CDA

Bijdrage CDA aan Algemene Financiële Beschouwingen Eerste Kamer d.d. 23 november 2004

Mevrouw de voorzitter

Vandaag behandelen wij de Miljoenennota 2005 en de daarbij horende stukken. Voor mijzelf vind ik altijd ook de MEV 2005 daarbij van groot belang. In beide stukken wordt veel aandacht besteed aan de positie van Nederland in Europa en aan de positie van Europa t.o.v. de andere blokken in de wereld. Daarnaast wordt uitgebreid ingegaan op de arbeidsparticipatie i.v.m.de vergrijzing van de bevolking. Naar mijn mening geeft de MN vergeleken met vroeger minder duidelijke overzichten van het beleid. Wel wordt er meer uitgelegd wat de achterliggende gedachten van het kabinet zijn. Aangevuld met mooie teksten zoals de motivering van de aanleg van de A 50 op pagina 86: "zodat ook Jan Marijnissen eerder thuis kan zijn als hij met de auto op werkbezoek gaat". En dit terwijl de SP tegen bijna elke nieuwe weg heeft gestemd en ook weer op infrastructuur wil bezuinigen in hun tegenbegroting. Van de brede benadering van de problemen in de MN en de MEV is tot mijn spijt weinig te merken in veel debatten. Dit geldt ook in zekere zin voor de Algemene en de Financiele Beschouwingen in de Tweede Kamer. Het debat is zeer sterk op nationale vraagstukken gericht zoals de no-claimkorting en de topsalarissen in de zorg. Deze nationale invalshoek kom je ook tegen bij alle "tegen" of "beter" begrotingen van de PvdA, SP, GL en CU.

In een inleiding voor de Europese Unie van Christen Democratische Werknemers, een organisatie binnen de EVP, stelde de oud-Premier en oud- Minister van Financiën van Ierland John Bruton vast dat Europa in de vorige eeuw zeer slecht heeft gereageerd op de eerste globaliseringsbeweging in de jaren twintig met alle negatieve gevolgen vandien. De uitdaging voor Europa is volgens hem het deze keer beter te doen. In de jaren twintig kwamen Japan en de USA op, nu is dat het geval met de veel grotere landen India en China.

Volgens de MEV houdt ons land zich nadrukkelijker dan de meeste EU-leden bezig met de noodzakelijke hervormingen en versterking van de economische structuur. Het kabinet heeft een indrukwekkende hervormingsagenda gepresenteerd. Daarvoor bestaat bij onze fractie grote waardering. Te lang zijn een aantal belangrijke vraagstukken blijven liggen. Onze fractie is overtuigd dat hervormingen nodig zijn om ook op lange termijn een goed sociaal stelsel in stand te houden. Dit is vooral van belang voor de zwakkeren in de maatschappij. In de overgangsfase zijn pijnlijke maatregelen onvermijdelijk. Daarbij wil onze fractie de laagstbetaalden zo veel mogelijk ontzien. Of zoals onze Fractievoorzitter het vorige week heeft verwoord: ook bij de noodzakelijke hervormingen willen wij dat de Overheid een schild voor de zwakke is en blijft. Ook in dit licht gezien zijn wij heel gelukkig met het onlangs afgesloten sociaal akkoord. De reacties op de globalisering in Europa stemmen ons nog niet vrolijk. Aan de Lissabonstrategie worden wel mooie woorden gewijd, maar het uitvoeren van de aanbevelingen gaat moeizaam. In de jongste Ecofinraad van vorige week is hier ook over gesproken. De Europese Commissie schrijft dat "zichtbare vooruitgang met structurele hervervormingen het consumenten vertrouwen kan vergroten" Hoe beoordeelt het Kabinet de voortgang in Europa op dit punt? Van de collegae van de oppositiepartijen hoor ik graag hun reactie op de toch wel enigszins puur nationale tegenbegrotingen van hun partijen. Men kan toch de grote problemen niet blijven ontkennen?

De macro-cijfers voor de wereld

Volgens een studie van Goldman Sachs zal in de loop van deze eeuw de economische en politieke kaart van de wereld behoorlijk worden opgeschud. In 2040 zouden Brazilië, Rusland, India en China samen meer dan de helft van het wereldinkomen genieten. Van de oude blokken zou alleen Amerika deze ontwikkeling kunnen bijbenen. De relatieve op zichzelf goede machtsverschuiving zou vooral ten koste gaan van het "oude" Europa. In dit verband is het ook interessant dat juist nu Brazilië, India, Japan en Duitsland een vaste zetel opeisen in de Veiligheidsraad. Tijdens een presentatie voor de CDA-fracties uit Eerste en Tweede Kamer heeft de econoom van de ING Von Dewall zich beperkt tot India en vooral China. Het aandeel in het wereldinkomen van deze beide landen zou stijgen van 6 % in 1980 tot 30 % in 2025. In dezelfde periode daalt het aandeel van de VS van 22 % naar 21 %. Europa daalt van 20 % naar 12 %. Alleen al door de grote omvang van de bevolkingen wordt de rest van de wereld in zekere zin volgens Von Dewall gemarginaliseerd.

Deze trend is ook duidelijk zichtbaar in de groeicijfers van de MEV uitgesplitst per regio. China groeit sinds 2001 met meer dan 8 % per jaar. Voor 2005 wordt een kleine afzwakking verwacht. Of het China lukt een zachte landing te maken is één van de onzekerheden. De hoge Chinese groei heeft ondermeer Japan uit een periode van stagnatie gehaald. In hoofdstuk 2 van de MEV worden de grote blokken met elkaar vergeleken. Uit deze cijfers blijkt dat Europa het beter doet op het gebied van de overheidsfinanciën, maar veel slechter op het gebied van de werkgelegenheid.

In de debatten wordt het kabinet vaak verweten het beste jongetje uit de financiële klas te willen zijn. Volgens mij volledig ten onrechte. Het kabinet verdient deze lof niet. Immers van de 15 Eurolanden hebben er tien een kleiner tekort dan ons land. Wat betreft de schuldpositie zitten we net iets onder het Euro-gemiddelde. Onze schuldquote nadert de 60%. Zeven landen zitten daar boven met Italie, Belgie en Griekenland als uitschieters. Onlangs is het tienjarig bestaan van de invoering van de Euro gevierd. Volgens onze fractie is het gehele project om te komen tot een monetaire eenheid in Europa zeker de moeite waard gebleken. De monetaire stabiliteit is sterk toegenomen. De groei in de Eurozone is echter net als vorig jaar lager dan in een aantal landen buiten de Eurozone. Hoogstwaarschijnlijk komt dit alleen al door het grote gewicht van Duitsland. De kop in veel kranten is geweest dat de Euro niet heeft geleid tot een hogere economische groei. Heeft de Minister hier een verklaring voor? Of waren de verwachtingen te hoog gespannen?

De macro-cijfers voor Nederland

Uit de cijfers blijkt een dramatische omslag in onze economie. Terwijl wij het extra goed deden in de laatste vijf jaar van de vorige eeuw is nu het omgekeerde het geval. Binnen Europa zitten wij nu in de staart. Opvallend is dat deze dramatische omkeer zich binnen hetzelfde systeem heeft voorgedaan. Zoals we al wisten heeft het Poldermodel door de jaren heen goede en slechte tijden gekend. Je moet dan ook niet te snel concluderen dat het Poldermodel niet meer bestaat. Normen voor de beoordeling van het Poldermodel zijn vaak geweest het aantal centrale akkoorden en het aantal stakingen. Voorzover ik weet zijn er in de jaren negentig geen centrale akkoorden gesloten en in de eerste jaren van deze eeuw al twee. Wel zijn er akkoorden geweest tussen werkgevers en werknemers zoals het flexakkoord. Er is dit jaar gestaakt, maar dat was ook het geval in bijvoorbeeld 1991 met bijna 205.000 gestaakte dagen en 1995 met bijna 810.000 gestaakte dagen. De stelling dat men dit jaar weer heeft gestaakt na jaren van rust is volgens Dr van der Velden van het IISG in strijd met de werkelijkheid. Ons model gaat gelukkig niet zo gauw verloren, zoals ook weer is gebleken met het afsluiten van het jongste akkoord. Wij zijn gelukkig met deze overeenkomst. Hervormingen vereisen immers ook een draagvlak in de samenleving. In de pers is een discussie gevoerd over de vraag of de hervormingsagenda nog wel voldoende overeind staat. Graag horen wij de visie van de Minister op dit punt.

In de MEV wordt een vergelijking gemaakt met de vorige moeilijke perioden 1983/84 en 1994/95. De huidige lage groei wordt alleen negatief overtroffen in de jaren tachtig en dertig. Vergeleken met de jaren tachtig onder Lubbers I staan wij er nu beter voor wat betreft:


- het overheidstekort ( was toen 10 % )

- de werkloosheid ( was eveneens 10 %)

- de afhankelijkheid van olie was groter. Onze huidige afhankelijkheid van olie is 40 % van toen.

De huidige hoge olieprijs is nog een grote onzekere factor. Slecht voor de werkgelegenheid en de koopkracht, maar goed voor de inkomsten van de Staat.

De lonen reageren nu veel langzamer op de stijgende werkloosheid dan tijdens Lubbers I. Voor een deel omdat de lasten toen werden verlaagd en nu juist verhoogd. In de discussie over het beleid wordt sterk gekeken naar de omvang van de bezuinigingen. Gesteld wordt soms dat het kabinet het herstel van de economische groei met de bezuinigingen in de weg staat. Maar zou het verhogen van de lasten in de vorm van pensioenpremies, zorgpremies en belastingen in dit kader niet veel belangrijker zijn? En geldt dit dan ook niet voor de selectieve lastenverhogingen voor bepaalde inkomensgroepen in een groot aantal tegenbegrotingen?

De begroting zelf

In 2005 worden de uitgaven voor 10,5 miljard omgebogen en worden de lasten verhoogd met 8,5 miljard. Het totaalbeeld is een optelsom van de afspraken in het Strategisch Akkoord, het Hoofdlijnenakkoord en de Aanvullende maatregelen 2003, 2004 en 2005.

De prioriteiten in het beleid:

In 2005 wordt er bijna 1,75 miljard extra uitgetrokken voor veiligheid, kennis, mobiliteit en zorg. Onze fractie steunt van harte deze keuze. De bezuinigingen moeten komen van het volume en de beloning van ambtenaren, het versoberen van de regelingen in de SZ, het bevriezen van de uitkeringshoogte en het bezuinigen op diverse subsidieregelingen. Als we kijken naar de zogenaamde uitgavenijklijnen in het Hoofdlijnenakkoord dan zit het Rijk en de SZ daar onder en de zorg daar boven. Dit beeld spoort volledig met het verleden. Daar alle bezuinigingen zijn ingeboekt t.o.v.de verwachte meerjarengroei moeten we ook letten op de absolute ontwikkeling van de uitgaven. Daaruit blijkt dat dalingen alleen voorkomen bij het openbaar bestuur en subsidies aan het bedrijfsleven.

Alle andere uitgavencategorieën stijgen in reële termen: Internationale samenwerking, rentebetalingen, veiligheid, onderwijs en zorg het meest. Ook dit spoort weer volledig met onze wensen. Uiteraard afgezien van de rentebetalingen.

Grotere schulden worden niet meer bepleit

In de MN wordt uitgebreid gemotiveerd dat we onze problemen niet kunnen oplossen door nog meer schulden te maken. Ook in Japan en Duitsland is dat niet gelukt. Japan is pas weer gaan groeien na een exportexplosie richting China. Wel is het land opgezadeld met een staatsschuld van 160 % van het BBP. Voor de financiering van de vergrijzing is het funest dat de rentebetalingen in dat land steeds groter worden.

Ook bij ons de staatsschuld stijgt nemen ook hier de rentebetalingen toe met 400 miljoen in 2005, 500 miljoen in 2006 en 800 miljoen in 2007. Het valt op dat de discussie om de ruimte tot 3 % op te vullen vergeleken met vorig jaar nu bijna geheel verdwenen is. Alleen in de tegenbegroting van GL wordt de schuld nog verhoogd. Bij de PvdA wordt het tekort zelfs iets beter. Financieel woordvoerder Ferd Crone wees hierbij op Duitsland waar het vergroten van het tekort niet heeft gewerkt. Volgens mij een verbetering van het debat waaraan nog te weinig aandacht is geschonken. Vandaar dat ik hier de heer Crone lof wil toe zwaaien, althans op dit punt.

De discussie wordt daardoor beperkt tot het afwegen van de omvang van de bezuinigingen en de lastenverhogingen. En uiteraard de verdeling daarvan. Alle tegenbegrotingen gaan dan ook over dit thema. Er wordt minder en anders bezuinigd en de lasten worden extra verhoogd voor bepaalde groepen.

De vergrijzing

Dit jaar werd de bekende Tinbergenlezing gehouden door Minister de Geus en Prof Hans-Werner Sinn. In zijn lezing ging prof Sinn heel sterk in op de daling van de beroepsbevolking in Japan en Europa. Terwijl in de USA de bevolking door immigratie en geboortecijfers tot 2030 nog met 125 miljoen stijgt, daalt de bevolking binnen de EU met 20 miljoen. Voor Japan en Europa leidt dit ruwweg tot een verdubbeling van de kosten van de pensioenen en de VGZ. In dit licht is het geheel terecht dat het kabinet de vraag centraal stelt of onze verzorgingsstaat wel vergrijzingsbestendig genoeg is. De opvang van de stijgende kosten van de vergrijzing in de vorm van meer AOW, hogere pensioenen en hogere ziektekosten vereisen volgens het kabinet grote ingrepen. Het oorspronkelijke idee de stijging van de kosten van de AOW te financieren uit de beperking van de staatsschuld wordt nog steeds aangehangen, maar voorlopig stijgt de schuld alleen maar. In de tegenbegrotingen is van deze urgentie niets te merken. Een andere verdeling van de welvaart is het belangrijkste discussiepunt. Voorzover men iets doet aan de werkgelegenheid worden banen bij de overheid geschapen. Nou niet direct het grootste probleem in ons land.

Volgens Prof Sinn ligt de oorzaak van de vergrijzing bij de daling van de geboortecijfers. Deze daling is het grootst in Japan, Italie, Spanje en sommige nieuwe EU-lidstaten. Indien men het probleem zou willen oplossen met een vergroting van de immigratie, dan zou Europa tot 2025 ongeveer 175 miljoen immigranten moeten opnemen. Volgens prof Sinn is er alle reden om ook naar de geboortecijfers te kijken. Binnen Europa voert alleen Frankrijk met succes een bevolkingspolitiek. Voor Duitsland heeft Prof Sinn een voorstel ontwikkeld de gezinsgrootte direct te koppelen aan de hoogte van de pensioenen. Een interessante gedachte, waar ik het nu niet over wil hebben. Ook Prof Bovenberg bepleit dat ons land relatief meer geld zou moeten besteden aan de jeugd in navolging van Scandinavie en Frankrijk Is het volgens het kabinet gewenst dat ook wij het Franse voorbeeld meer gaan volgen? In de zin van een verbetering van de kinderopvang en het vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg?

Tot nu toe is het beleid van het kabinet gericht op het aanpakken van de lage arbeidsparticipatie van de huidige bevolking. Volgens de MN heeft de nieuwe Bijstandwet bewezen dat dat beleid succes heeft. Volgens de MEV hebben de gemeenten reeds in 2004 250 miljoen op de nieuwe Bijstandswet " verdiend" door een betere reintegratie van mensen uit de bijstand. Dan moet het ook kunnen bij de WW, de WAO en de oudere werknemers. Onze fractie steunt het beleid van het kabinet op dit punt. We steunen het sociaal akkoord, zijn blij dat m.b.t. de WAO het SER-advies wordt gevolgd en wachten met spanning het SER-advies over de WW af. We kunnen ons voorstellen dat de SER ook zal letten op de relatie met de flexibilisering van de arbeid en de posite van jongeren op de arbeidsmarkt. Zoals ook bepleit door het CDJA op het jongste CDA-congres.

Gemeten in mensen loopt ons land Europees niet meer achter. Dit is wel het geval in aantal gewerkte uren. Het zou kunnen zijn dat de Europeaan in het algemeen en de Nederlander in het bijzonder vrije tijd belangrijker vindt dan welvaart. Indien men dan ook de gevolgen van een lager inkomen zou aanvaarden is er geen enkel probleem. Acht de regering een dergelijke andere Europese welvaartsontwikkeling op langere termijn houdbaar? Ook mede in het licht van het jongste rapport van het SCP. De burger heeft een realistische kijk op de toekomst, maar wil toch liever meer vrije tijd en rust.

De belastingen

Collega Essers behandelt het belastingpakket. Dit komt nog uitgebreid aan de orde Onze fractie zal bij het Belastingplan speciaal letten op eventuele dubbele belastingheffing en het verschijnsel terugwerkende kracht. Tevens willen wij nadenken over de wenselijkheid de premieverhoging als gevolg van de no-claim-korting in de verzilveringsregel op te nemen. In de tegenbegrotingen van veel partijen spelen de beperking van de aftrekbaarheid van hypotheekrente en pensioenpremies boven de 45000 Euro een grote rol. Naar onze mening zijn dergelijke voorstellen schadelijk voor het vertrouwen in de overheid en ook niet bepaald bevorderlijk voor het vertrouwen in het herstel van de economie.

Werkgelegenheid en koopkracht

Alhoewel veel debatten alleen over de koopkracht gaan is ook de werkgelegenheid van groot belang. Uit de cijfers blijkt dat in de periode 2004-2005 de totale werkgelegenheid is gedaald met
1 %. Voor de marktsector is de daling 2 % en voor zelfstandigen 1 %. De overheid en de zorgsector zijn de stijgers met resp.0,75 en 3,25 %. In dit licht is het terecht dat het kabinet de werkgelegenheid in de marktsector wil verbeteren. Het nog meer banen scheppen bij de overheid zoals de meeste oppositiepartijen bepleiten is de weg van de minste weerstand en leidt op termijn niet tot verbetering van onze structurele positie in de wereld.

Zorgwekkend is de werkgelegenheidspositie van laagopgeleiden. Dit probleem speelt zowel in Europa als geheel als bij ons. Het valt op dat zowel de coalitiepartijen als de oppositiepartijen iets willen doen aan de kostenkant. Of via tijdelijke dispensatie van het minimumloon of via subsidieregelingen zoals blijkt uit de tegenbegrotingen. Ziet het kabinet kans hier te komen tot een soort nationale aanpak?

Onlangs heeft het RWI een rapport geschreven over "Vergrijzing en vervanging". Daarin worden door de grote uittreding van veel oudere werknemers op korte termijn weer spanningen op de arbeidsmarkt verwacht in een aantal sectoren. Genoemd worden: de Overheid, onderwijs, kwartaire diensten en de chemie. Tevens bestaan er regionale verschillen en verschillen naar opleidingsniveau. De RWI bepleit vooral veel te doen aan scholing.
Naar aanleiding van dit rapport heb ik een vraag? Mogen wij er op lange termijn van uitgaan dat bij voortgaande vergrijzing de werkloosheid in Europa min of meer automatisch zal gaan dalen ? Onder voorwaarde dat er voldoende gebeurt op het gebied van scholing. De reeds eerder door mij geciteerde prof Sinn is van mening dat de vergrijzing juist zal leiden tot meer werkloosheid omdat niet alleen de werknemers, maar ook de werkgevers, de ingenieurs en de kunstenaars in Europa vergrijzen. Ook de werkscheppers worden ouder. Wat is de mening van het kabinet op dit punt?

Door de veelheid van individuele posities worden de koopkrachtcijfers steeds gevarieerder. Niet voor niets werkt het CPB steeds meer met puntenwolken. . Tevens valt het op dat de grote koopkrachtschokken in het leven van mensen niet in de cijfers voorkomen. Zoals ontslag, echtscheiding en ziekte.

Alhoewel met alle onzekerheid omgeven blijkt uit de cijfers dat:


- zowel in 2004 als in 2005 de AOW-ers er het beste vanaf komen. Deze groep wordt relatief uiteraard duidelijk beschermd.
- gezinnen met kinderen relatief minder inleveren

Wij steunen deze prioriteiten.

Het algehele koopkrachtbeeld blijft negatief. Min 1,25 % voor de werknemers en -1,75 % voor de uitkeringsgerechtigden. Deze cijfers kunnen nog negatiever uitvallen indien de olieprijs hoog blijft en bepaalde bezuinigingen worden geruild met lastenstijgingen.

Tot slot

Bij de start van dit kabinet is een begin gemaakt met een omvangrijke hervormingsagenda op een groot aantal terreinen. Veel alternatieven bijvoorbeeld in de vorm van de tegenbegrotingen komen er op neer dat er geen hervormingen nodig zijn of dat deze hervormingen zouden moeten worden vertraagd. Beide benaderingen vinden wij geen nastrevenswaardig alternatief voor het voorgestelde beleid.

Wij wensen dan ook het kabinet alle succes toe met het werken aan een toekomstgericht beleid met het doel te komen tot een evenwichtige en houdbare samenleving. Wij zijn er van overtuigd dat het te laat of geen maatregelen nemen ten koste zal gaan van de zwakkeren in onze samenleving. Wij spreken het vertrouwen uit dat het kabinet met wijsheid het beleid zal uitvoeren.


---- --