Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag AWBZ/DGB-2525864
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Voortgang invoering functiegerichte 5 bekostiging

1. Inleiding

Op 29 augustus 2003 (TK 2002-2003, 26 631, nr. 55) heb ik u mijn plan van aanpak voor de invoering van de functiegerichte bekostiging gepresenteerd. Met deze brief wil ik u informeren over de voortgang in dit traject, in het bijzonder de stappen die ik in 2005 wil zetten. De brief is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 geef ik een schets van hoe ik me de uiteindelijke werking van het systeem voorstel. Ik ga in op vragen als wat was ook alweer de bedoeling, hoe ziet een functiegericht bekostigingssysteem er nu eigenlijk uit, wat is daarin de positie van aanbieders en zorgkantoren ten opzichte van elkaar, vooral waar gaan de onderhandelingen nu precies over, waar blijft de cliënt en hoe zit het met de registratie en verantwoording. De paragrafen 3 en 4 gaan over de overgangssituatie. Paragraaf 3 geeft een beeld van de overgangssituatie bij de extramurale zorg. Paragraaf 4 doet het zelfde voor de intramurale zorg. Lopende het verhaal komt het als bijlage bij deze brief gevoegde KPGM- rapport over AWBZ-brede functieprijzen aan de orde. Hier en daar heeft de brief vanwege de aard van het onderwerp een vrij technisch karakter. Ik verzoek u daar waar dat het geval is door de techniek heen te lezen en steeds goed voor ogen te houden waar het allemaal om gaat: het realiseren van vraagsturing binnen een context waarbij ook de doelmatige besteding van middelen is gewaarborgd.

De invoering van de functiegerichte bekostiging vindt plaats binnen de randvoorwaarde van budgettaire neutraliteit. Het zal, zoals ik ook in het plan van aanpak van augustus 2003 heb aangegeven, een wezenlijke bijdrage leveren aan een beheerste ontwikkeling van de uitgaven in de AWBZ. Voor een optimale uitgavenbeheersing is echter meer nodig. Zo moet er ook sprake zijn van een doelmatige toegang (indicatie), van een helder gedefinieerde en ten opzichte van andere regelingen en voorzieningen goed discriminerende set van aanspraken (pakket), van een doelmatig opererende uitvoeringsorganisatie (zorgkantoren) en van een adequaat toezicht (zorgautoriteit). Op al deze thema's lopen op dit moment afzonderlijke trajecten waar u ook separaat over wordt geïnformeerd. Datzelfde geldt voor de uitvoering van de afspraken die ter zekerstelling van de uitgavenbeheersing de komende jaren zijn gemaakt in het convenant met brancheorganisaties. Van dit convenant hebt u 28

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

augustus jl. afschrift ontvangen. Deze brief blijft beperkt tot de herinrichting van de bekostiging.

De invoering van de functiegerichte bekostiging is een complex traject, niet in de laatste plaats omdat het een fundamentele cultuur- en attitudeverandering van partijen vooronderstelt. Veel komt aan op het tijdig in gesprek gaan met partijen over de voornemens zodat eventuele knelpunten en onduidelijkheden tijdig kunnen worden gesignaleerd en ervaring wordt opgedaan met cruciale onderdelen van het systeem. In dit kader is het afgelopen jaar het een en ander gepasseerd. Zo is in de maanden april en mei in 24 regio's een vierde communicatiecampagne modernisering AWBZ gehouden, dit keer gericht op het informeren van partijen over de plannen voor de vervolgstappen invoering functiegerichte bekostiging met ingang van 2005. Deze bijeenkomsten zijn door meer dan 2500 mensen bezocht en hebben een schat aan informatie opgeleverd waar in de verdere vormgeving van het traject rekening mee wordt gehouden. Ook is dit jaar in het kader van de zogenaamde "modeltrajecten zorg in natura" in vijf regio's gekeken naar wat er allemaal nodig is om het zorginkoopproces in een functiegericht bekostigingssysteem efficiënt te laten verlopen. Ook van deze ervaringen wordt bij de verdere implementatie dankbaar gebruik gemaakt. Tot slot heeft het organisatie-adviesbureau Het Expertise Centrum (HEC) een risicoanalyse uitgevoerd op de vervolgstap invoering functiegerichte bekostiging voor de extramurale zorgverlening in 2005. Het oordeel uit deze analyse is positief. Wel heeft HEC voorgesteld de invoering van de functiegerichte bekostiging verder te faciliteren met een brede ondersteuningsorganisatie. Hieraan wordt onder andere binnen het kader van het convenant met de brancheorganisaties op dit moment in overleg met alle partijen vorm gegeven.

Aan het eind van deze inleiding wil ik kort aangeven hoe de invoering van de functiegerichte bekostiging zich verhoudt tot andere ontwikkelingen zoals de voorgenomen overheveling van de GGZ naar de Zorgverzekeringswet, de voorgenomen Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de positie van de zorgkantoren. Voor de overheveling van de GGZ geldt dat alleen wat nodig is voor de intramurale zorgverlening na het eerste jaar meeloopt in de functiegerichte bekostiging. De voor de GGZ in ontwikkeling zijnde DBC's kunnen voor deze intramurale zorg na het eerste jaar als registratie- en onderhandelingstaal worden gehanteerd. De WMO en de brief over de positie van zorgkantoren maken duidelijk dat de omgeving voor aanbieders in de AWBZ ingrijpend zal wijzigen. Niet alle zorg die nu onder de AWBZ wordt bekostigd zal daar in de toekomst een onderdeel van vormen. Aanbieders zullen niet meer te maken krijgen met (naast de budgethouders) één inkoper (zorgkantoor), maar met meerdere (verzekeraars en gemeenten). In die situatie is het van het uiterste belang dat aanbieders ieder voor zich volstrekt helder hebben wat ze nu precies leveren, aan wie en wat daar de kostprijs van is. Deze broodnodige transparantie van zorglevering en kostprijzen wordt met de functiegerichte bekostiging mogelijk gemaakt. Zodra functies overgaan naar de WMO worden deze uit de functiegerichte AWBZ-bekostiging gehaald.

Over de omslagpunten die onder andere raken aan het vraagstuk van de functiegerichte bekostiging ontvangt u binnenkort separaat een brief. Over het vraagstuk van de kapitaallasten dat eveneens een relatie heeft met de functiegerichte bekostiging is in het debat over de WTZi van begin september toegezegd dat u daarover in februari 2005 een brief ontvangt.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

2. De werking van het functiegerichte systeem

2.1 Wat was de bedoeling?
Het doel van de functiegerichte benadering is de omslag van aanbod- naar vraagsturing te bevorderen door ruimte te creëren in het systeem. Voor cliënten gaat het om ruimte om zelf te kiezen of ze hun zorg willen genieten in de vorm van een pgb of in die van zorg in natura. Waar de keuze valt op zorg in natura betekent ruimte dat er keuzemogelijkheden zijn tussen verschillende aanbieders en tussen verschillende vormen van zorgverlening. Voor de aanbieder betekent ruimte dat hij in staat wordt gesteld met een divers pakket aan zorg een zorgprofiel te ontwikkelen waarmee hij een eigen cliëntenkring kan opbouwen. Dat is van essentieel belang want in de nieuwe benadering geldt "geen cliënt, geen omzet, geen geld". Voor het zorgkantoor gaat het om ruimte om met die aanbieders in zee te gaan die zorg leveren die voldoet aan enerzijds de wens van cliënten en anderzijds de eis van een doelmatige besteding van middelen.

Om deze ruimte te creëren wordt over de hele lijn van de zorgketen gebruik gemaakt van het begrip "functie", zowel bij de aanspraken als bij de indicatiestelling, de toelating, de bekostiging en de verantwoording. Tot nu toe zijn functies geïntroduceerd bij de aanspraken, de indicatie en de toelating. Met de introductie van functies bij de bekostiging en verantwoording zijn we bezig. Daarover gaat het project invoering functiegerichte bekostiging. Die introductie daar is daarom zo belangrijk omdat zonder aanpassingen in de bekostiging de ruimte die is geschapen bij de aanspraken, de indicatie en de toelating vooral een papieren ruimte blijft. Om van die papieren ruimte werkelijkheid te maken moet die ruimte worden doorvertaald naar de bekostiging en verantwoording. Het heeft immers weinig zin aan de voorkant te bepalen dat binnen een functie alle activiteiten mogelijk zijn die strekken tot het doel van de functie als aan de achterkant slechts een paar activiteiten voor bekostiging in aanmerking komen.

2.2 Hoe ziet een systeem van functiegerichte bekostiging er uit? Hoe een systeem van functiegerichte bekostiging er uit ziet, kan ik het eenvoudigst duidelijk maken door de metafoor van een restaurant te gebruiken. Een restaurant heeft een eetgedeelte en een keuken. In het eetgedeelte krijgt u een menukaart gepresenteerd en in de keuken worden de gerechten op de menukaart gemaakt. Op dit moment is het in de bekostiging zo dat we van te voren als overheid bepalen welke gerechten elke aanbieder op de menukaart mag zetten en welke prijs hij daarvoor maximaal mag vragen (productsturing). Gevolg is dat elke aanbieder het zelfde levert, elke cliënt het zelfde krijgt en elke zorgkantoor het zelfde inkoopt. Met de functiegerichte inrichting van het bekostigingssysteem verleggen we de sturingslijn van de menukaart naar de keuken. We leggen niet meer vast welke gerechten de aanbieder voor welke prijs op de menukaart mag zetten. We leggen vast welke ingrediënten de aanbieder mag gebruiken om daarmee zelf een eigen menukaart te vullen. Die ingrediënten noemen we functies en we koppelen de prijs aan de functies. We noemen dat functiesturing.
Wat uiteindelijk op de menukaarten van de aanbieders verschijnt, is steeds het resultaat van enerzijds de wens van cliënten en anderzijds de invulling die het zorgkantoor namens zijn verzekerden geeft aan zijn verantwoordelijkheid voor inkoop van voldoende, kwalitatief passende en doelmatige zorg.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

Nu is het natuurlijk zo dat een functie niet steeds voor dezelfde prijs kan worden geleverd. Zo ligt de prijs van het leveren van de functie persoonlijke verzorging in een normale situatie waarin bijvoorbeeld sprake is van levering op afspraak en overdag lager dan als diezelfde functie moet worden geleverd op afroep, in de avond, de nacht of in het weekend. Ook maakt het nogal verschil of je de functie moet leveren aan iemand die gewoon meewerkt of aan iemand met gedragsstoornissen of met multiple handicaps. Met dit soort verschillen in de leveringsvoorwaarden en het cliëntprofiel kan in de prijsvorming rekening worden gehouden. Dat gebeurt door de prijs van de functie op te bouwen met behulp van een aantal bouwstenen. We noemen die bouwstenen "modules". In de functiegerichte bekostiging krijgt elke functie een prijs die is opgebouwd uit een basismodule voor reguliere zorg en een of meer opslagmodules voor bijzondere leveringsvoorwaarden of voor een bijzonder cliëntprofiel. Elke module heeft daarbij een maximumwaarde zodat over de prijs van een functie onderhandeld kan worden, maar de uiteindelijke prijs niet boven een bepaald maximum uit kan komen. Er is dus geen sprake van vrije prijsvorming. Bij elke module wordt aangegeven waar bij de bepaling van de maximumwaarde van uit is gegaan: welke deskundigheid, welke productiviteit en welke overhead. Wat de daadwerkelijk af te spreken prijs per functie per aanbieder zal zijn, is daarmee afhankelijk van de leveringsvoorwaarden van de aanbieder en het type cliënten dat hij bedient. Vergeleken met de huidige situatie zijn in de prijsonderhandeling tussen aanbieder en zorgkantoor de rollen omgedraaid. In de huidige bekostiging met maximumtarieven per product kan het zorgkantoor proberen de maximumprijs omlaag te krijgen. Dat lukt hem meestal niet, omdat de prijzen "all in" zijn en niet transparant is wat er eigelijk voor die prijs geleverd wordt. In de nieuwe bekostiging starten de onderhandelingen op het niveau van de basismodule en is het aan de aanbieder om aannemelijk te maken of hij in aanmerking komt voor een of meer opslagmodules.

2.3 Waar gaan de onderhandelingen over?
In de functiegerichte bekostiging gaat het erom dat zorgkantoor en aanbieder komen tot een voldoende, kwalitatief passend en doelmatig zorgaanbod. Daartoe wordt - geredeneerd vanuit de kosten - onderhandeld over drie dingen: de prijs per uur voor een bepaalde functie, het aantal uren dat binnen een bepaalde functieklasse wordt bekostigd en de maximale hoeveelheid uren die per functie wordt afgenomen.

De onderhandeling over de prijs per uur gaat via het module systeem. Ik geef hier een voorbeeld aan de hand van de functie persoonlijke verzorging (PV). Opdracht is te komen tot een prijs per uur. Stel er moet een prijs worden afgesproken voor 1000 uur persoonlijke verzorging. De aanbieder geeft dan aan welke prijs hij voor zijn gehele cliëntenkring denkt nodig te hebben in de basismodule. De aanbieder geeft tevens aan voor welk percentage van die cliëntenkring hij de opslagmodule bijzondere leveringsvoorwaarden nodig heeft en welke prijs hij voor die module vraagt. Tot slot geeft aan voor welke percentage van de cliëntenkring hij de opslagmodule bijzonder cliëntprofiel nodig heeft en welke prijs hij daarvoor vraagt. In totaal komt hij dan uit op een bepaald benodigd budget. Dit budget gedeeld door 1000 uur geeft een gemiddelde prijs per uur. Voor die prijs levert hij de functie persoonlijke verzorging.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
5
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

Tabel 1: voorbeeld prijsafspraak uitgaande van 1000 uur persoonlijke verzorging

populatie maximumwaarde module prijsafspraak Totaal 100% basismodule 10 9 (x 1000 uur) 9000 10% leveringsvoorwaarde 5 5 (x 100 uur) 500 20% cliëntprofiel 7 6 (x 200) 1200

Budget 10.700 Prijs per uur 10,70

De aanbieder krijgt nu voor elk uur PV 10,70. Hij is zelf verantwoordelijk voor een goede inschatting van zijn cliëntenkring. Houdt hij over op de prijs dan is de winst voor hem. Komt hij te kort dan draagt hij het verlies. Om scherp in te kopen zal het zorgkantoor over referentiecijfers willen beschikken over de opbouw van de cliëntenpopulatie in de regio zodat duidelijk is of het totaal van de prijsafspraken die hij maakt past bij deze populatie. Hij zal prijzen onderling willen vergelijken en daarvoor vergelijkingsmateriaal (met benchmarks) ontwikkelen. Tot slot zal ten behoeve van de prijsafspraak voor het volgend jaar na willen gaan of hij niet te veel betaalt. Daarvoor kan hij gebruik maken van informatie over de personele inzet (formatieopbouw/deskundigheid) van de aanbieder. Daarnaast geeft het indicatiebesluit aan of er sprake is van bijzondere leveringsvoorwaarden. Evenzo zal een aanbieder die voor het volgend jaar een hogere prijs wil, aannemelijk moeten maken dat zich wijzigingen voor hebben gedaan of gaan doen in zijn cliëntenkring.

Is daarmee de onderhandeling over de prijs per uur klaar, nu zal moeten worden afgesproken welk uur voor de bekostiging telt. Mag een aanbieder binnen de ruimte van het indicatiebesluit elk uur dat hij levert in rekening brengen of zit daar een grens aan. Hier gaan de klassen in de functiegerichte benadering een rol spelen. In de functiegerichte benadering wordt iemand immers geïndiceerd voor een bepaalde functie in een bepaalde klasse. De klasse heeft betekenis in de relatie tussen aanbieder en cliënt. Hij geeft de bandbreedte aan waarbinnen de aanbieder en de cliënt een zorgplan op maat kunnen afspreken. Het is niet zo dat een cliënt automatisch het recht heeft op het maximum van een geïndiceerde klasse. De klasse heeft ook betekenis in de relatie tussen aanbieder en zorgkantoor. Het zorgkantoor moet immers doelmatig inkopen en zal zich er dus van willen vergewissen dat een aanbieder zijn uren doelmatig inzet. Anders gezegd dat een aanbieder niet alle zorg levert en bekostigd krijgt op de top van de klasse. Dat zou het werken met functies en klassen nodeloos duur maken. Daarom maakt het zorgkantoor met de aanbieder een afspraak over het aantal uren dat binnen een klasse bekostigd wordt. Indien een aanbieder meer uren zorg levert dan volgens de afspraak met het zorgkantoor binnen de klasse wordt bekostigd, is het risico voor hem. Andersom geldt dat waar hij door een doelmatige bedrijfsvoering in staat is met minder uren te volstaan de winst door hem behouden kan worden. Het is niet nodig dat een aanbieder per klasse aantoont dat hij gemiddeld niet meer of minder uren dan afgesproken binnen een klasse levert. Die ruimte is voor de aanbieder. Indien aanbieder of zorgkantoor voor het volgend jaar een andere, hogere of lagere, inzet van te bekostigen uren per klasse

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
6
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

willen afspreken, zullen ze dat, net als dat bij de prijs het geval is, wederzijds aannemelijk moeten maken.

Tabel 2: voorbeeld uren te bekostigen zorg persoonlijke verzorging:

Klasse A B C D E F Bandbreedte in Afspraak te Aantal Werkelijk aantal Te Afspraak klasse bekostigen geïndiceerde geleverde uren bekostigen maximum aantal uren cliënten uren te bekostigen uren 1 0-1,9 1 10 10 2 2-3,9 3 10 30 3 4-6,9 5,5 10 55

Totaal 30 105 95 110

De kolommen A tot en met E zijn een illustratie van hetgeen hierboven is beschreven. Kolom F betreft de productieafspraak: het maximaal aantal te bekostigen uren bij de betreffende aanbieder. Indien een aanbieder gedurende het jaar aan ziet komen dat hij boven dit maximum uitkomt, zal hij - om voor bekostiging van die uren in aanmerking te komen - daarvoor toestemming moeten vragen bij het zorgkantoor. Dit kan leiden tot een aanpassing van de productieafspraak, indien het zorgkantoor daartoe de bugettaire ruimte heeft.

2.4 De positie van de cliënt
Een van de centrale vragen bij de invoering van de functiegerichte bekostiging is hoe er voor kan worden gezorgd dat de cliënt in dit hele systeem centraal blijft staan. Met andere woorden: hoe zorgen we ervoor dat de aanbieder de zorg levert op de manier die tegemoet komt aan de wens van de cliënt en dat het zorgkantoor inkoopt bij die aanbieders die dat ook doen. Ik begin bij de aanbieder. Zoals al eerder gezegd is in het nieuwe systeem een aanbieder niet meer verzekerd van zijn geld. Hij zal daarvoor cliënten moeten werven en vasthouden. Dat betekent dat in het nieuwe systeem van bekostiging een natuurlijke prikkel is opgenomen voor aanbieders om steeds rekening te houden met de belangen van cliënten, goede cliëntgerichte informatie te ontwikkelen en regelmatig cliëntraadplegingen te houden. Van consumentenorganisaties verwacht ik dat zij hier op in zullen springen en veel werk zullen maken van vergelijkend warenonderzoek.
Over het zorgkantoor het volgende. De invoering van de functiegerichte bekostiging zorgt ervoor dat zorgkantoren meer mogelijkheden krijgen de zorginkoop vorm te geven naar de wensen van de cliënt. Nodig is dan wel dat zorgkantoren duidelijke instructies meekrijgen over hoe ze hiermee om moeten gaan en dat zij ook prikkels ondervinden om de zorginkoop zo doelmatig en vraaggericht mogelijk vorm te geven. De maatregelen waar het dan concreet om gaat hebben betrekking op: het stellen van eisen aan transparant en toetsbaar opereren van het zorgkantoor als enige inkoper in de regio, het bieden van handreikingen voor het vormgeven van de zorginkoop mede gelet op de uitkomsten van cliëntenraadplegingen, het verschaffen van helderheid over financiële kaders die de beschikbare ruimte voor zorginkoop markeren, het via benchmarks en prestatiebeoordeling in het toezicht zichtbaar maken van (inhoudelijke en financiële) prestaties die zijn bereikt en zonodig het corrigeren op basis daarvan. Op deze wijze wil ik alle mogelijkheden benutten

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
7
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

om cliëntprikkels in het systeem in te brengen. In mijn brief van 29 april 2004 (TK 2003- 2004, 26 631, nr. 91) en de daarbij gevoegde bijlage, heb ik de genoemde maatregelen uitgebreid toegelicht. In de komende tijd werk ik de maatregelen verder uit in overleg met ZN en het CVZ. De afspraken daarover nemen we op in het convenant zorgkantoren dat momenteel voor 2005 wordt voorbereid. Ik stuur u dat zo spoedig mogelijk toe. Tot slot wijs ik er op dat ik in het AO van 24 juni jl. over de modernisering van de AWBZ een evaluatie heb toegezegd over de gevolgen van de opheffing van de contracteerplicht voor de keuzemogelijkheden van cliënten.

Tot slot van deze subparagraaf nog één opmerking. In de toekomst zal vanwege de vergrijzing de behoefte aan zorg stijgen. Daarmee zal ook de vraag naar personele inzet stijgen. Berekeningen geven aan dat in 2025 22% van de beroepsbevolking in zorg en welzijn werkzaam zou moeten zijn bij ongewijzigd beleid. Thans is dat 13%. Om in die behoefte te kunnen blijven voorzien zal ook een andere inzet van middelen dan een personele mogelijk gemaakt moeten worden (denk aan ICT en domotica). Het systeem van functiegerichte bekostiging, waarin een koppeling wordt gemaakt tussen enerzijds prijs per uur en anderzijds aantal te bekostigen uren per klasse, biedt hiervoor in principe mogelijkheden. De middelen voor de uren die bekostigd worden, kunnen immers ook worden ingezet met andere dan personele middelen. De mogelijkheden hiervoor worden in samenspraak met de betrokken partijen nader onderzocht. Dit gebeurt onder andere in het onderzoek van de Interdepartementale Commissie Marktordening naar "arbeidsproductiviteit en innovatieve kracht in de zorg" en bij de uitvoering van de afspraken over innovatie uit het convenant AWBZ.

2.5 Registratie en verantwoording
De registratie die nodig is voor de verantwoording bij de nieuwe bekostiging moet zo eenvoudig mogelijk zijn, zo min mogelijk administratieve ballast opleveren en daarmee een bijdrage leveren aan het verminderen van de administratieve lasten. Om dat voor elkaar te krijgen wil ik voor de verantwoording het bekostigingsysteem koppelen aan de AWBZ-brede zorgregistratie (AZR). Het geheel werkt als volgt. In de functiegerichte bekostiging maken aanbieder en zorgkantoor afspraken over de prijs per functie en over het per klasse te bekostigen aantal uren van die functies. Deze afspraken slaan neer in de overeenkomst tussen zorgkantoor en aanbieder. In de AZR wordt van elke cliënt geregistreerd voor welke functies, klassen en op welke grond hij is geïndiceerd. Dit bericht ontvangt het zorgkantoor van het RIO. In de AZR wordt ook geregistreerd voor welke functies en klassen een cliënt door een aanbieder in zorg is genomen. Dit bericht ontvangt het zorgkantoor van de aanbieder. De aanbieder en de cliënt spreken binnen de bandbreedte van het indicatiebesluit een zorgplan af. De inzet aan uren wisselt per zorgplan. Het zorgplan wordt geregistreerd door de aanbieder in zijn eigen bedrijfsadministratie. Periodiek levert een aanbieder een rekenstaat in bij het zorgkantoor. Op de rekenstaat staat per functie het totaal aantal uren dat de aanbieder in rekening brengt. Het zorgkantoor gaat in de AZR na voor welke functies en klassen de aanbieder een melding aanvang of einde zorg heeft gedaan en controleert op basis hiervan of het in rekening gebrachte totaal aantal uren plus prijs klopt met het in de overeenkomst afgesproken aantal te bekostigen uren per klasse plus prijs. Dit wordt ook wel een vierkanttelling genoemd.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
8
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

Voorbeeld:
· Afspraak tussen zorgkantoor en aanbieder over het te bekostigen aantal uren in de functie persoonlijke verzorging, klasse B: 2,5 uur. · In AZR: indicatiebesluit mevrouw Pietersen voor de functie persoonlijke verzorging, klasse B (2-4 uur).
· Zorgplan tussen mevrouw Pietersen en aanbieder is flexibel tussen 2-4 uur. · In AZR: melding aanvang zorg voor mevrouw Pietersen, persoonlijke verzorging, klasse B.
· Zorglevering aan mevrouw Pietersen conform zorgplan, flexibel tussen 2-4 uur. · Door aanbieder bij het zorgkantoor in rekening te brengen aantal uren zorg voor de functie persoonlijke verzorging, klasse B, is conform afspraak 2,5 uur.

Daarmee is uiteraard voor het zorgkantoor de kous voor de verantwoording over de bekostiging niet af. Het zorgkantoor dient naast de controle op het in rekening gebrachte aantal uren na te gaan of cliënten ook een zorgplan hebben gekregen dat past binnen de bandbreedte van de indicatie. Dit controleert het zorgkantoor materieel door steekproefsgewijs voor een aantal cliënten het zorgplan op te vragen. Het zorgkantoor zal zich er bovendien van moeten overtuigen of de zorgplannen conform afspraak worden uitgevoerd. Ook dit controleert het zorgkantoor steekproefsgewijs door een materiële controle bij de cliënt zelf of diens omgeving.

Daarmee zijn alle registratieve eisen die de overheid stelt in het kader van de verantwoording op de bekostiging van productie aangegeven. In de AZR de registratie op cliëntniveau van de geïndiceerde zorg en de melding aanvang/einde zorg, beide in termen van functies en klassen. In de overeenkomst tussen zorgkantoor en aanbieder op instellingsniveau de registratie van de prijs en de volumeafspraak per klasse. Bij de zorgaanbieder op individueel niveau de registratie van het zorgplan.

Uiteraard zal het zorgkantoor zich er van willen vergewissen dat de afspraak die hij met de aanbieder heeft gemaakt over het per klasse te bekostigen aantal uren en de prijs ook reëel is. Die informatie zal hij namelijk willen gebruiken voor de afspraak voor het volgende jaar. Om zich daarover een oordeel te kunnen vormen volstaat inzicht in de formatie- en roostergegevens die een instelling vastlegt ten behoeve van zijn eigen bedrijfsvoering. Over de wijze waarop een aanbieder dit soort gegevens registreert, met andere woorden zijn eigen bedrijfsadministratie inricht, geeft de overheid in het kader van de bekostiging geen nadere voorschriften.

Op 5 oktober 2003 heb ik het CTZ gevraagd een toezichttoets uit te brengen over de modernisering van de AWBZ en in het bijzonder over het systeem van functiegerichte bekostiging. Het CTZ heeft met mijn goedvinden de toets op een zodanig tijdstip uitgebracht dat zij kennis kon nemen van mijn plannen voor de WMO en de positie zorgkantoren. Op 14 juni jl. heb ik de toets ontvangen. Het CTZ wijst er op dat het voor het bereiken van de doelstellingen van de modernisering van de AWBZ (vraaggestuurde, cliëntgerichte zorg) van essentieel belang is dat de overheid doorgaat met het faciliteren van partijen om ook daadwerkelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die in het systeem van functiegerichte bekostiging besloten liggen. Er moet voor worden gewaakt dat het systeem van

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
9
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

functiegerichte bekostiging verwordt tot een papieren tijger. Daarnaast wijst het CTZ op het belang van voldoende gekoppelde informatie bij zorgkantoren en aanbieders om een uitspraak te kunnen doen over de recht- en doelmatigheid van de uitgaven ten laste van de AWBZ. Op beide punten biedt het CTZ medewerking aan. Hierboven heb ik aangegeven hoe ik mij die gekoppelde informatie voorstel. Op 25 juli jl. heb ik mijn reactie, met daarin aangegeven de manier waarop ik van de opmerkingen van het CTZ bij de verdere vormgeving van de functiegerichte bekostiging gebruik zal maken, aan het CTZ gestuurd. De toets van het CTZ en mijn reactie gaan als bijlage 1 en 2 hierbij. Voor een technische uiteenzetting verwijs ik naar deze stukken.

3. Overgangssituatie extramurale zorg

Voor de extramurale zorgverlening is de eerste stap in de richting van functiegerichte bekostiging met ingang van 1 januari 2004 gezet met de introductie van de beleidsregel extramurale zorgproducten 2004. In deze beleidsregel worden per functie verschillende - per sector verschillende - extramurale prestaties met verschillende prijzen onderscheiden. Er is nog geen sprake van een systeem van AWBZ-brede modulair opgebouwde functieprijzen. Om de overstap daar naartoe te maken, moeten we AWBZ-breed inzicht hebben in de kostprijzen per functie. KPMG heeft hier het afgelopen jaar onderzoek naar gedaan (zie bijlage 3). Het onderzoeksrapport is op 15 juli jl. door de interdepartementale begeleidingscommissie bestaande uit VWS, Financiën, Economische zaken en CTG vastgesteld. Uit het onderzoek komt een aantal saillante zaken naar voren. In de eerste plaats dat de kostprijzen per functie zowel tussen instellingen als tussen sectoren enorm verschillen. De verschillen zitten echter niet in de kosten van het uitvoerend personeel (de handen aan het bed), maar in de overhead (die soms oploopt tot over de 60%). De kosten voor het uitvoerend personeel vertonen over de sectoren heen gemeten amper een verschil. In de tweede plaats blijkt het er voor de kosten van het uitvoerend personeel niet echt toe te doen welk deskundigheidsniveau wordt ingezet. Meestal wordt immers een hoog deskundigheidsniveau (met een hoge kostprijs per uur) gecompenseerd door een hoge productiviteit van dat personeel (waardoor de kostprijs per uur weer daalt). Tot slot komt uit het onderzoek naar voren dat het op basis van de verzamelde gegevens niet goed mogelijk is aan te geven waar die grote verschillen in overhead door worden veroorzaakt.

Met het onderzoek van KPMG is naar mijn mening de basis gelegd om inderdaad de overstap te maken naar een AWBZ-breed functieprijzensysteem. Gemeten naar de kosten van het uitvoerend personeel maakt het immers niet uit of een functie nu wordt geleverd vanuit de ouderenzorg, de GZ of de GGZ. Ik heb het rapport naar het CTG gestuurd en hen gevraagd met gebruikmaking van de gegevens uit het rapport alle voorbereidingen te treffen die er toe leiden dat op 1 januari een verdere stap op weg naar een modulair systeem van functieprijzen te zetten. Uiteraard geldt de voorwaarde van budgettaire neutraliteit. Eind augustus heeft het CTG mij een eerste richtingsgevende aanzet voor een met ingang van 1 januari 2005 in te voeren modulair opgebouwd bekostigingssysteem voor de extramurale zorgverlening gepresenteerd. Op 14 oktober heb ik de uitvoeringstoets van het CTG ontvangen. Deze gaat als bijlage hierbij. Op 5 november jl. heeft het CTG de nieuwe beleidsregel voor de extramurale zorg 2005 aan mij voorgelegd. Zodra de beleidsregel is goedgekeurd, zend ik u daarvan een afschrift.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
10
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

Kort en goed concludeert het CTG dat met ingang van 2005 inderdaad een volgende stap gezet kan worden in de richting van een volledig functiegericht bekostigingsysteem. De nieuwe beleidsregel heeft weliswaar nog niet de vorm zoals ik me die in de eindsituatie voorstel, maar bevat wel alle ingrediënten om van daaruit de eindoverstap te kunnen maken. In de nieuwe beleidsregel is elke functie opgebouwd uit een basistarief met opslagmodules. Om redenen van kostenbeheersing zijn er echter grenzen gesteld aan het aantal mogelijke combinaties van modules. Dat betekent dat de mogelijke combinaties van basistarief met opslagmodules nog als afzonderlijke prestaties zijn benoemd en geprijsd. De prijzen zijn maxima zodat over de daadwerkelijk prijzen onderhandeld moet worden. Het verschil met het eindmodel zoals ik me dat voorstel is dat in de CTG-beleidsregel nog afzonderlijke prijs- en volume afspraken worden gemaakt per prestatie en in het eindmodel sprake is van een gemiddelde prijs per functie. Het CTG geeft aan dat zodra de hele zorgketen voldoende is ingespeeld op de functiegerichte benadering - en daarbij gaat het vooral om een doelmatige indicatiestelling en voldoende countervailing power bij het zorgkantoor - de beperking van de combinatiemogelijkheden achterwege kan blijven, waarna AWBZ-breed een modulair opgebouwde functiegerichte bekostigingsystematiek voor de extramurale zorg resteert. Het CTG heeft aangegeven het KPMG-rapport te zullen gebruiken voor de verdere uitlijning van de prijzen gericht op efficiencyverbetering. De resultaten hiervan zullen zichtbaar worden in de tariefstelling in de volgende jaren.

4. Overgangssituatie intramurale zorgverlening

Ook al hebben we de beschikking over AWBZ-brede functieprijzen, dan nog is het in de intramurale zorgverlening niet mogelijk gelijk van het huidige systeem van bekostiging over te stappen naar het systeem van functiebekostiging. Dat heeft te maken met twee zaken. Enerzijds beschikt het merendeel van de intramurale populatie niet over een moderne indicatiestelling in functies en klassen. Anderzijds hebben instellingen geen goed beeld van wat zij nu precies leveren aan functies en klassen. Om de overstap naar functiebekostiging in de intramurale zorg te kunnen maken is een instrument nodig aan de hand waarvan per individu de intramurale zorgverlening in termen van functies en klassen beschreven kan worden. Dat instrument heeft de naam AWBZ-brede intramurale zorgarrangementen (iza's). Een iza bestaat uit set van bepaalde functies en klassen.

Sinds eind 2003 wordt onder leiding van het bureau Homans, Hoeksma en Mentink (HHM) met medewerking van alle veldpartijen en CVZ en CTG voortvarend gewerkt aan het ontwikkelen van deze AWBZ-brede iza's. Het onderzoek is nog niet volledig afgerond en om die reden acht ik het noodzakelijk dat in 2005 de intramurale zorg nog wordt bekostigd op de klassieke manier. Het onderzoek geeft wel aan op welke manier we in 2005 de overstap naar functiebekostiging intramuraal kunnen voorbereiden. Dat kan als volgt. Uit het onderzoek blijkt dat het zeer goed mogelijk is om aan de hand van sectorspecifieke cliëntprofielen de huidige zorgverlening AWBZ-breed om te zetten in functies en klassen. Aan elk cliëntprofiel blijkt namelijk een bepaald zorgarrangement met bijbehorende functies en klassen vast te zitten. Door nu per instelling de zittende populatie te scoren in cliëntprofielen kan voor elke instelling per cliënt worden aangegeven welke zorgarrangement wordt geleverd en wat dus in totaal de inzet aan functies en klassen bij die instelling is. Op basis van deze informatie kan het CTG op zowel instellings-, sector- , als macro-niveau een rondrekening maken en op basis hiervan een herallocatietraject vormgeven. De instelling

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
11
Kenmerk
AWBZ/DGB-2525864

krijgt op basis van deze score inzicht in zijn iza's en dientengevolge van zijn inzet in termen van functies en klassen. Hij heeft daarmee in principe voldoende informatie om zich voor te bereiden op de productieafspraken voor 2006. Ik heb het CTG gevraagd de voorbereidingen voor deze rekenexercitie te treffen.

De cliëntprofielen en de bijbehorende iza's uit het HHM onderzoek zijn nog niet helemaal `shockproof'. De komende maanden wordt door HHM in samenwerking met alle partijen verder gewerkt aan het optimaliseren van het discriminerend vermogen van de cliëntprofielen en worden deze samen met de bijbehorende iza's bij een dertigtal instellingen uitgetest. De testresultaten zijn eind dit jaar beschikbaar zodat in het voorjaar van 2005 alle instellingen met behulp van eenvoudige software met bijbehorende handleiding hun zittende populatie kunnen scoren in termen van de uit functies en klassen opgebouwde zorgarrangementen. De score vindt per individu plaats, zodat deze exercitie een belangrijke bijdrage levert aan de vulling van het AZR op 1 april 2005, zoals ook is afgesproken in het convenant met de brancheorganisaties. De exercitie levert ook belangrijke informatie op voor de verdere stroomlijning van de indicatiestelling bij de intramurale zorg.

Ik kan nu nog niet overzien of het mogelijk of wenselijk is in 2006 de intramurale zorgverlening in één keer te bekostigen op het niveau van losse functies met modules. Denkbaar is dat het vanuit kostenoptiek ook in de intramurale zorg, net als nu in 2005 gebeurt met de extramurale zorg, nodig is de mogelijke combinaties van functies en klassen eerst nog te begrenzen door de iza's als afzonderlijke prestaties te benoemen en prijzen. De beslissing daarover zal sterk afhankelijk zijn van de ervaringen die we komend voorjaar opdoen met de iza-registratie, de verdere doelmatigheidsontwikkeling onder andere op basis van het KPMG-rapport in de prijsstelling van de functies in de beleidsregel extramurale zorg en de verdere stroomlijning en doelmatigheidsbevordering bij de indicatiestelling.

5. Tot slot

Het mag duidelijk zijn dat de invoering van de functiegerichte bekostiging geen sinecure is. Het doet een groot beroep op de inzet en het veranderpotentieel van partijen. Het is telkens weer van het grootste belang te zorgen dat elke stap technisch en praktisch uitvoerbaar is. Dat vraagt om het voortdurend mobiliseren van draagvlak en enthousiasme bij alle partijen. De brancheorganisaties, die allemaal het belang van een gestage voortgang bij de invoering van het systeem onderkennen, stoppen veel energie in het ondersteunen van hun leden en het onderhouden van het draagvlak. Ik wil de organisaties en hun leden hartelijk danken voor hun inzet tot nog toe en ben er van overtuigd dat we met het opzetten van een gezamenlijke invoerings- en ondersteuningstructuur zoals voorgesteld door het bureau HEC en ook is afgesproken in het convenant met de brancheorganisaties ook volgend jaar weer forse winst kunnen boeken.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp


---- --