijfel onderhevig. Het is mede een motief geweest om aan dit kabinet deel te nemen.

De bezinning op de positie van de Overheid; het onrustige partijpolitieke beeld waar schommelingen van tien tot twintig zetels gewoon zijn geworden, de aanmerkelijke groei van de invloed van de visuele media ten koste van de schrijvende media, de herbezinning op onze democratische structuren en op de rechtstaat, zijn naast de reeds genoemde ontwikkelingen voorbeelden van een gistende wereld.

Dat leidt tot één onontkoombare conclusie: we leven, meer dan ooit in het verleden aanwijsbaar, in een snel wijzigende wereld die op tal van terreinen economisch, politiek, en cultureel in de meest brede betekenis van het woord - op zoek is naar een nieuw evenwicht. Hoe daar mee om te gaan, en welke structuren daarbij het beste passen, zijn vragen die bepaald niet eenduidig worden beantwoord. Sterker, niemand -de politieke partijen niet uitgezonderd- is in staat daar op dit moment een consequent en richtinggevend antwoord op te geven. Natuurlijk wordt dat wel geprobeerd en juist omdat de richting niet eenduidig is, ontstaan tegenstellingen.

Hoewel als je scherp analyseert, is er veel meer overeenstemming over een te volgen richting dan het lijkt. Het is het tempo waarin en de mate waarmee men overgangssituaties accepteert, die als conflicten worden vergroot. Geen van de aan de onderhandelingstafel aanwezige partijen ontkent dat er op termijn een langere werkweek dient te komen, geen van de partijen ontkent dat langer doorwerken bij een voortgaande levensverlenging onontkoombaar is, geen van de partijen ook ontkent dat herziening van ons sociale zekerheidsstelsel en herziening van onze gezondheidszorg geboden is. En zelfs de partijen die niet aan tafel zitten, de oppositie, is niet doof voor de argumenten. Allen zijn het er ook over eens dat hetgeen ik nu gemakshalve maar samenvat met het begrip graaicultuur, maar dat veel meer omvat dan alleen de beloningsaspecten, dient te worden bestreden om de andere ingrepen te kunnen legitimeren.

Als het kabinet één ding te verwijten valt, is dat het volledig falen om het noodzakelijk te voeren beleid adequaat te communiceren. Drie hoofdrolspelers hebben los van elkaar ieder een eigen lied gezongen en de dirigent was onzichtbaar. Natuurlijk is het waar, dat alle partijen verwijten te maken zijn, maar wij spreken vandaag het kabinet toe. Gelukkig is op het laatste moment een overeenstemming met de overlegpartners bereikt. Op dit moment vinden we dat belangrijk ook al achten we de gekozen oplossingen niet op alle punten verbeteringen. Gelukkig is het idee van individuele deelname aan regelingen min of meer behouden; maar onder kritiek bij de fractie staat wel het gebrek aan solidariteit met de jonge generatie die naar het lijkt de rekening betaalt.

In de nu verschijnende studies over de voorstellen van het kabinet wordt duidelijk dat het doel van het kabinet, te weten langer deelnemen aan het arbeidsproces -hetgeen voor D66 niet ter discussie staat- ook met andere middelen kan worden bereikt. Het uitgangspunt dat maatregelen niet meer collectief maar individueel worden aangegaan, (hetgeen zoals gesteld voor D66 ook niet ter discussie staat) behoeft niet ten koste te gaan van solidariteit. Het is immers wel zeker dat bij CAO-onderhandelingen stortingen in pensioenkassen kunnen worden afgesproken die de solidariteit als uitgangspunt hebben en die dan uiteraard alleen bestemd zijn voor de deelnemers aan die regeling. Toen de werkweek 48 en 40 uur was en de pensioenleeftijd ook werkelijk 65 jaar was zonder VUT, bestond er voor de zogenoemde slijtende beroepen het functioneel leeftijdsontslag, bijvoorbeeld voor verpleegkundigen, politie en in de bouw. Door veel effectievere scholingsmogelijkheden is het mogelijk om die groepen wellicht ander werk te laten doen bij het bereiken van een bepaalde leeftijd maar dat geldt niet voor allen. Het is met een kijk op het recente verleden derhalve echt niet nodig nu weer uitvoerige studie te verrichten welke beroepen precies als slijtend worden ervaren.

Voorzitter, de Telegraaf van 9 oktober opende met het nieuws dat medici verwachten dat het nog maar een ruime generatie duurt of het bereiken van de leeftijd van 100 jaar is redelijk algemeen geworden. Dat staat dus voor de deur en met dat perspectief voor ogen is het nodig dat er wijzigingen ontstaan in ons sociaal stelsel en de duur van het werkzame leven. Dat mag het kabinet niet veronachtzamen, de richting van de voorgestelde maatregelen is juist, en de minister die stelt dat dit het begin van een verdergaande ontwikkeling zal zijn die in heel Europa gestalte krijgt, heeft het gelijk aan zijn zijde, maar er zijn meer wegen die naar Rome leiden en daarvoor dient het kabinet een open oor te hebben. Dat ontbreekt nu teveel.

Als het bericht uit de Telegraaf op waarheid berust en er is geen aanleiding daaraan te twijfelen, dan is het duidelijk dat ook het beleid bij de gezondheidszorg intensieve aandacht behoeft. De minister van Volksgezondheid verdient waardering voor de pogingen die hij onderneemt om daar niet alleen aandacht voor te vragen maar ook vanwege het begin van nieuw b eleiddathijaanhetparlementvoorlegt. Het is curieus te ervaren dat zelfs een bescheiden voorstel als de no-claim teruggaaf al tot veel rumoer leidt. Behalve dat het onontkoombaar is dat mensen de eigen bijdrage meer in overeenstemming brengen met hetgeen in Europa algemeen is, is het ook noodzakelijk het speelveld van de gezondheidszorg precies af te bakenen. Daar wordt een begin mee gemaakt en datsteunenwe.Maarwezullenkritischvolgenof de opdracht die aan de lagere overheid wordt gegeven wel een reële kans van slagen heeft.

Voorzitter, er is tenminste één minister die geneigd zal zijn het falen van het kabinet inzake communicatie te verwijten aan de media. Ik doel op de minister van justitie. Sinds het kortstondig optreden van minister Nawijn kennen we het fenomeen van de minister die spreekt als mens en de minister die spreekt als minister. Anders dan wellicht uit deze formulering blijkt, heb ik begrip voor ministers die een persoonlijke verzuchting slaken en kamerleden doen er verstandig aan daar niet direct op in te springen. Bij Nawijn was daar echter alle reden voor en hetzelfde geldt voor hetgeen de minister van justitie heeft beweerd over de pers. Een paar citaten: "De persvrijheid wordt niet bedreigd door een gebrek aan vrijheid, maar door een teveel aan vrijheid, waar u dames en heren van de pers zon onverantwoord misbruik van maakt." "Uw berichtgeving schept een eigen wereld die de echte wereld verdringt. U breekt reputaties. U maakt levens kapot. U bent een bron voor onrust en oorlog." "Bij iedere andere tak van bedrijvigheid zou de wetgever allang hebben ingegrepen." "Uw dagelijkse arbeid veroorzaakt achterdocht, onnodige geschillen en toenemende tegenstellingen in de samenleving, waardoor de solidariteit verzwakt, angst en onzekerheid groeien, en sturing door de overheid steeds moeilijker wordt." De minister van justitie moet wel verheerlijkt de situatie in Italië bezien waar de minister-president tegelijk een machtig media-imperium bezit. Ik zou van de minister-president wel willen horen of deze ontboezemingen door de minister of door de mens Donner zijn gedaan. Voorzitter, deze kritiek op de minister van justitie doet niets af aan de waardering die er ook is, in het bijzonder in de bewaking van een fatsoenlijke rechtsstaat. Ik doel op dit moment in het bijzonder op de wijze waarop de minister heeft gereageerd op de recente gebeurtenissen. Soms dwars tegen opvattingen van andere ministers of de straat in. En er zijn meer voorbeelden van te noemen.

Burgemeester Wallage van Groningen maakt zich overigens ook zon zorgen over de pers en stelt dat de overheid zijn eigen communicatie moet verbeteren door rechtstreeks met de burger te communiceren. Dat gaat nog uit van de naïeve vooronderstelling dat de Overheid vertrouwd wordt in hetgeen ze zegt. Is het kabinet van plan eigen communicatie-organen te ontwikkelen om met de burger te communiceren zo vraag ik de minister-president?

Voorzitter, het kabinet kent hoge ambities met het formuleren van een hervormingsagenda. Maar als we de voorstellen die nu langzamerhand op ons af komen aan de ambities relateren, dan is er op diverse beleidsterreinen een gevoel van teleurstelling. De nota mobiliteit bijvoorbeeld kent in onze ogen toch wel een te bescheiden ambitie en duidelijke keuzes worden er niet gemaakt. Een consequente visie op het openbaar vervoer in de Randstad is er niet in terug te vinden. Op het terrein van het mediabeleid dient volgend jaar het oogstjaar te worden. Maar wat mogen we op dat terrein nu precies verwachten, zo vraag ik de minister-president? Wij verwachten dat het voorstel om de burgemeester te kiezen dit parlementaire jaar deze kamer bereikt, maar geldt dat ook voor de voorstellen inzake het kiesstelsel?

Voorzitter, de minister-president heeft een persoonlijke inzet op het dossier van normen en waarden. Wat hem daarbij in ieder geval is gelukt, is het gegeven dat velen er over praten en dat het daarmee op de agenda staat; zelfs geldt dat ook in Europa. D66 gunt hem dat succes ook al is het wel zeker dat de invulling van die begrippen door ons anders wordt gepercipieerd. Eigenlijk is het zo, dat praten erover niet bij D66 past, het gedrag is doorslaggevend. Leiderschap zonder autoritair gedrag bijvoorbeeld. Een kritische houding tegenover hypes, respect voor de vrije meningsuiting en de erkenning van het belang van de vrije pers. Aandacht voor het behoud van de verworvenheden van onze rechtstaat, een asielbeleid dat helaas streng moet zijn, maar dat de ruimte laat om echte vluchtelingen bij twijfel hier te laten verblijven. De minister-president verdient waardering voor zijn optreden bij de calamiteiten die ons land teisteren. Ik weet dat ook daar kritiek op is, te laat, te weinig dominant en met te weinig uitstraling van gezag. Die kritiek wordt onzerzijds niet gedeeld. Maar zorg er voor dat de prioriteit om in Nederland aanwezig te zijn doordringt bij alle kabinetsleden. Daar spreken wij U wel op aan: ook op dit dossier leiderschap.

Voorzitter, tot slot willen we gezegd hebben, dat wij de minister-president graag een rustiger vaarwater hadden gegund bij het herstel van zijn ziekte.

Voorzitter, ik begon deze beschouwing met de constatering dat we leven in een gistende wereld die op zoek is naar nieuw evenwicht. Het kabinet heeft op een aantal beleidsterreinen de consequentie genomen om Nederland binnen de Europese gemeenschap stevig te verankeren in de 21^e eeuw. Maar daarvoor is wel een breed draagvlak nodig en het verwerven van dat draagvlak is een uitermate zwak punt in het regeringsbeleid. Misschien komt men er een paar jaar mee weg maar als bij een wisseling van de wacht alles weer anders gaat, dan is het ingezette beleid uiteindelijk niet vruchtbaar. Begrip en draagvlak vragen meer dan een meerderheid van 78 zetels. Het kabinet doet er verstandig aan dat goed voor ogen te houden.

16-11-2004 15:08