GEMEENTE AMSTERDAM

Amsterdam: Wethouder Stadig zeer bezorgd gevolgen huurbeleid

Wethouder Stadig zeer bezorgd over gevolgen huurbeleid voor Amsterdam

Wethouder Stadig maakt zich grote zorgen over de gevolgen van het door Minister Dekker aangekondigde huurbeleid voor Amsterdam. De herstructurering van de na-oorlogse wijken dreigt te vertragen, segregatie wordt bevorderd en de doorstroming wordt ontmoedigd in plaats van bevorderd en tot extra nieuwbouw zal het niet leiden.

In Amsterdam zullen volgens de voorstellen van Dekker 85.000 huurwoningen, 29% van het totaal, worden geliberaliseerd in plaats van 5% nu. Het betreft 38.000 particuliere huurwoningen en 47.000 corporatiewoningen. Alles hangt er nu vanaf, in welke mate de verhuurders van hun toegenomen vrijheid gebruik zullen maken. Voor wat betreft de particulieren valt weinig terughoudendheid te verwachten, dus de corporaties spelen een sleutelrol. Minister Dekker zegt in haar brief aan de Tweede Kamer dat corporaties en gemeenten daarover afspraken moeten maken. Ze is echter erg vaag over wat er gebeurt als dat niet lukt.

Hoe dan ook zal het aantal beschikbare betaalbare woningen dat jaarlijks vrijkomt sterk dalen.
De Minister zegt dat er voldoende woningen zullen vrijkomen om de stadsvernieuwingsurgenten uit de naoorlogse wijken te huisvesten. Maar ze vergeet dat er jaarlijks ook veel woningen nodig zijn voor medische urgenten, politieagenten, studenten en natuurlijk de gewone Amsterdammers die een betaalbare woning zoeken. De herstructurering in de Amsterdamse westelijke tuinsteden dreigt nu al te vertragen door gebrek aan goede herhuisvestingsmogelijkheden. Door Dekkers voorstellen wordt dat probleem verscherpt.

Als tegelijk het lopende programma van verkoop van particuliere huurwoningen en corporatiewoningen wordt doorgezet, leidt dat tot een verdere vermindering van het aantal leegkomende betaalbare huurwoningen. Huurwoningen worden immers vooral bij leegkomst verkocht. Stadig is dan ook genoodzaakt de wenselijkheid van voortzetting van die programmas opnieuw te bezien in het licht van het nieuwe huurbeleid en van de met de corporaties daarover te maken afspraken.

Doordat de liberalisatie wordt gekoppeld aan de WOZ-waarde, heeft het nieuwe huurbeleid een segregatiebevorderend effect. Minister Dekker probeert aan te tonen dat het wel meevalt, maar kijkt alleen naar het corporatiebezit. In bijvoorbeeld het Centrum bestaat 31% van de voorraad uit koopwoningen, 29% uit particuliere huurwoningen en 40% uit corporatiebezit. Aan te nemen valt dat het overgrote deel van de particuliere huurwoningen zal worden geliberaliseerd, dus dan blijven voor lage inkomens alleen de corporatiewoningen over. Maar van deze corporatiewoningen kan in principe ook een groot deel worden geliberaliseerd. Als de corporaties willen afspreken dat ze in het Centrum niet of nauwelijks liberaliseren, zouden de gevolgen nog enigszins meevallen. Een eerste poging van de wethouder om met een corporatiedirecteur zo een afspraak te maken is echter mislukt. Afgezien van een paar betaalbare enclaves zal het Centrum gewoon een dure wijk worden, en dat betekent dat het gemengde karakter sterk afneemt. In stadsdelen als Zuideramstel en Oud Zuid is de situatie vergelijkbaar. En bijvoorbeeld in Bos en Lommer zal het tegenovergestelde gebeuren. De lagere inkomens zullen gedwongen zijn zich te vestigen in de goedkopere woningen aan de randen van de stad.

De Minister wil de doorstroming bevorderen, maar ze bereikt het tegenovergestelde. Doordat voor zittende huurders met huursubsidie een overgangsregeling geldt, en huursubsidie blijven ontvangen zo lang ze niet, zullen die juist nooit meer verhuizen. Ieder vergelijkbaar alternatief is immers veel duurder of onbetaalbaar. Ook het Centraal Planbureau heeft terecht twijfels op dit punt. Daarmee wordt wel één van de hoekstenen onder het beleid van Dekker weggeslagen.

Datzelfde geldt voor het bevorderen van de nieuwbouw. Dekkers brief bevat een bijzonder ingewikkeld samenstel van afspraken met de landelijke organisaties op dit punt. Er gelden echter nogal wat voorbehouden en er moet nogal wat worden uitgewerkt, dus de vraag is wat daarvan uiteindelijk in stand blijft.
Stadig meent met corporaties en anderen voor de komende jaren al voldoende afspraken over nieuwbouwprojecten te hebben gemaakt. Wat voegt Dekkers beleid daar nu concreet aan toe? Betreft het extra projecten? En waar moeten die dan worden gebouwd? Uit gesprekken met bouwers concludeert de wethouder dat die in wezen van plan zijn om af te spreken te doen wat ze toch al van plan waren. Dat voegt dus niets toe.
Ook het Centraal Planbureau heeft twijfels over de effectiviteit van Dekkers beleid op dit punt.

Wethouder Stadig stelt het volgende voor:
Minder drastische liberalisatie. Bijvoorbeeld 10 à 15% in plaats van 25% gemiddeld. Er blijven dan meer betaalbare woningen beschikbaar.

Liberaliseren niet op basis van de WOZ-waarde, maar op basis van het puntenstelsel waarbij de WOZ waarde de omgevingspunten bepaalt. Het zelfde aantal woningen wordt dan geliberaliseerd, maar de verdeling over de stad (en de regio) is veel gelijkmatiger en dus is het segregatie effect veel kleiner.

Niet proberen langs deze weg de nieuwbouwproductie te reguleren. Tot extra huurwoningen leidt het niet of nauwelijks, en de grilligheid van de koopsector blijft het grootste probleem.

Wat meer ruimte voor de corporaties om hun huursom te verhogen kan ook de benodigde middelen opbrengen en is minder schadelijk voor de doorstroming.

Een stevige positie van de gemeenten bij het maken van afspraken met corporaties.

Pb-189

Voor informatie:
Gemeente Amsterdam, Karen Buschman, 020 552 3246, 06 2260 0020.

Zie ook www.amsterdam.nl/persberichten voor een kaart van Amsterdam die de gevolgen toont van gebruik van de woz-waarde zoals in het voorgestane beleid.

20 nov 04 09:59