The Court of Justice of the European Communities

PERSCOMMUNIQUE nr. 94/04 18 november 2004 Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-304/02 Commissie/Frankrijk Advocaat-generaal geelhoed handhaaft zijn standpunt dat het Hof een lidstaat een forfaitaire som kan opleggen wegens een voortdurende en structurele schending van het gemeenschapsrecht Teneinde de rechten van de verdediging te waarborgen stelt hij echter voor de mondelinge behandeling te heropenen, zodat partijen hun opmerkingen over de specifieke voorgestelde sanctie kunnen maken In 1991 heeft het Hof op verzoek van de Commissie verklaard dat Frankrijk tussen 1984 en 1987 in strijd had gehandeld met het gemeenschapsrecht door niet de controles te verrichten die nodig waren om de uitvoering van communautaire instandhoudingsmaatregelen op visserijgebied te verzekeren. Na talloze inspecties door communautaire inspecteurs in verschillende Franse havens in de daaropvolgende elf jaar, was de Commissie er nog altijd niet van overtuigd dat Frankrijk volledig aan zijn verplichtingen had voldaan. De Commissie verzocht het Hof daarom, te verklaren dat Frankrijk geen uitvoering had gegeven aan het arrest van het Hof van 1991 en Frankrijk te veroordelen tot betaling van 316 500 EUR per dag vertraging bij de uitvoering van dat arrest vanaf de datum van uitspraak in de onderhavige zaak.
Op 29 april 2004 stelde advocaat-generaal Geelhoed in zijn eerste conclusie in deze zaak voor, dat het Hof een lidstaat voor de eerste maal een sanctie in de vorm van een forfaitaire som oplegt wegens voortdurende en structurele schending van het gemeenschapsrecht. In deze conclusie stelde de advocaat-generaal dat een dwangsom die pas ingaat na het tweede arrest van het Hof een lidstaat niet ertoe zal brengen, een niet-nakoming te beëindigen zodra deze door het Hof is vastgesteld. Integendeel, een lidstaat kan zijn schending van het gemeenschapsrecht voortzetten tot de dag waarop de sanctie wordt opgelegd, en daarbij het gemeenschapsrecht ondermijnen.
Aangezien deze conclusie nieuwe vragen over de uitlegging van artikel 228 EG opwierp waarop gedurende de behandeling niet was ingegaan, heeft het Hof de mondelinge behandeling heropend teneinde de standpunten van partijen en van de andere lidstaten te horen over de vraag, of het Hof een dergelijke forfaitaire som dan wel een forfaitaire som én

een dwangsom mag opleggen, wanneer de Commissie het Hof alleen heeft gevraagd een dwangsom op te leggen.
Advocaat-generaal Geelhoed heeft vandaag zijn tweede conclusie in deze zaak genomen. Om te beginnen beklemtoont hij dat artikel 228 EG dient te verzekeren dat lidstaten aan het gemeenschapsrecht voldoen. De in dit artikel voorziene sancties hebben in dat opzicht een tweeledig doel. In de eerste plaats moeten zij een afschrikwekkende, preventieve werking hebben, door het voor een lidstaat economisch onaantrekkelijk te maken het gemeenschapsrecht te schenden. In de tweede plaats hebben zij een specifieke, aansporende werking doordat zij het mogelijk maken voldoende druk op een lidstaat uit te oefenen om ervoor te zorgen dat hij, nadat het Hof een niet-nakoming heeft vastgesteld, aan het gemeenschapsrecht voldoet. Voorts beklemtoont de advocaat-generaal dat deze sancties kenmerkend zijn voor de communautaire rechtsorde en niet kunnen worden vergeleken met op nationaal niveau bestaande sanctiemiddelen.
Met betrekking tot de bevoegdheid van het Hof om af te wijken van de door de Commissie voorgesteld sanctie en een forfaitaire som op te leggen, merkt de advocaat-generaal om te beginnen op dat het Hof in eerdere arresten duidelijk heeft gemaakt dat de voorstellen van de Commissie het Hof niet kunnen binden, hetgeen rechtstreeks voortvloeit uit de bewoordingen en de opbouw van artikel 228 EG. Voorts is de advocaat-generaal van mening dat, aangezien de lidstaat wordt bestraft omdat hij geen uitvoering geeft aan een arrest van het Hof, het Hof het best in staat is om de mate van uitvoering en de ernst van een voortdurende schending te beoordelen. De noodzaak om een sanctie op te leggen kan alleen worden vastgesteld in het licht van de bevindingen van het Hof in zijn arrest en een dergelijke beslissing kan niet afhankelijk zijn van het standpunt van de Commissie. De advocaat-generaal merkt op dat de lidstaten drie potentiële beperkingen aanvoerden voor de bevoegdheid van het Hof om een sanctie op te leggen; het beginsel van gelijke behandeling; het rechtszekerheidsbeginsel, en de rechten van de verdediging van de lidstaten. Wat het beginsel van gelijke behandeling betreft, stelt advocaat-generaal Geelhoed dat de onderhavige situatie niet kan worden vergeleken met de twee eerdere zaken waarin het Hof een sanctie heeft opgelegd. Hij acht het verzuim van Frankrijk een ernstig verzuim, dat niet alleen gevolgen binnen Frankrijk heeft gehad, maar ook nadelig was voor de andere lidstaten en hun vissers. De oplegging van een ander soort sanctie wordt derhalve gerechtvaardigd door het verschillende karakter en de gevolgen van de schending. Met betrekking tot het rechtszekerheidsbeginsel merkt de advocaat-generaal op dat het Hof in eerdere arresten heeft beklemtoond, dat het niet gebonden is aan de voorstellen van de Commissie. Het is dus voorspelbaar dat het Hof elk van de beschikbare sancties kan opleggen, daaronder begrepen een forfaitaire som
Wat de rechten van de verdediging betreft, merkt advocaat-generaal Geelhoed op dat de bestaande procedure de lidstaat de gelegenheid biedt om in te gaan op zowel de inhoud van het verzoek als de geschiktheid van de door de Commissie voorgestelde sanctie. Ofschoon de bevoegdheid om de geschikte sanctie te bepalen volledig bij het Hof berust, acht de advocaat- generaal het essentieel dat het Hof op de hoogte wordt gesteld van de standpunten van partijen over de gevolgen van een sanctie voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Hij is daarom van mening dat het juist zou zijn om partijen de gelegenheid te bieden, adequaat te reageren op een andere dan de door de Commissie voorgestelde sanctie. Aangezien partijen in deze zaak nog niet hun mening hebben kunnen geven over de specifieke, door hem voorgestelde sanctie, stelt de advocaat-generaal voor dat het Hof de

mondelinge behandeling nogmaals heropent.
Ten slotte stelt de advocaat-generaal dat het doel en de ratio van artikel 228 EG doorslaggevend moeten zijn bij de beantwoording van de vraag, of het Hof zowel een forfaitaire som als een dwangsom kan opleggen. Zoals hierboven uiteengezet, is de advocaat-generaal van mening dat dit artikel beoogt te verzekeren dat de lidstaten hun uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen nakomen. De forfaitaire som en de dwangsom dienen naar hun aard verschillende doelen; de eerste heeft een afschrikwekkende werking, terwijl de tweede een aansporende werking heeft. Teneinde zowel de afschrikwekkende als de aansporende werking van artikel 228 EG te handhaven, moet het Hof de mogelijkheid hebben om beide sancties tegelijkertijd op te leggen. N.B.: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten- generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over het arrest, dat op een latere datum zal worden gewezen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Beschikbare talen:EN, FR, DE, DA, EL, ES, FI, IT, NL, PL, SV De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof (http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl) vanaf ongeveer 12.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught. Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656