Ministerie EZ

Vragen van het lid Van der Laan (D66) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij gevaarlijk kinderarbeid in India. (Ingezonden 11 oktober 2004)

Datum: 17 november 2004

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip, heeft deze vragen mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als volgt beantwoord.

Vraag 1 Is het u bekend dat in India vele kinderen werken in de gevaarlijke katoenzaadproductie voor onder andere Nederlandse bedrijven, ondanks de belofte van die bedrijven in 2003 dat het probleem snel zou worden aangepakt? 1)

Antwoord: Het persbericht van de Landelijke India Werkgroep is ons bekend.

Vraag 2 Hoe oordeelt u over deze situatie?

Antwoord: Bedrijven zijn onverantwoord bezig als ze gebruik maken van kinderarbeid. Het is onwenselijk dat grote aantallen kinderen in India werken in plaats van naar school te gaan.

Vraag 3 Op welke wijze kunt u deze situatie verbeteren? Op welke termijn verwacht u daarvan concrete verbeteringen?

Antwoord: De brancheorganisatie Association of Seed Industry (ASI), waarvan de in het onderzoek genoemde Nederlandse bedrijven lid zijn, heeft een duidelijk no child labour beleid. Dit houdt in dat de leden van ASI geen kinderen in dienst nemen.

Helaas komt kinderarbeid verderop in de productieketen voor; katoenboeren huren kinderen in. ASI pleit daarom met alle partijen in de productieketen tot een actieprogramma tegen kinderarbeid te komen. ASI heeft onder meer samen met de MV Foundation een aantal concrete activiteiten opgezet zoals educatieve programmas en de organisatie van seminars en de beoogde organisatie van Punishment & Reward schemes.

Een belangrijke rol bij het uitbannen van kinderarbeid in India is weggelegd voor de Indiase overheid. Hoewel de overheid programmas tegen kinderarbeid heeft ingesteld in 150 districten, constateert de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) dat er meer moet worden gedaan. Zo heeft de Indiase overheid Conventie 182 nog niet geratificeerd.

In mijn MVO-beleid staat de promotie van de OESO-richtlijnen centraal. In de OESO-richtlijnen worden bedrijven opgeroepen een bijdrage te leveren aan het afschaffen van kinderarbeid. Bedrijven die gebruik willen maken van het financieel buitenlandinstrumentarium dienen te onderschrijven dat ze de OESO-richtlijnen naar beste vermogen zullen uitvoeren. Daarnaast geldt als minimumeis dat bij projecten waarvoor financiële overheidsteun wordt gevraagd, het ILO-verbod op kinderarbeid wordt gerespecteerd. De uitvoerende instanties voor de financiële regelingen toetsen daarop.

De Nederlandse overheid geeft daarnaast financiële ondersteuning aan organisaties als FNV Mondiaal, HIVOS en NOVIB, die zich ook in India inzetten voor het tegengaan van kinderarbeid, met name ook in de katoenindustrie.

Vraag 4 Deelt u de mening dat de overheid een voorbeeldfunctie vervult en bij haar inkoopbeleid dan ook rekening houdt met de omstandigheden waaronder producten tot stand komen ?

Antwoord: Ja.

Vraag 5 Welke invulling heeft u tot nu toe gegeven aan de motie De Graaf c.s.2) die in 2002 bij de begroting van Buitenlandse zaken is aangenomen om te komen tot een verantwoord inkoopbeleid ?

Antwoord: Economische Zaken en andere departementen geven invulling aan deze motie door middel van het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling, waarvoor de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer coördinerend bewindspersoon is. Deze zal daarover dit jaar aan uw kamer rapporteren. Duurzaam inkopen is een belangrijk onderdeel van het Illustratieprogramma Duurzame Bedrijfsvoering Overheid uit dat Actieprogramma.


1) persbericht landelijke India Werkgroep, 4 oktober 2004


2) Kamerstuk 28 600 V, nr. 37

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerder vragen terzake van het lid Van Bommel (SP), ingezonden 8 oktober 2004 (vraagnummer 2040501360).

Meer informatie

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl

Voor journalisten: mw. M. Henneman, persvoorlichter, telefoon (070) 379 72 56, e-mail: M.Henneman@minez.nl

18-11-2004 | Ministerie van Economische Zaken | print