Ingezonden persbericht

"Hoogeveen discrimineert niet-christelijke inwoners"

Veehandelaar/stratenmaker Henri Okken uit Hollandscheveld heeft een klacht wegens discriminatie ingediend tegen de burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen. Hij is ervan overtuigd dat de gemeente christelijke burgers bevoordeelt ten opzichte van niet-christelijke burgers. Reeds jarenlang voelt hij zich door de gemeente tegengewerkt. Zo kreeg het pand, dat hij in 1983 kocht en verbouwde, wel een aansluiting op de riolering van de gemeente, maar moest op last van diezelfde gemeente in 1986 afgebroken worden omdat het niet in het bestemmingsplan paste. De heer Okken weigerde zijn huis te verlaten en werd door de gemeente voor de rechtbank gedaagd. Alhoewel de rechter oordeelde dat de heer Okken niet uit de woning mocht worden gezet, zat hij in 1990 een gevangenisstraf van 30 dagen uit en kreeg hij een boete van 2000 gulden.

Het bestemmingsplan-argument is onzin, meent de heer Okken. Het pand staat tussen twee andere huizen en is voor "agrarisch gebruik zonder bebouwing" niet geschikt. Bovendien stond het huis - oorspronkelijk een schuur - er al. Een ambtenaar van diezelfde gemeente zou bovendien de familie Okken hebben aangeraden, het huis niet te verkopen.

Na zijn gevangenisstraf belandde de heer Okken in de WAO. Hij kreeg een brief van de gemeente waarin zij haar medewerking toezegde, indien de heer Okken elders grond zou kopen om een woning te bouwen. Dhr Okken koos eieren voor zijn geld en verkocht het pand. Een maand later echter kreeg de volgende eigenaar wel alle medewerking van de gemeente. De heer Okken is van mening dat hem die medewerking geweigerd werd, omdat de gemeente Hoogeveen geen flater wilde slaan.

Het bleef hier echter niet bij. Door zijn ziekte raakte het gezin Okken in financiële moeilijkheden omdat de heer Okken bij de werkvoorziening, waar hij werkte, ontslagen werd. Toen het C.N.V. de zaak voor de rechter bracht, werd de heer Okken wel in het gelijk gesteld. Hij was echter dermate in een financiële put geraakt, dat hij geen kans meer zag om zijn manege voort te zetten. Toen hij zijn bedrijf wilde verkopen, bemoeide de gemeente Hoogeveen er zich mee, waardoor kopers werden afgeschrikt. Mijnheer Okken vraagt zich af, waarom de gemeente zich bemoeide met het verkopen van zijn manege.

Vervolgens, ten einde financieel erbovenop te komen, kocht mijnheer Okken een vakantiehuisje, en knapte het op om in de verkoop te gooien. Toen hij dat deed, zou de gemeente bij monde van een wethouder kopers afgeraden hebben het huisje te kopen aangezien het een 'kippenhuisje' zou zijn. Mijnheer Okken vermoedt dat de gemeente een persoonlijke hetze tegen hem voert.

Wanneer een schoolgebouw zonder vergunning wordt geplaatst op het terrein van een CDA-raadslid, is voor de heer Okken de maat helemaal vol. Als de gemeente hem het leven zuur maakt met vergunningen, gelden diezelfde regels ook voor de gemeente, aldus de heer Okken. Volgens hem is hier sprake van belangenverstrengeling, en komt het vaker voor dat illegale bewoning geen punt is voor (vrienden en familie van) raadsleden, maar wel voor andere inwoners. Hij zegt, verschillende gevallen te kunnen aantonen waarin er met betrekking tot illegale bewoning met twee maten gemeten wordt. "Het college van Bestuur mag wel zonder vergunningen werken", aldus Okken. Zijn brief over deze bestuurspraktijken aan minister Remkes levert geen ander resultaat op dan het ministeriële advies, de zaak aan een ombudscommissie voor te leggen. Okkens klacht werd 15 november behandeld. De uitspraak laat nog op zich wachten, maar burgemeester Urlings heeft tegenover de ombudscommissie toegegeven, dat er dingen gebeuren, die niet in de haak zijn. Ondertussen wil Okken naar aanleiding van zijn aanklacht een grondig onderzoek naar de handel en wandel van de plaatselijke overheid.