---

Brieven aan de Kamer
---

Reconstructie van gebeurtenissen; aanbieding rapport

17-11-2004 17:37:00

Naar aanleiding van de aanslag op Nederlandse militairen in de nacht van 14 op 15 augustus jl. in Ar Rumaythah heb ik de Tweede Kamer op 19 augustus een brief gestuurd met de destijds beschikbare informatie. De brief maakt ook gewag van een onderzoek naar het incident door de Koninklijke marechaussee. Op 11 oktober heb ik gemeld dat het verslag van dit onderzoek tot vervolgvragen had geleid en dat ik de voormalig Inspecteur-generaal der Krijgsmacht, luitenant-generaal b.d. C. de Veer bereid had gevonden het verslag te beoordelen en zo nodig aan te vullen. De heer De Veer zou bovendien bezien of hij procedurele aanbevelingen kon doen. De oud-IGK heeft zijn werkzaamheden enige dagen geleden voltooid en mij zijn bevindingen aangeboden in een rapport, getiteld "Ar Rumaythah 14 15 augustus 2004, reconstructie van gebeurtenissen". Zoals ik in mijn brief van 11 oktober ook te kennen heb gegeven, ontbrak bij een aantal aspecten nog het inzicht om al van een stabiel beeld van de gebeurtenissen te kunnen spreken. Met het rapport-De Veer is dit beeld er nu wel. In vervolg op mijn brief van 19 augustus bied ik u het rapport hierbij dan ook aan zodat u uitgebreider kennis kunt nemen van de feiten en omstandigheden in de nacht van zaterdag 14 augustus op zondag 15 augustus en in de dagen die daaraan voorafgingen.

De reconstructie, blijkens de titel het belangrijkste onderdeel van het rapport, maakt eens te meer duidelijk dat er die nacht in Ar Rumaythah sprake is geweest van een hevige aanval op de Nederlandse eenheden. De professionele wijze van optreden van de Nederlandse militairen, zo blijkt uit de reconstructie, heeft ertoe bijgedragen dat het aantal slachtoffers beperkt is gebleven. De positieve beoordeling van het optreden van de Nederlandse militairen strekt zich nadrukkelijk ook uit tot de leden van het marechausseeteam dat vóór middernacht plaatselijke tijd het eerste doelwit van de aanslag was. Deze conclusie, die de heer De Veer op grond van zijn bevindingen heeft getrokken, stemt tot tevredenheid. Ik hoop in het bijzonder dat de erkenning van de professionaliteit van onze militairen ook de nabestaanden, vrienden en collega's van Jeroen Severs tot steun zal zijn, hoe moeilijk het ook zal zijn te aanvaarden dat het uitgerekend hem in die eerste, cruciale ogenblikken aan het geluk heeft ontbroken om de aanslag te doorstaan.

De heer De Veer merkt in zijn rapport terecht op dat een reconstructie van gebeurtenissen op zichzelf nog geen volledig beeld oplevert. Zijn rapport biedt dan ook meer dan alleen een reconstructie. Zo voorziet hoofdstuk 2 ("de aanloop"), waarin gebeurtenissen in de voorafgaande dagen met elkaar in verband worden gebracht, de eigenlijke reconstructie van de benodigde context. Niet toevallig gaat dit hoofdstuk in op aspecten die in een eerder stadium nog vragen hadden opgeroepen over een mogelijk causaal verband met de aanslag. Vastgesteld kan worden dat de heer De Veer de relevante feiten en gebeurtenissen helder uiteen zet. Dit maakt een objectievere beoordeling ondanks alle kennis achteraf - alsnog mogelijk. De hoofdstukken na de reconstructie vestigen voorts de aandacht op enkele belangrijke punten waarop verdere verbeteringen mogelijk zijn. Met name de chef defensiestaf zal die zaken ter hand nemen, voor zover dat al niet direct na de aanslag is gebeurd.

Het rapport concludeert dat de veiligheidsmaatregelen die op 14 augustus bij het Nederlandse bataljon golden, in overeenstemming waren met de richtlijnen en de adviezen van de Britse divisie en van de chef Defensiestaf in Nederland. Het rapport bevestigt echter ook nog eens dat de inlichtingenpositie van de Nederlandse eenheden in de Irakese provincie Al Muthanna kwetsbaar is. De aanbeveling om alle inspanningen op inlichtingengebied toch zoveel mogelijk ten goede te doen komen van de militairen ter plaatse, is dan ook niet aan dovemansoren gericht. De chef defensiestaf en de directeur MIVD hebben inmiddels aanvullende maatregelen getroffen en de komende maanden zullen zij de inlichtingenpositie van het bataljon in Al Muthanna nadrukkelijk in het oog houden.

De heer De Veer komt tot de conclusie dat de Tweede Kamer op basis van de toen beschikbare informatie juist is ingelicht in de brief van 19 augustus. De informatievoorziening ten behoeve van de bewindslieden en van het parlement kan echter worden verbeterd. Zowel deze conclusies als de bijbehorende procedurele aanbevelingen onderschrijf ik volledig. Ik zal de Tweede Kamer dan ook op korte termijn informeren over de procedure die Defensie in voorkomend geval zal volgen bij incidenten onder operationele omstandigheden, zoals de aanslag van 14 op 15 augustus.

Het rapport van de heer De Veer belicht de gang van zaken aan de Nederlandse kant. Het is dus per definitie niet het volledige verhaal, omdat de Irakese kant ontbreekt. Dit blijft zonder meer onbevredigend, in het bijzonder voor de militairen die de afgelopen vier maanden in Irak hebben gediend en de militairen van SFIR-5 die dezer dagen aan hun uitzending beginnen. De oud-IGK vraagt in zijn slotwoord terecht aandacht voor de gevoelens van onbehagen die daarover bij veel militairen bestaan. Zijn rapport onderstreept eens te meer de behoefte aan opheldering over de Irakese betrokkenheid bij de aanslag. De regering doet alles wat in haar vermogen ligt om de Irakese autoriteiten te bewegen de daders van de aanslag op te sporen en te berechten. De recente berichten vanuit Irak wijzen nog niet op aanzienlijke vorderingen van het onderzoek. Bij eerdere gelegenheden heb ik in de Tweede Kamer en in antwoorden op schriftelijke vragen toegelicht hoe de regering poogt de Irakese autoriteiten te ondersteunen en aan te moedigen.

Ik ben de heer De Veer zeer erkentelijk voor zijn inspanningen. Zijn rapport verheldert het tot dusver bestaande beeld van de gebeurtenissen in Ar Rumaythah op 14 en 15 augustus van dit jaar. Bovendien maakt het voor velen, zowel binnen als buiten de krijgsmacht, inzichtelijk onder welke moeilijke en gevaarlijke omstandigheden de Nederlandse militairen in Irak hun werk doen en hoe goed zij dat doen. Zijn rapport biedt voorts aanknopingspunten om operationele procedures en werkwijzen zorgvuldig te evalueren en biedt mogelijkheden om de informatievoorziening te verbeteren. De Tweede Kamer kan, zoals gezegd, binnenkort een procedure hierover tegemoet zien.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

* 2004-11-17 Reconstructie van gebeurtenissen

Nieuws Nieuwsberichten