---

Brieven aan de Kamer
---

Voortgang uitvoering 'Nieuw Evenwicht'

17-11-2004 12:28:00

Inleiding In de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief van 16 september 2003 is de koers van Defensie voor de komende jaren uiteengezet. Het doel is het tot stand brengen van een hernieuwd evenwicht tussen de omvang, samenstelling en uitrusting van de krijgsmacht enerzijds en de beschikbare financiële middelen anderzijds. Hiertoe ondergaat de defensie-organisatie één van de grootste reorganisaties uit haar geschiedenis. Een reorganisatie die de toekomst van een weliswaar kleinere, maar structureel betaalbare, expeditionaire en goed toegeruste krijgsmacht moet waarborgen. Het in 2003 ingezette proces van bestuursvernieuwing is hier onlosmakelijk mee verbonden evenals een vernieuwd personeelsbeleid. De reorganisatie van de defensieorganisatie moet in 2007 afgerond zijn.

Sinds het verschijnen in 2003 van de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief is een groot aantal reorganisatieprojecten gestart. Aangezien het enige tijd kost voordat reorganisatieprojecten tot de gewenste opbrengsten leiden zijn, om toch binnen gestelde termijnen te kunnen voldoen aan de financiële taakstellingen, enkele 'generieke' maatregelen getroffen. Het gaat daarbij om uitstroombevorderende en instroombeperkende maatregelen. Deze generieke maatregelen hebben het gewenste effect gehad. In totaal zijn, als gevolg van deze maatregelen, sinds 1 januari 2003 circa zevenduizend functies minder gevuld. Defensie ligt dan ook, waar het gaat om te realiseren financiële opbrengsten, voluit op koers. Echter, omdat de generieke maatregelen op termijn onvoldoende bijdragen aan de noodzakelijke kwalitatieve veranderingen, stoppen we binnenkort met deze maatregelen. Vanaf 1 januari 2005 wordt uitsluitend nog met structurele maatregelen vorm gegeven aan de herinrichting van de defensieorganisatie. Dat betekent dat verdere personele reducties vanaf dat moment het gevolg zijn van reorganisaties. Er staat ons in het komende jaar veel te doen.

In de brief van 23 september jongstleden ('Nadere informatie over personele reducties', Kamerstuk 29.800 X 6) is aangekondigd dat voor de uitvoering van de structurele aanpassingen binnen de defensieorganisatie zogenaamde 'migratieplannen' worden opgesteld. In deze plannen beschrijven de verantwoordelijken van de defensieonderdelen op welke wijze deze 'migreren' naar de gewenste situatie in 2007. Er is toegezegd u voor de begrotingsbehandeling van Defensie nader te informeren over deze migratieplannen. Met voorliggende brief doen wij deze toezegging gestand.

Voordat wij hieronder ingaan op de migratieplannen willen wij u eerst informeren over twee andere zaken, die direct samenhangen met de inrichting van het nieuwe besturingsmodel. Ten eerste de wijze en het tijdstip waarop de taken en verantwoordelijkheden worden overgedragen aan de nieuwe verantwoordelijken. Ten tweede, de plannen met betrekking tot de huisvesting van de Bestuursstaf en overige diensten in de Haagse regio.

De overdracht van taken en verantwoordelijkheden De omvorming van de staven in de defensieorganisatie is in volle gang. Beleidsfuncties, ondersteunende en staffuncties uit de huidige krijgsmachtdelen worden gereduceerd dan wel geconcentreerd in de bestuursstaf, in defensiebrede dienstencentra (CDC), in één defensie materieelorganisatie (DMO) of in de staven van de nieuwe operationele commando´s. De krijgsmachtdelen worden omgevormd tot operationele commando´s (met uitzondering van de KMar) die tot taak hebben militaire capaciteiten gereed te stellen. In combinatie met de versterkte positie van de chef Defensiestaf leidt dit tot het vervallen van de functie van bevelhebber ('De topstructuur van Defensie', Kamerstuk 28.600 X 46). Zo ontstaat er een directe hiërarchische relatie tussen de chef Defensiestaf en de commandanten van de drie operationele commando´s.

Een succesvolle overdracht van de taken en verantwoordelijkheden van de huidige hoofden van dienst (in het bijzonder de bevelhebbers) naar de nieuwe verantwoordelijken is vereist. Daarbij is niet alleen van belang dat de taken en verantwoordelijkheden op heldere wijze in de nieuwe organisatie worden belegd, ook het kiezen van het juiste overdrachtsmoment speelt een belangrijke rol. Te lang wachten met de feitelijke overdracht van verantwoordelijkheden (terwijl de nieuwe organisatiedelen al voor een deel functioneren) kan immers een situatie van onduidelijkheid creëren, terwijl een te snelle overdracht van taken risicos in de bedrijfsvoering met zich mee kan brengen.

Om de overdracht van taken en verantwoordelijkheden in 2005 gecontroleerd te laten verlopen heeft de ambtelijke leiding verschillende besluiten genomen. Zo wordt binnenkort een nieuw Algemeen Organisatiebesluit Defensie 2005 (AOD) vastgesteld. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de nieuwe organisatiedelen en de (nieuwe) verantwoordelijken zijn hiermee, vooruitlopend op de invoering van het nieuwe besturingsmodel, vastgelegd. Het vernieuwde AOD wordt in de komende maanden (voordat de nieuwe organisatie definitief van start gaat) doorvertaald in subtaakbesluiten en submandaatregelingen voor de afzonderlijke organisatieonderdelen. Met het vervangen van het bestaande AOD is aan een belangrijke voorwaarde voor een gecontroleerde transitie voldaan. De verantwoordelijke functionarissen weten daardoor wat in de toekomst van ze wordt verwacht.

Niet alleen de taken en verantwoordelijkheden van de nieuwe organisatiedelen zijn vastgesteld, ook over de momenten waarop de overdracht van de verantwoordelijkheden plaatsvindt is een besluit genomen. Ter bepaling van de meest geschikte overdrachtsmomenten zijn in de afgelopen maanden verschillende activiteiten ontplooid. Zo heeft op verzoek van de ambtelijke leiding een extern adviesbureau de verschillende transitiescenarios in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. Daartoe heeft de externe adviseur gesprekken gevoerd met ruim vijftig defensiefunctionarissen die nauw bij de reorganisatie betrokken zijn. Ook zijn alle reorganisatieplannen tegen het licht gehouden. Daarbij is duidelijk geworden dat de reorganisatie van de bestuursstaf, de DMO, het CDC en de Koninklijke Marechaussee zover gevorderd is dat deze onderdelen vanaf begin 2005 invulling kunnen geven aan hun (deels) nieuwe verantwoordelijkheden. Voor de drie operationele commando´s geldt, als gevolg van een later geplande personele vulling, een andere fasering. Uiteindelijk is, na een uitvoerige analyse van de voor- en nadelen van de verschillende opties, gekozen voor een gefaseerde overdracht van de verantwoordelijkheden. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:

De bestuursstaf, het Commando Dienstencentra, de Defensie Materieel Organisatie en de Koninklijke Marechaussee gaan per januari 2005 werken conform het nieuwe besturingsmodel. Vanaf dat moment nemen de hoofden van deze (nieuwe) onderdelen de verantwoordelijkheden over die samenhangen met de aan hen opgedragen (nieuwe) taken. Voor de drie overige operationeel commandanten geldt een ander tijdpad. Deze zijn begin september 2005 zover gereed met de inrichting van de Operationele Commando´s dat zij op verantwoorde wijze invulling kunnen geven aan hun nieuwe taken. Tot dat moment blijven de huidige bevelhebbers verantwoordelijk voor de betreffende taakuitvoering. Vanaf dat moment nemen de operationeel commandanten de (laatste) verantwoordelijkheden van de bevelhebbers over. Als gevolg daarvan bestaat er vanaf begin september 2005 (dat is drie maanden eerder dan aanvankelijk was voorzien) een directe hiërarchische relatie tussen de chef Defensiestaf en de drie operationele commandanten. Daarmee vervalt de functie van bevelhebber.

Huisvesting De reorganisatie van Defensie heeft onmiskenbaar ook gevolgen voor de huisvesting. Al eerder heeft u ingestemd met het voorstel om vliegbases (Twente, Soesterberg en Valkenburg) en kazerneterreinen (o.a. legerplaats Seedorf en kazernecomplex Ede-Oost) te sluiten. Als gevolg van de omvorming van de staven, de samenvoeging van onderdelen en de verkleining van de organisatie neemt de behoefte aan huisvestingscapaciteit in de komende jaren af. De consequentie daarvan is dat meer defensiegebouwen en -terreinen zullen worden afgestoten. Ook zal een aantal defensieonderdelen verhuizen naar andere locaties. Hieronder informeren wij u over de hoofdlijnen van de plannen zoals die thans bekend zijn.

De omvorming van staven en de samenvoeging van onderdelen heeft gevolgen voor de huisvesting van defensieonderdelen in Zuid-Holland. Daarbij gaat het vooral om defensielocaties in Den Haag, Noordwijk, Leiden, Gouda en Rijswijk. Als gevolg van het afnemend aantal defensiemedewerkers in deze regio zijn veel van de nu nog in gebruik zijnde huur- en eigendomspanden niet langer nodig. Vanaf 2008 kan in principe worden volstaan met de huisvestingscapaciteit van vier bestaande locaties in Den Haag. Daarom kiest Defensie voor de concentratie van activiteiten in Den Haag in het Plein/Kalvermarktcomplex, de Prinses Julianakazerne, de Koningin Beatrixkazerne en de Frederikkazerne. Tezamen hebben deze objecten een capaciteit van meer dan zesduizend werkplekken. Voldoende om de in Den Haag geplaatste medewerkers van de Bestuursstaf, de Defensie Materieel Organisatie, het Commando Dienstencentra en de Koninklijke marechaussee een passende werkplek te bieden. De Alexanderkazerne in Den Haag blijft in elk geval tot de verwachte ingebruikname van het terrein door het Internationaal Strafhof (omstreeks 2009) in gebruik.

De niet langer benodigde objecten worden op zo kort mogelijke termijn afgestoten. Het betreft in totaal 18 huur- en eigendomsobjecten, waaronder het huidige hoofdkwartier van de Koninklijke luchtmacht in Den Haag. Over de plannen wordt, zoals te doen gebruikelijk, contact onderhouden met de betrokken lokale autoriteiten.

Uiteindelijk worden op de vier nog overblijvende objecten de volgende dienstonderdelen gehuisvest: * Plein/Kalvermarkt: politieke leiding en bestuursstaf * Frederikkazerne: DMO, CDC, MIVD, Koninklijke Marechaussee en projectorganisaties * Prinses Julianakazerne: bestuursstaf * Koningin Beatrixkazerne: Koninklijke Marechaussee

De concentratie van activiteiten op vier locaties in Den Haag (het waren meer dan twintig locaties in Zuid-Holland) levert financiële voordelen op. Het gaat om eenmalige opbrengsten via de verkoop van objecten, maar vooral ook om structurele besparingen als gevolg van het afstoten van panden en terreinen. Zo bedraagt de structurele opbrengst van het afstoten van huurpanden vanaf 2009 jaarlijks ruim 4,5 miljoen euro (kale huur). Ook de afnemende behoefte aan facilitaire diensten als catering, beveiliging e.d. levert structurele besparingen op.

De afnemende behoefte aan huisvestingscapaciteit in Zuid-Holland hangt ook samen met het besluit om alle staven van de operationele commando´s vanaf 2006 buiten de Haagse regio te huisvesten. Een belangrijk deel van de operationele staf van de Koninklijke marine, welke zal worden omgevormd tot het Commando Zeestrijdkrachten, bevindt zich reeds in Den Helder. Het operationeel commando van de Koninklijke landmacht, het toekomstig Commando Landstrijdkrachten, bevindt zich voor een deel op dit moment in Apeldoorn.

De besluitvorming ten aanzien van de definitieve locatiekeuze is eind dit jaar voorzien. Gelet op de spreiding van activiteiten richt de studie voor het Commando Landstrijdkrachten zich op vestiging op een locatie in het oosten of midden van het land. De studie ten aanzien het Commando Luchtstrijdkrachten richt zich op het zuiden van het land.

De migratieplannen In de Personeelsbrief van 16 september 2003 hebben wij aangekondigd dat alle veranderingen bij Defensie in 2007 moeten resulteren in een nieuwe organisatie (O) die geheel gevuld is met het juiste personeel (P) binnen de beschikbare financiële ruimte (F). Kort samengevat: O=P=F in 2007.

Het vertrekpunt in dit veranderingstraject is de begroting. Deze is, met de daarin opgenomen meerjarenramingen, ongewijzigd overgenomen en taakstellend verdeeld over de huidige zes beleidsterreinen. Daarmee staat de 'F' vast. De formatieruimte voor de defensieorganisatie in 2007 is vervolgens in de plannen verdeeld over de zeven nieuwe organisatiedelen. Daarmee is ook de 'O' vastgesteld. De totale defensieformatie op 1 januari 2003 omvatte 78.970 functies. Per 1 januari 2007 is voorzien dat 64.471 functies resteren.

OPCO KM

OPCO KL

OPCO KLU

KMAR

BS

CDC

DMO

01-01-2003

16.878

36.480

14.923

6.614

1.580

2.515


---

01-01-2007

10.610

25.448

9.273

6306

1.990

4.720

6.124

In het migratietraject naar 2007 toe moet de financiële ruimte van de huidige zes organisatiedelen (conform de huidige begrotingsindeling) worden herverdeeld over de zeven nieuwe organisatiedelen. Een ingewikkelde operatie. Mocht deze leiden tot een begrotingsmutatie dan wordt u daar via de reguliere procedure van in kennis gesteld. Aangezien de formatie voor 2007 is vastgesteld en al eerder is bepaald dat wordt uitgegaan van een volledige vulling zijn daarmee ook de personele aantallen voor dat jaar vastgelegd. Met andere woorden: ook de 'P' is bepaald. Kort samengevat betekent dit dat de organisatie (formatieruimte per defensieonderdeel), de financiële kaders waarbinnen deze gefinancierd moet worden en de eis van personele vulling inmiddels zijn vastgesteld. Op die punten is in de afgelopen maanden dus veel duidelijkheid ontstaan.

In de migratieplannen beschrijven de zeven nieuwe organisatiedelen hoe zij vanaf het ijkpunt in 2003 met gerichte maatregelen op organisatorisch, personeel en financieel gebied 'migreren' naar de gewenste eindsituatie (O=P=F) in 2007. De migratieplannen beschrijven daarbij het traject waarlangs de 'planlijnen' op organisatorisch, personeel en financieel gebied in de periode tot 2007 bij elkaar worden gebracht. De onlangs door de verantwoordelijken gepresenteerde migratieplannen vormen een grote stap voorwaarts richting de nieuwe defensieorganisatie in 2007. Duidelijk is geworden dat de zeven nieuwe organisatiedelen, na enige bijstelling van de plannen, in 2007 de opgedragen taken kunnen vervullen binnen de afgesproken formatieve, personele en budgettaire kaders. Met andere woorden: de formatie, de personele vulling en het financiële kader worden door de organisatiedelen in 2007 met elkaar in lijn gebracht.

Om de kwalitatieve 'mismatch', ontstaan na de generieke personele reductiemaatregelen, om te kunnen buigen naar de gewenste personele samenstelling (zoals voorzien in de Prinsjesdagbrief en Personeelsbrief 2003) en de personele kosten binnen de beschikbare budgettaire ruimte te brengen moeten, zo hebben wij vastgesteld, nog extra stappen gezet worden. Daartoe hebben wij nadere aanwijzingen gegeven. Wij hebben aan de verantwoordelijken de opdracht gegeven om nog eens indringend te kijken naar de mogelijkheid om het aandeel burgers in de ondersteunende diensten te laten groeien en het aantal militairen daar te verminderen, naar mogelijkheden om de gemiddelde leeftijd naar beneden te brengen, én, daarmee samenhangend, naar mogelijkheden om rangsinflatie die zich in iedere organisatie voordoet terug te drukken. De consequenties hiervan worden uiteindelijk in de door mij vast te stellen migratieplannen verwerkt.

De in de Personeelsbrief aangekondigde verjonging en aanpassing van de defensieorganisatie is noodzakelijk om vooral voor de toekomst een betaalbare en volledig inzetbare krijgsmacht te houden. Wij stellen voor dat wij u over de uitwerking van de nadere aanwijzingen in de migratieplannen in de eerste kwartaalrapportage informeren. Dit zal naar verwachting medio februari 2005 zijn.

Personele vulling Zoals hierboven reeds is aangegeven wordt gewerkt aan een verjonging en flexibilisering van het personeelsbestand, met als neveneffect een neerwaartse druk op de gemiddelde salarislasten en dus de personele exploitatie. Voor de personele bezetting van Defensie betekent dit een noodzakelijke reductie van het aantal beroeps onbepaalde tijd (BOT) en burgers. Voor een deel van het huidige BOT- en burgerpersoneel zal naar verwachting in de toekomst geen plek meer zijn bij Defensie. Zij worden overtollig en voor hen zal getracht worden om, met behulp van de instrumenten uit het sociaal beleidskader en de uitplaatsingsorganisatie Kansrijk, elders een baan te vinden.

Voor het beroeps bepaalde tijd-personeel (BBT) geldt dat een forse toename van het bestand noodzakelijk is om in 2007 tot een volledige vulling te kunnen komen. Op dit moment is sprake van een achterblijvende vulling met circa tweeduizend BBT-ers. Dit komt overeen met een tekort van circa 8,5 procent ten opzichte van de planning. Daarnaast is, mede om invulling te kunnen geven aan de beoogde verjonging en flexibilisering van het militaire personeelsbestand, voor de jaren 2005-2007 nog een groei van het BBT-bestand gepland van 2.750.

Als het huidige tekort en de beoogde groei worden opgeteld bij de reguliere vervangingsbehoefte van het huidige BBT-bestand, dan betekent dat voor de periode 2005-2007 dat er jaarlijks 6.000 tot 7.000 militairen aan de basis moeten instromen. De uiteindelijk te werven aantallen zijn uiteraard mede afhankelijk van het aantal contractverlengingen. Gelet op de huidige arbeidsmarktsituatie en de prioriteit die binnen Defensie zowel aan de uitplaatsing van overtolligen als aan de werving van BBT-ers wordt toegekend, is een volledige vulling van de krijgsmacht per 2007 een haalbare doelstelling. Om deze volledige vulling te realiseren zal aan de werving en opleiding van nieuw personeel de komende jaren overigens wel de hoogste prioriteit moeten worden gegeven en zal het beschikbare instrumentarium voor werving van personeel volledig moeten worden benut.

Beheersingssystematiek Om zeker te stellen dat de uitvoering van de migratieplannen gecontroleerd verloopt zijn door de ambtelijke leiding beheersmaatregelen getroffen. Zo is afgesproken dat de zeven diensthoofden ieder kwartaal rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de plannen. Deze rapportages worden door de bestuursstaf beoordeeld, waarbij ook gebruik zal worden gemaakt van informatie uit het defensiebrede personeelsinformatiesysteem (P&O 2000). Er is gekozen voor een rapportage-frequentie van vier keer per jaar, zodat, mocht de situatie daarom vragen, snel kan worden bijgestuurd.

Dit maakt het ook mogelijk om u regelmatig over de voortgang van het migratietraject te informeren. De departementale auditdienst is opgedragen de beheersingssystematiek regelmatig te toetsen evenals de juistheid van de kwartaalrapportages. Bovendien wordt de beheersingssystematiek jaarlijks door een externe auditor tegen het licht gehouden.

DE MINISTER & DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Nieuws Nieuwsberichten