Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk
IZ/EA/2004/81597

Onderwerp Datum
Geannoteerde agenda voor de Raad Voor 24 november 2004
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
Volksgezondheid en Consumentenzaken van
7 december 2004 (onderdeel
werkgelegenheid en sociaal beleid)

./. Hierbij zend ik u, mede namens Staatssecretaris van Hoof, de geannoteerde agenda ten behoeve van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 7 december aanstaande in Brussel (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid).

Het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken, die op 4 oktober 2004 heeft vergaderd over de onderwerpen Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, heb ik u al eerder toegezonden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Bijlage 1:
Geannoteerde Agenda van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 7 december 2004.

Onderdeel: Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Agendapunt Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling)

Document 8392/94 SOC 209
14287/1/04 SOC 523 CODEC 1208 REV 1

+ ADD 1 REV 1

Aard van de bespreking Politiek akkoord

Commissievoorstel

Dit voorstel is het vierde en laatste deel van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie uit 1993, de zogenaamde Richtlijn Fysische Agentia. Deze richtlijn had als doel om de vier typen fysische agentia (geluid, mechanische trillingen, elektromagnetische velden en optische straling) in één richtlijn te regelen. Gegeven de verschillende karakteristieken van de typen fysische agentia heeft de Raad in 1999 besloten om deze agentia gescheiden te benaderen en de bescherming tegen de risico's daarvan ook in aparte richtlijnen te regelen. Na de voltooiing van de richtlijnen op het gebied van trillingen, geluid en elektromagnetische velden, is door het Ierse voorzitterschap (eerste helft 2004) het initiatief genomen om de nu voorliggende richtlijn op te stellen.

Nederlandse opstelling

Nederland gaat akkoord met het voorstel.

Toelichting

Optische straling is een verzamelnaam voor diverse soorten "licht" of straling met een golflengte van circa 100 nm tot 1 mm. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen coherente straling, zoals wordt uitgezonden door lasers en niet-coherente straling, zoals van bijvoorbeeld de zon of van lampen.
Het gaat in de ontwerprichtlijn om de bescherming van ogen en huid (blindheid, kanker) tegen straling van onder andere ultaviolet (zon), infrarood en laser (bijvoorbeeld kassa scanner). De basis hiervoor wordt gevormd door de internationaal geaccepteerde richtlijnen voor beperking van blootstelling die door de International Commission for non Ionising Radiation Protection (ICNIRP) zijn opgesteld.
2

Deze ICNIRP richtlijnen zijn gebaseerd op wetenschappelijke gegevens en vanuit een conservatieve benadering opgesteld. Er wordt beoogd om acute effecten en lange termijn effecten die aan oog en huid ontstaan bij extreem hoge blootstelling te voorkomen.

De door de ICNIRP aanbevolen bescherming start bij de beperking van de bron. In het geval van optische straling moet worden gedacht aan een alternatieve bron, of aan beperking van de sterkte van de bron of, wanneer dit niet mogelijk is, afscherming rond de bron. De huid is over het algemeen goed af te schermen door het gebruik van beschermende kleding.

Het voorstel houdt verschillende verplichtingen in voor werkgevers waar blootstelling aan optische straling plaatsvindt zoals het bepalen van de risico's voor werknemers, beperken van de blootstelling, gezondheidskundige begeleiding en verstrekken van informatie en training aan werknemers. De verwachting is dat de lasten beperkt zullen zijn omdat er al een verplichting is om een risico inventarisatie en evaluatie te doen en omdat er persoonlijke beschermingsmiddelen (brillen, kappen) worden gebruikt bij het werken met lasers. Het gezondheidskundig onderzoek waarvan sprake is in de richtlijn wordt beperkt tot werknemers die blootstellingslimieten hebben overschreden en een significant risico lopen.

Agendapunt: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/CE van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Document:

Aard van de discussie: Algemene oriëntatie

Het Nederlandse Voorzitterschap streeft naar overeenstemming in de Raad over een herziene tekst. Het bereiken van een politiek akkoord is strikt genomen niet mogelijk omdat het Europees Parlement nog geen advies heeft gegeven. Het streven van het Voorzitterschap blijft er echter op gericht om in het kader van de Raad zoveel mogelijk vooruitgang te bereiken, gegeven het feit dat het EP nog niet begonnen is met de behandeling van het dossier.

Stand van zaken

De richtlijn is opgebouwd uit twee pijlers:

· het ondervangen van de financiële en personele consequenties van de arresten Simpa en Jeager;

· discussies rondom de handhaving van de opt out.
De nog resterende problemen die geen verband hebben met de opt out lijken, hoewel ingewikkeld en moeilijk, voor een groot deel oplosbaar. Het betreft discussies van technische aard over de definities en de toekenning van de compenserende rust.
De onderhandelingen over de opt out zijn verlopen zeer moeizaam omdat lidstaten verdeeld zijn over de vraag of de opt out gehandhaafd moet worden en zo ja, op welke wijze. De mogelijkheid om tot overeenstemming te komen in de Raad is afhankelijk van de compromisbereidheid van de lidstaten.
3

Daarbij komt dat het Europees Parlement nog niet is begonnen met de behandeling van dit dossier. Hoewel zij zich in een allereerste gedachtewisseling met de Commissie uitermate negatief heeft uitgelaten over het voorstel van de Commissie, met name vanuit het oogpunt van de veiligheid en gezondheid van werknemers.

Nederlandse opstelling

Nederland steunt het streven van het Voorzitterschap naar een snelle herziening van de richtlijn om de financiële en personele consequenties van de arresten Simap en Jaeger te ondervangen, zonder dat gebruik gemaakt hoeft te worden van de opt out. Doordat wacht- of slaapuren tijdens aanwezigheidsdiensten niet langer meetellen als arbeidstijd wordt de kans op overschrijding van de grens van de gemiddelde arbeidstijd (inclusief overwerk) van 48 uur per week aanzienlijk beperkt.
Nederland kan onder strikte voorwaarden instemmen met de continuering van de opt out. Nederland is voorts van mening dat een grote mate van flexibiliteit bij de organisatie van de arbeidstijd in het belang is van zowel werkgever als werknemer. Een langere referentieperiode waarover de gemiddelde arbeidstijd mag worden berekend kan een bijdrage leveren aan deze grotere variatie en flexibiliteit.
Nederland is verheugd over het feit dat er binnen de Raad overeenstemming is bereikt over de verlenging van de periode waarbinnen compenserende rusttijd moet worden toegekend van 72 uur naar 7 dagen. De verplichting om binnen 72 uur compenserende rusttijd toe te kennen, had tot knelpunten kunnen leiden in situaties waarin gedurende meer dan drie dagen achtereen wordt overgewerkt.

Toelichting

Het Hof van Justitie heeft in het arrest Jaeger (november 2003) bepaald dat rusttijd tijdens een aanwezigheidsdienst moet worden aangemerkt als arbeidstijd in de zin van de arbeidstijdenrichtlijn. Het Hof van Justitie heeft tevens bepaald dat de compenserende rusttijd onmiddellijk na de aanwezigheidsdienst moet worden toegerekend.
Met een aanpassing van de richtlijn kan worden voorkomen dat de lidstaten worden geconfronteerd met grote financiële en personele consequenties als gevolg van de jurisprudentie van het Hof.

De Europese Commissie heeft op 22 september een voorstel gedaan voor een herziening van de richtlijn. De belangrijkste kwesties ten aanzien van de herziening betreffen:
· De lengte van de referentieperiode waarover de gemiddelde arbeidstijd mag worden berekend.

· De definitie van arbeidstijd naar aanleiding van de uitspraken van het Hof over rusttijd tijdens aanwezigheidsdiensten.

· De voorwaarden voor de toepassing van de opt out.

· Een verduidelijking aangaande de tijdige toekenning van compenserende rusttijd.

4

Het Nederlandse Voorzitterschap heeft de kernpunten uit het Commissievoorstel samengevat en voorgelegd aan de Raad van 4 oktober voor een eerste politieke gedachtewisseling. In de Raad bleek dat op een aantal punten van het voorstel een redelijke tot grote mate van overeenstemming bestond Dat gold vooral voor de mogelijkheid tot verlenging van de referentieperiode bij wet, na consultatie van de sociale partners, tot 12 maanden. M.b.t. het voorstel van de Commissie om de compenserende rusttijd toe te kennen binnen 72 uur bleek dat een meerheid van lidstaten deze periode te kort achtte. De Raad was duidelijk verdeeld over de kwestie van de opt out.

Agendapunt: Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten

Document: 15098/02 SOC 576 CODEC 1588

Aard van de discussie: Politiek akkoord

Het Nederlandse Voorzitterschap heeft besloten de richtlijn uitzendarbeid vooralsnog te agenderen voor de Sociale Raad voor een politiek akkoord.

Stand van zaken

Het is op dit moment nog niet duidelijk of de voorwaarden aanwezig zijn voor het bereiken van een politiek akkoord in de Raad van december. Het belangrijkste openstaande punt is de lengte en de aard (eindig of permanent) van de overgangstermijnen en de lengte van de wachttermijnen (de x en de y) tijdens de overgangstermijnen. Een compromis op artikel 4 (de heroverweging van verbodsbepalingen en beperkingen voor uitzendarbeid) lijkt binnen handbereik en een totaalcompromis over de richtlijn hoeft daarover niet te struikelen. Dit vereist echter een bekorting van de wachttermijnen. De lidstaten die pleiten voor een wachttermijn van 6 maanden lijken niet bereid om op dit punt te bewegen. Indien dit wordt bevestigd, is bespreking in de Raad weinig zinvol.

Nederlandse opstelling

Nederland staat positief ten opzichte van een EU richtlijn over uitzendarbeid, waarin gelijke behandeling van uitzendkrachten wordt voorgeschreven, onder meer ten aanzien van de beloning en de arbeid- en rusttijden. Een dergelijke Europese regelgeving kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van uitzendarbeid in de hele Europese Unie. Daarmee kan het gebruik van uitzendarbeid worden bevorderd en een bijdrage worden geleverd aan een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt.
Nederland is bereid om mee te denken over mogelijke oplossingsrichtingen om een compromisoplossing te bereiken.

5

Toelichting

Na het stranden van de onderhandelingen over deze richtlijn in juni 2003 onder Grieks voorzitterschap, is het Nederlandse Voorzitterschap in september in de raadswerkgroep gestart met het inventariseren van de standpunten van de lidstaten op de belangrijkste openstaande kwesties. Vervolgens heeft het in de Sociale Raad van 4 oktober een gedachtewisseling georganiseerd om te bezien of er mogelijkheden zijn om een compromis te bereiken. Op basis van de uitkomsten concludeerde het Voorzitterschap dat lidstaten in overgrote meerderheid van mening bleven dat een compromis gezocht zou moeten worden op basis van de elementen die al onder het Grieks Voorzitterschap op tafel waren gekomen.

Dat wil zeggen dat een eventueel compromis zou moeten worden gevonden rond:
· de lengte van een overgangsperiode (periode waarin lidstaten zich nog niet hoeven te houden aan de gelijke behandelingsafspraken uit de richtlijn)

· de aard van een overgangsperiode (eindig of van permanente duur)
· de wachtperiodes die lidstaten mogen hanteren alvorens het principe van gelijke behandeling van uitzendwerknemers volledig gaat gelden (de gelijke behandelingsafspraak zelf).
Tijdens de discussie bleek dat een groep lidstaten vast wilde blijven houden aan een periode van zes maanden alvorens het principe van gelijke behandeling voor uitzendwerkers zou kunnen gaan gelden, wat voor andere lidstaten weer onacceptabel was. Om een compromis te kunnen bereiken, is het dan ook noodzakelijk dat de lidstaten bereid zijn om eerder in termen van weken dan in termen van maanden te praten. Ook voor de lengte en de aard van de overgangsperiode geldt dat de lidstaten lijnrecht tegenover elkaar staan.

Agendapunt: Opinie van het Europees Werkgelegenheidscomité (EMCO) betreffende het eerste jaarlijkse rapport aangaande migratie en integratie

Document: 11504/04 MIGR 62 SOC 398 + COR 1
13691/04 SOC 495 MIGR 88 + ADD 1

Aard van de discussie: Bekrachtiging van de EMCO opinie

EMCO opinie

Het Europees Werkgelegenheidscomité heeft- op uitnodiging van het Nederlandse Voorzitterschap - een opinie vastgesteld over het eerste Commissie Jaarrapport aangaande migratie en integratie. Het EMCO verwelkomt dit rapport, en werkt enkele thema's uit die ­ volgens het EMCO - de komende tijd meer nadruk zouden mogen krijgen. Het EMCO kan zich goed vinden in de ambitie om een set van gemeenschappelijke basisbeginselen over integratiebeleid voor migranten te ontwikkelen. De door het Nederlandse voorzitterschap voorgestelde, en door de Raad JBZ al vastgestelde gemeenschappelijke basisbeginselen refereren onder andere aan aspecten van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid. Omdat aldus een samenloop kan ontstaan met al bestaande richtsnoeren in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie bepleit het EMCO dat de Raad WSBVC in de toekomst volledig betrokken wordt bij de verdere ontwikkeling van de gemeenschappelijke basisbeginselen.

6

Nederlandse opstelling

Nederland kan instemmen met de inhoud van de EMCO opinie.

Toelichting

De Europese Commissie heeft in juli 2004 ­ in het verlengde van afspraken tijdens de Europese Raad van Thessaloniki (juni 2003) - haar Eerste Jaarrapport betreffende Migratie en Integratie gepubliceerd. Bedoeling van dit Jaarrapport is om EU-breed migratie-data, immigratie- en integratiebeleid en praktijk van uitvoering in kaart te brengen en te analyseren. Zo kan worden bijgedragen aan de ontwikkeling en stimulering van beleidsinitiatieven gericht op een effectiever management van migratie in Europa. Het eerste Jaarrapport biedt een overzicht van migratietrends in Europa, analyseert en bespreekt de veranderingen op het vlak van de immigratie en beschrijft acties die genomen zijn met betrekking tot de toelating en integratie van immigranten op nationaal en Europees niveau. Het Jaarrapport vormt een nieuw instrument voor het beoordelen van de ontwikkeling van een gezamenlijk immigratiebeleid.

Agendapunt Sociale beleidsagenda in het licht van Lissabon

Document Nog niet bekend

Aard van de bespreking Openbaar, oriënterend debat

Aan de hand van een korte notitie van het voorzitterschap zal de Raad een politiek debat voeren over de (nieuwe) sociale beleidsagenda in het licht van de Lissabonstrategie. De Raad zal de gezamenlijke opinie van het Europees Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Comité voor Sociale Bescherming (SPC) over het rapport "Facing the challenge" bekrachtigen. Over de inhoud van de sociale beleidsagenda zullen geen conclusies worden getrokken.

Toelichting

De notitie van het voorzitterschap beoogt de discussie te structureren over de nieuwe sociale beleidsagenda. Het voorzitterschap put daartoe uit de resultaten van de conferenties die het afgelopen halfjaar hebben plaatsgevonden en uit de rapporten over de
werkgelegenheidsstrategie ("Jobs Jobs Jobs") en de Mid-Term Review van de Lissabonstrategie ("Facing the challenge"). De nieuwe sociale beleidsagenda ­ waarover de Europese Commissie in het voorjaar van 2005 een mededeling zal publiceren ­ zou in de optiek van het voorzitterschap ondersteunend moeten zijn aan de Lissabondoelstellingen. Als prioritaire terreinen voor actie worden activering, insluiting, organisatie van werk, non discriminatie en training geïdentificeerd. Nationaal en Europees commitment aan reeds gemaakte afspraken is voor de sociale beleidsagenda even noodzakelijk als voor Lissabon als geheel.

Nederlandse opstelling

Nederland zal langs de bovenstaande lijnen interveniëren.

7

Agendapunt Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (herschikte versie).

Document 8839/04 SOC 201 CODEC 626
14046/04 ADD 1 SOC 516 CODEC 1184

Aard van de bespreking Algemene oriëntatie

Commissievoorstel

De Commissie heeft op 21 april 2004 een voorstel uitgebracht over de herschikking (recast) van de bestaande richtlijnen gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Doel van dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad is de communautaire wetgeving betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te vereenvoudigen, te moderniseren en te verbeteren door de bepalingen van richtlijnen met hetzelfde onderwerp in één tekst samen te voegen, teneinde de communautaire wetgeving duidelijker en doeltreffender te maken voor alle burgers.

Nederlandse opstelling

Nederland staat positief tegen het voorstel van de Europese Commissie, maar steunt de meerderheid van de lidstaten die moeite hebben met de term "single source" in artikel 4. Een mogelijke oplossing die gesteund wordt door de meerderheid kan dan rekenen op de Nederlandse steun.

Toelichting

De lidstaten zijn het met elkaar en met de Commissie eens over de voorliggende tekst. Er bestaat nog een openstaand punt: de term "single source" in artikel 4. Dit artikel beschrijft het beginsel van gelijke beloning. Volgens jurisprudentie van het Hof van Justitie is het voor de toepassing van dit artikel niet noodzakelijk dat de mannen en vrouwen voor dezelfde werkgever werken maar moet er wel sprake zijn van één bron waar de verschillen in loonwaarden aan kunnen worden toegeschreven. Veel lidstaten hebben moeite met het opnemen van deze jurisprudentie in een artikel van de richtlijn. Overeenstemming over een mogelijke oplossing van dit probleem is tot op heden niet gevonden. Er lijkt zich wel een meerderheid af te tekenen voor een oplossing. Deze oplossing zou betekenen dat het bovenstaande punt niet in artikel 4 maar in de overwegingen bij de richtlijn aan de orde zou komen.
8

Agendapunt Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2001/51/EG van de Raad betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en Besluit nr. 848/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn.

Document 11946/04 SOC 374 FIN 370 CODEC 957 14010/04 SOC 514 FIN 478 CODEC 1181

Aard van de bespreking Algemene oriëntatie

Commissievoorstel

Het voorstel betreft de verlenging met 1 jaar van de volgende twee programma's:
1. Het communautaire actieprogramma t.a.v. de strategie op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen (2001­2005), met een begroting van 50 miljoen. Het ondersteunt de communautaire raamstrategie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001­2005), een nieuwe aanpak waarin alle EU-beleidsgebieden samenkomen in hun streven naar de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, door middel van de horizontale activiteiten en een betere coördinatie van gendergerelateerde activiteiten op de verschillende beleidsgebieden.
2. Het communautaire programma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn1. Dit programma loopt van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005, met een begroting van 2,2 miljoen.

Het overgangsjaar voor beide programma's moet de tijd overbruggen tussen het eind van bovengenoemde actieprogramma's en de start van Progress (start 2007), waarvoor de Commissie recent een voorstel heeft gedaan.

In verband met het ontbreken van een advies van het Europees Parlement is het niet mogelijk op dit punt een politiek akkoord te sluiten.

Nederlandse opstelling

Nederland gaat akkoord met het overgangsjaar voor beide actieprogramma's, mits het geen verhoging betekent van de Nederlandse financiële bijdrage.


1 PB L 157 van 30.4.2004, blz. 18.
9

Agendapunt Jaarlijkse follow-up van het Beijing Platform: indicatoren seksuele intimidatie op de werkplek

Document

Aard van de bespreking Bekrachtiging conclusies van de Raad

Deze ontwerp-indicatoren `seksuele intimidatie op de werkvloer' liggen thans ter besluitvorming voor binnen de EU.

Stand van zaken

Het actieprogramma van Peking dat tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties in Peking in 1995 bij consensus werd aangenomen roept de regeringen, de internationale gemeenschap en de civiele samenleving op om ten aanzien van vrouwen strategische maatregelen te nemen op 12 kritische aandachtsgebieden. Om de voortgang van het actieprogramma te meten zijn sinds 1999 door de diverse EU-voorzitterschappen indicatoren ontwikkeld op steeds één van deze aandachtsgebieden.
Het Ierse en Nederlandse voorzitterschap besloten tot het maken van indicatoren `seksuele intimidatie op de werkvloer'. In de eerste helft 2004 verrichte het Ierse voorzitterschap een onderzoek naar seksuele intimidatie op de werkvloer. Op basis van dit onderzoek heeft het Nederlands voorzitterschap in de tweede helft van 2004 indicatoren opgesteld. Het gaat om indicatoren waarvan er één gericht op werknemers en twee op werkgevers.

Nederlandse opstelling

Nederland steunt het voorstel voor de ontwerp-indicatoren `seksuele intimidatie op de werkvloer'.

Agendapunt Gender mainstreaming in de JBZ Raad

Document

Aard van de bespreking Rapportage van het voorzitterschap

Op 6 en 7 juli jl. vond de ministeriele conferentie "Diversity and Participation; the Genderperspective"plaats, als onderdeel van het emancipatieprogramma van Nederland onder het EU-voorzitterschap. Conclusies werden getrokken op het terrein van `Emancipatie in werkgelegenheid en sociaal beleid ` en `Mensenrechten binnen het Integratiebeleid". De conclusies zijn door het voorzitterschap als informatiepunt ingebracht op de Sociale Raad van 4 oktober jl. en zullen door het voorzitterschap ook worden ingebracht als informatiepunt op de JBZ-raad van 2 december a.s.
Het voorzitterschap heeft van 9 tot 11 november jl. een ministeriele integratieconferentie gehouden. De conclusies van deze conferentie zullen ook door het voorzitterschap worden ingebracht in de JBZ-raad van 2 december a.s. In deze conclusies staat dat de ministers van integratie de conclusies van de conferentie "Diversity and Participation; the Genderperspective" verwelkomen.
10

De ministers van integratie hebben tijdens de Integratieconferentie een akkoord bereikt over 11 `Common Basic Principles Integratiebeleid'. Op 19 november heeft de JBZ-raad een politieke akkoord bereikt over de `Common Basic Principles'.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de rapportage van het voorzitterschap aanhoren.

Agendapunt Stress op de werkplek

Document

Aard van de bespreking Presentatie door de Commissie

Stand van zaken

De Commissie zal een nadere toelichting geven op de kaderovereenkomst tussen de Europese sociale partners (ETUC, UNICE, UEAPM en CEEP) over maatregelen tegen stress die op 8 oktober 2004 is ondertekend (`Framework agreement on work-related stress'). Doel van de overeenkomst is om werkgevers en werknemers een raamwerk te bieden waardoor het mogelijk wordt om aan werk gerelateerde stress te voorkomen en/of mee om te leren gaan. De Europese sociale partners zullen, in het kader van het werkprogramma voor de sociale dialoog 2003 ­ 2005, onderzoeken of het mogelijk is om onderhandelingen te starten met als doel een overeenkomst te sluiten op dit specifieke punt. De implementatie van deze overeenkomst zal plaatsvinden binnen drie jaar na tekening van de overeenkomst. De lidorganisaties op nationaal niveau worden hiertoe ook opgeroepen en ook om jaarlijks te rapporteren over de stand van zaken.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie van de Commissie aanhoren en desgewenst opmerken dat een overeenkomst als deze uitstekend aansluit bij het streven van dit kabinet om meer verantwoordelijkheid bij de sociale partners te leggen.

11

Agendapunt Consultatie van de Europese sociale partners over maatregelen tegen arm-, nek en/of schouderklachten op het werk.

Document

Aard van de bespreking Schriftelijk informatie door de Commissie

De Europese Commissie is medio november de consultatie gestart van de Europese sociale partners over de aanpak op EU-niveau van klachten, veelal bekend als 'RSI' (repetitive strain injury). Deze term is vervangen door 'Cans' (complaints of arm, neck and/or shoulder). De Commissie maakt zich ernstig zorgen over recente studies waaruit blijkt dat meer dan 40 miljoen werknemers in de EU-15 (schattingen lopen op tot 60 miljoen in de EU-25) last hebben van Cans, dat verantwoordelijk is voor 40 tot 50% van de werkgerelateerde gezondheidsklachten. De uitval hierdoor kost werkgevers jaarlijks miljarden euros, de economische en sociale kosten worden geschat op 0,5% tot 2% van het BNP. Reden genoeg, volgens de Commissie, om maatregelen te onderzoeken. De Commissie wil van de sociale partners vernemen welke maatregelen zij op EU-niveau verlangen. De Commissie ziet als mogelijke opties: wetgeving, vrijwillige maatregelen of een combinatie van beide. De sociale partners kunnen ook zelf hierover een overeenkomst afsluiten. Sociale partners hebben 6 weken de tijd om te reageren.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie van de Commissie aanhoren.

Agendapunt Maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Document

Aard van de bespreking Informatie door het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal tijdens de Raad verslag doen van de internationale conferentie die van 7-9 november in het kader van het EU-voorzitterschap in Maastricht werd georganiseerd. Tijdens de conferentie waren vertegenwoordigers van de industrie, handelsmaatschappijen, overheid, mensenrechten en kennisinstituten aanwezig.

Nederlandse opstelling

Nederland kan de informatie van het voorzitterschap aanhoren.

12