Ministerie van Buitenlandse Zaken

de Ecofin Raad van 25 november 2004, bijlage 1

Geannoteerde agenda voor de Ecofin Raad van 25 november 2004, bijlage
1

De staatssecretaris voor Europese Zaken voert namens Nederland het woord indien onderwerpen die met de EU-begroting te maken hebben op de Ecofin Raad staan geagendeerd.

De agenda voor de Ecofin (begroting) Raad van 25 november is als volgt:


1. Presentatie jaarverslag 2003 van de Europese Rekenkamer
2. Voorbereiding conciliatie met het Europees Parlement
3. (mogelijk) ontwerp Aanvullende Begrotingen no.9 en 11 voor de begroting 2004

4. De Nota van Wijziging no.1, 2 en 3 op het Voorontwerp van de begroting 2005

5. De vaststelling in tweede lezing door de Raad van de ontwerpbegroting 2005

6. Inzet flexibiliteitsinstrument

7. (mogelijk) Aanpassing Financiële Perspectieven 2000-2006


1. Presentatie jaarverslag 2002 van de Europese Rekenkamer Het eerste agendapunt van de Ecofin Begrotingsraad is de presentatie door de Europese Rekenkamer (ERK) van het jaarverslag over 2003. Dit jaarverslag is op dinsdag 16 november 2004 gepubliceerd. Het betreft het oordeel van de ERK over de uitvoering van de begroting 2003 door de Commissie. De inhoudelijke bespreking ervan zal tijdens de Ecofin Raad van maart 2005 plaatsvinden en het advies aan het EP - de décharge autoriteit - zal bij deze gelegenheid worden vastgesteld. In voorbereiding hierop zal de Nederlandse regering een reactie opstellen die de Kamer eind januari 2005 toe zal komen.

Nederlandse inzet
Nederland zal kennisnemen van de presentatie van het jaarverslag over 2003 van de Europese Rekenkamer.


2. Voorbereiding van en conciliatie met het EP: hoofdlijnen De gebruikelijke conciliatie met het EP dient ter bespreking van geschilpunten tussen Raad en EP over de begroting voor 2005. Aangezien beide takken van de begrotingsautoriteit inmiddels hun eerste lezing achter de rug hebben, kan gewerkt worden aan een politiek akkoord. Dit is dan ook het centrale doel van deze bijeenkomst. De conciliatie vindt plaats voorafgaand aan de tweede lezing door de Raad. Hierdoor kan de Raad het resultaat van de conciliatie met het EP in zijn tweede lezing van de ontwerpbegroting meenemen. In december volgt de tweede lezing door het Europees Parlement, dat de begroting voor 2005 zal vaststellen.

De conciliatie zal zich voor wat betreft de begroting 2005 met name richten op:

· De financiering van een aantal beleidsprioriteiten van EP en Raad in met name Categorieën 3 (intern beleid) en 4 (extern beleid) met inachtneming van de sub-plafonds van de Financiële Perspectieven. · Voldoende marge onder de sub-plafonds van Categorieën 3 (intern beleid), 4 (extern beleid) en 5 (administratieve uitgaven); · De inzet van het flexibiliteitsinstrument in Categorie 4 (extern beleid) ten behoeve van de bijdrage aan Irak (zie agendapunt 6) en het feit dat het EP ook de middelen onder het plafond in Categorie 3 (intern beleid) niet toereikend acht; · De totale hoogte van de beschikbare betalingskredieten voor 2005;
· (Mogelijk) de aanpassing van de Financiële Perspectieven voor 2000-2006.


3. (mogelijk) Aanvullende Begroting no. 9 en no. 11, begroting 2004
Aanvullende begroting no.9/2004 betreft de middelen voor Noord-Cyprus die nog aan de lopende begroting van 2004 zouden moeten worden toegevoegd. Het betreft de financiële toezegging van in totaal 259 mln. (2004-2006) die de Raad (eind april) heeft gedaan na de op Cyprus gehouden referenda. Het gaat voor 2004 om een bedrag van 6 mln euro (voornamelijk voor haalbaarheidsstudies). De Commissie stelt voor de middelen voor Noord-Cyprus te financieren uit Categorie 7, pre-accessie. Het kan zijn dat vanwege de late behandeling in het jaar, ervoor wordt gekozen deze middelen samen te voegen met de middelen voor 2005, waarvoor een voorstel wordt gedaan in Nota van Wijziging no 1/2005 (zie onder punt 4).

De aanvullende begroting no.11/2004 wordt door de Commissie nodig geacht omdat de implementatie bij de structuurfondsen veel beter gaat dan was voorzien en de Commissie denkt tot eind 2004 over onvoldoende betalingskredieten te beschikken. De Commissie denkt additioneel 3,4 mld. euro nodig te hebben en heeft onder andere door herschikking elders op de begroting 2,4 mld. kunnen vinden. Per saldo verzoekt de Commissie de lidstaten 1 mld. extra voor betalingskredieten in 2004 over te maken.

Nederlandse inzet
Nederland kan instemmen met de Aanvullende Begroting voor Noord-Cyprus, inclusief het voorstel om de middelen te financieren uit Categorie 7 (pre-accessie). Nederland heeft geen bezwaren tegen een eventuele samenvoeging met de middelen voor 2005 voor Noord-Cyprus.

Nederland kan eveneens instemmen met de Aanvullende Begroting no. 11/2004. Nederland is voorstander van een behoedzame groei van betalingskredieten en heeft de Commissie, mede gezien de enorme overschotten van de afgelopen jaren, aangespoord reëlere schattingen te maken van de benodigde betalingskredieten. Dit was ook de Raadspositie voor de begroting van 2004 waarbij aangegeven werd dat, indien nodig, de Commissie altijd een voorstel voor additionele betalingskredieten zou kunnen doen. Nederland wenst de behoedzame inzet bij de groei van betalingskredieten vast te houden en vindt het mede voor de geloofwaardigheid van de Raad van belang te laten zien dat de Raad zijn belofte gestand doet.


4. Nota van Wijziging no. 1, 2 en 3 bij het Voorontwerp van begroting 2005

Nota van Wijziging no. 1
Nota van wijziging no. 1/2005 betreft met name drie onderwerpen: Noord Cyprus, Kroatië en Peace II.

Voor Noord-Cyprus stelt de Commissie voor om voor 2005 114 mln. op te nemen. Zoals bij de Aanvullende Begroting no. 9/11 (onder punt 3) aangegeven wil de Commissie Noord-Cyprus onderbrengen bij pre-accessiesteun (Cat. 7). Voorts wordt voorgesteld de middelen voor Kroatië over te hevelen van het externe beleid (Cat 4) naar pre-accessiesteun (Cat 7) en te verhogen van 65 mln tot 105 mln vanwege de nieuwe status van Kroatië conform het besluit van de Europese Raad van 18 juni 2004 om Kroatië het kandidaat-lidmaatschap te verstrekken.

Tijdens dezelfde Europese Raad is het belang van het vredesproces in Noord-Ierland onderstreept en is de Commissie gevraagd met een voorstel te komen om het hiervoor gebruikte EU-programma, PEACE II te verlengen. De Commissie stelt in deze Nota voor 60 mln. voor dit PEACE programma in te schrijven (Categorie 2 (a), structuurfondsen). Dit bedrag heeft de Commissie gevonden bij de cohesiefondsen 2 (b). Ierland komt vanwege de toegenomen (relatieve) welvaart daarvoor niet langer in aanmerking. Wel is er voor de voorgestelde verschuiving een aanpassing van de sub-plafonds bij structuurfondsen en cohesiebeleid nodig.

Nederlandse inzet

(Noord-Cyprus)
Nederland kan met dit deel van de Nota van Wijziging no. 1 instemmen. Wat Nederland betreft is Categorie 7 op zowel inhoudelijke als budgettaire gronden, de meest voor de hand liggende oplossing.

(Kroatië)
Nederland kan instemmen met de door de Commissie voorgestelde verhoging voor en verplaatsing van Kroatië naar Categorie 7, pre-accessiesteun.

(Peace II)
Nederland kan met de verlenging van PEACE II instemmen, maar een aanpassing van het plafond voor structurele acties (Categorie 2a), zoals de Commissie voorstelt, is wat Nederland betreft niet aan de orde. Dit onderwerp is separaat geagendeerd onder punt 7. Voor de verdere Nederlandse lijn wordt naar dit agendapunt verwezen.

Nota van Wijziging no. 2
Deze Nota van Wijziging regelt met name de financiële uitwerking van de oprichting van twee uitvoerende agentschappen bedoeld voor de EU-programma's op het gebied van volksgezondheid en onderwijs en cultuur. De Raad stemde eind september al in met de oprichting ervan.

Nederlandse inzet
Nederland kan instemmen met Nota van Wijziging no. 2.

Nota van Wijziging no. 3
Nota van Wijziging no. 3/2005 betreft de traditionele najaarsnota met de geactualiseerde ramingen voor de landbouwuitgaven. De wijzigingen in de ramingen bevatten twee componenten. Ten eerste heeft de Commissie de schattingen per begrotingslijn aan de meest recente marktontwikkelingen aangepast en ten tweede is de euro-dollar koers aangepast aan de koers tussen 1 juli en 30 september 2004 zijnde 1 Euro = USD 1.22 (was 1 Euro=USD 1.25) in overeenstemming met de regels daarvoor in de Verordening Begrotingsdiscipline. De Commissie geeft aan ten opzichte van haar Voorontwerp voor marktmaatregelen per saldo 224 mln minder nodig te hebben. De Raad heeft in eerste lezing echter
1 mld gekort ten opzichte van het Voorontwerp, hetgeen betekent dat de meevaller bijna 780 mln lager uitvalt dan verwacht. In het voorstel van de Commissie komt de marge tot aan het plafond van de Financiële Perspectieven uit op 987,5 mln.

De Commissie heeft becijferd dat de grootste meevaller in de zuivelsector zit (-367 mln.) o.a. door vermindering exportsubsidies. Ook een verlaging van de prognose voor exportsubsidies bij suiker levert een meevaller op (-146 mln). Daarentegen zal de interventie bij granen waarschijnlijk 213 mln hoger uitvallen dan aanvankelijk verondersteld. Ook de verhoging van het geschatte volume van verwerkte tomaten zorgt voor een opwaartse bijstelling (+149 mln). In totaal zorgen deze, diverse kleinere mee- en tegenvallers en een wisselkoersaanpassing voor een bijstelling van het Voorontwerp van
-224 mln.

De wisselkoersaanpassing zorgt voor een meevaller: werd in het Voorontwerp nog uitgegaan van 1 Euro = 1,25 USD, in deze Nota van Wijziging wordt gerekend met een koers 1 Euro = 1,22 USD, een meevaller van 84 mln.

De Commissie heeft in de Nota van Wijziging no. 3 ook een aantal door het EP gevraagde wijzigingen meegenomen. Het gaat hierbij om de voortzetting van financiering van proefprojecten voor kwaliteitsverbetering (0,5 mln.) en voor verzekeringen dierziekten (0,5 mln).

Tot slot heeft de Commissie bij de Internationale Visserijovereenkomsten 2,5 mln uit reserve gehaald en op de lijn geplaatst in verband met verwachte hogere uitgaven.

Nederlandse inzet
Nederland heeft in eerste lezing aangegeven dat de Raad in tweede lezing de traditionele najaarsnota met de geactualiseerde landbouwramingen zou moeten betrekken in zijn afwegingen, mits hierdoor voldoende marge overblijft. De Nota van Wijziging no.3/2005 betekent echter dat de marge bijna 780 mln. lager uitvalt dat de Raad in eerste lezing heeft voorzien. Nederland zou graag zien dat de Raad overeenstemming bereikt over het overeind houden van ten minste 50% van de door de Raad in eerste lezing ingeboekte korting van 1 mld, mede gezien de onderuitputting in 2004. Dit betekent dat in plaats van de door de Commissie geraamde additionele besparing van 224 mln, deze in totaal minimaal 500 mln. additioneel zou moeten zijn ten opzichte van het Voorontwerp. Hiermee zou de marge op minimaal 1.263,5 mln. uitkomen.

Tot slot kan Nederland instemmen met de Nota van Wijziging no.3/2004 voor wat betreft de Internationale Visserijovereenkomsten waarbij 2,5 mln van de reserve op de lijn wordt geplaatst.


5. Vaststelling door de Raad in tweede lezing van de ontwerpbegroting 2005
In tweede lezing bespreekt de Raad de wijzigingsvoorstellen en amendementen zoals door het EP aangebracht op de ontwerpbegroting. De wijzigingsvoorstellen hebben betrekking op verplichte uitgaven van de Unie (voornamelijk landbouw). Bij de verplichte uitgaven heeft de Raad het laatste woord, waardoor een afwijzing van een wijzigingsvoorstel betekent dat het bedrag dat de Raad in de ontwerpbegroting schrijft voor 2004 als vastgesteld kan worden beschouwd. Amendementen worden ingediend op delen van de begroting waar sprake is van niet-verplichte uitgaven. Over deze uitgaven heeft het EP het laatste woord. Dit betekent dat ook indien de Raad een amendement afwijst in tweede lezing, het EP dit in december weer in de begroting kan opnemen. Wel moet hiervoor de budgettaire ruimte zijn onder de subplafonds per begrotingscategorie van de Financiële Perspectieven.

5.1 Resultaten eerste lezing door het Europees Parlement (26 en 28 oktober 2004)

5.1.1 Algemeen
Het Europees Parlement heeft de meeste budgetlijnen verhoogd ten opzichte van de eerste lezing van de Raad. Hiermee zijn de marges onder de verschillende subplafonds van de Financiële Perspectieven nagenoeg opgevuld en dreigen zij zowel bij het interne (Categorie 3) als bij het externe beleid (Categorie 4) zelfs te worden overschreden. In Categorie 3 gaat het Europees Parlement 54 mln uit boven het plafond en heeft als inzet de aanpassing van het plafond van de Financiële Perspectieven. In Categorie 4 laat het EP de EU-bijdrage aan Irak ten laste van het begrotingsjaar 2005 ongedekt (190 miljoen). Hiervoor wil het EP het flexibiliteitsinstrument inzetten.

Resultaat van de amendementen en wijzigingsvoorstellen is dat het totaal aan vastleggingskredieten (VK) uitkomt op 117,2 mld. en het totaal aan betalingskredieten (BK) op 111,3 mld. euro, dat is bijna
1,05% van het EU-BNI, een verhoging van 11,5% ten opzichte van 2004. Het EP heeft de door de Raad in eerste lezing vastgestelde Ontwerpbegroting voor wat betreft de vastleggingen met ongeveer 1,4 mld. en de betalingen met 6,2 mld. verhoogd.

5.1.2 Specifiek per Categorie van de EU-begroting

Categorie 1a (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)) Het Europees Parlement heeft een aantal wijzigingsvoorstellen aangenomen waarmee ten opzichte van de Ontwerpbegroting zoals door de Raad vastgesteld 1.046,6 miljoen extra aan uitgaven wordt ingeboekt. De marge onder het Subplafond wordt hiermee 717 mln. euro. De totale uitgaven voor deze categorie komen op 43,8 mld Euro (vastleggings/betalingskredieten).

Veelal heeft het EP via wijzigingsvoorstellen het Voorontwerp Begroting van de Commissie hersteld.

Belangrijke wijzigingvoorstellen zijn:

· Voor het proefproject voor kwaliteitsverbetering (wijzigingsvoorstel no. 113) wordt 1 mln opgenomen; · Het EP komt met een nieuw proefproject inzake energie-efficiency in de Europese land- en tuinbouw (wijzigingsvoorstel no. 460, 1,5 mln);
· Met wijzigingsvoorstel no. 722 wordt het programma voor de uitroeiing en bewaking van dierziektes met 40 miljoen en voeder- en voedselveiligheid met 3 mln
verhoogd;

Nederlandse inzet
Uitgangspunt voor Nederland is de ontwerpbegroting zoals door de Raad in juli vastgesteld. In Categorie 1a (GLB) is sprake van verplichte uitgaven waardoor de Raad in tweede lezing het laatste woord heeft. Daarnaast dient de traditionele Nota van Wijziging met de geactualiseerde landbouwramingen te worden meegenomen in de afwegingen van de Raad. Zoals onder punt 4 vermeld wenst Nederland ten minste de helft van de door de Raad in eerste lezing ingeboekte korting te handhaven en derhalve op minimaal op een marge van 1.263,5 mln. uit te komen.

Nederland heeft een terughoudende opstelling ten aanzien van voorliggende wijzigingsvoorstellen van het EP, maar kan zich in een aantal door het EP opgebrachte onderwerpen vinden. Daarom steunt Nederland ook de in de Nota van Wijziging no.3 meegenomen wijzigingsvoorstellen voor kwaliteitsverbetering en verzekeringen dierziekten. Eventueel kan het nieuwe proefproject inzake energie-efficiency in de land- en tuinbouw in beschouwing worden genomen.

Categorie 1b (Plattelandsontwikkeling)
Het Europees Parlement heeft in deze categorie geen amendementen aangenomen en derhalve blijft het totaal aan vastleggingskredieten en betalingskredieten op hetzelfde niveau als bij de eerste lezing van de Raad.

Nederlandse inzet
Aangezien in deze beleidscategorie sprake is van langlopende programma's in de lidstaten is het te rechtvaardigen dat alle beschikbare middelen worden ingezet. Aangezien er verder geen verschuivingen door het EP zijn voorgesteld, is de Nederlandse inzet de Raadspositie uit de eerste lezing ongewijzigd te laten.

Categorie 2 (Structuurbeleid)
Met een groot aantal amendementen heeft het EP de betalingskredieten voor de verschillende structuurprogramma's met in totaal 3,8 miljard verhoogd. Hiermee komt het totaal bedrag aan vastleggingen op 42,4 mld en betalingskredieten op 36,2 mld.

Nederlandse inzet
De verhoging van de betalingskredieten wordt door Nederland afgewezen. De argumenten dat een additionele betalingsruimte van 3,8 mld nodig zou zijn om rekening te houden met het bedrag van de af te wikkelen verplichtingen uit vorige begrotingsjaren of betalingen van het lopende begrotingsjaar overtuigen Nederland niet. Het meent dat de door de Raad voorziene stijging van 5,1% voldoende is.

Categorie 3 (intern beleid)
Het Europees Parlement heeft met de goedgekeurde amendementen geen marge onder het subplafond gelaten. De Raad had na eerste lezing een marge gecreëerd van 108,7 mln.

Het EP heeft als horizontale lijn 15% gekort op het beheer van diverse beleidslijnen en deze middelen op nieuwe lijnen als 'prestatie faciliteit' geplaatst om de Commissie te dwingen haar prestaties bij de uitvoering van het beleid te verbeteren.

Een tweetal specifieke amendementen betreft voorts:

· Noord-Cyprus: Het EP heeft een nieuwe lijn gecreëerd met het oog op de steun voor Noord-Cyprus (am 468). In tegenstelling tot het voorstel van de Commissie (Nota van Wijziging no. 1/2005, in Categorie 7, pre-accessie) wil het EP de middelen bij het interne beleid onderbrengen, op voorwaarde dat er overeenstemming met de Raad is over het verhogen van het plafond in deze Categorie. Hoewel het in dit amendement nog om een p.m.-post gaat, zal bij goedkeuring van de middelen voor Noord-Cyprus voor 2005, 114 mln ingeschreven moeten worden;
· Agentschappen: Het EP voert een korting van ruim 40 mln uit op de agentschappen (am 481) en brengt hiermee de middelen voor deze agentschappen terug op het niveau van 2004;

Het EP wil additionele middelen voor zijn prioriteiten bij Justitie en Binnenlandse Zaken, informatie (met name communicatie met de burger) en de Lissabonstrategie.

Tot slot kan nog het amendement met betrekking tot het Maritiem Agentschap, maatregelen tegen verontreiniging, genoemd worden. Het EP heeft 17,8 mln opgenomen en hiermee het Voorontwerp van de Commissie hersteld (am 46).

Nederlandse inzet
Nederland wijst ten algemene amendementen die tot doel hebben de Commissie (of de Raad) via de begroting te dwingen aan bepaalde verzoeken te voldoen, af.

Ook het micro-management door in te grijpen in de personeelsplannen van de agentschappen wordt door Nederland niet gesteund.

Nederland wenst, in tegenstelling tot hetgeen het EP thans heeft gedaan, een redelijke marge voor onvoorziene omstandigheden in Cat. 3 te behouden. Het inzetten van het flexibiliteitsinstrument of zelfs het aanpassen van het plafond van de financiële perspectieven zijn wat Nederland betreft niet aan de orde. Tegelijkertijd is duidelijk dat tussen de marge van 108,7 mln van de Raad en het voorstel van het EP om het plafond met 54 mln te overschrijden, een groot verschil zit. Om tijdens de onderhandelingen met het EP een akkoord te kunnen bereiken moet gekeken worden in hoeverre en aan welke wensen van het EP tegemoet gekomen kan worden.

De Nederlandse lijn is als volgt

a) Nederland wijst het EP-voorstel af om de middelen voor Noord-Cyprus in Categorie 3 te plaatsen onder de voorwaarde dat het FP plafond wordt aangepast (am 468). Een kleine additionele besparing om de mogelijkheid om Noord-Cyprus onder het plafond van Categorie 3 te kunnen brengen is niet onbespreekbaar, aanpassing van het FP-plafond wel. Nederland geeft er de voorkeur aan het Commissievoorstel voor Noord-Cyprus te volgen, dwz. financiering uit Categorie 7, pre-accessie (zie ook onder Cat.7)
b) De door het EP doorgevoerde korting van ongeveer 40 mln bij de agentschappen kan (gedeeltelijk) over worden genomen om additionele marge te creëren bij het intern beleid. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn om de mogelijkheid open te houden middelen voor Noord-Cyprus onder dit plafond te brengen. Wel wil Nederland in dit geval de nieuwe agentschappen ontzien.
c) Om het EP tegemoet te komen zou Nederland in kunnen stemmen met een aantal proefprojecten en voorbereidende acties. Verder kan gedacht worden aan een ook voor Nederland interessant amendement als Eurojust (am 599). Nederland is nog steeds geen voorstander van additionele middelen voor het maritiem agentschap voor de inhuur van schepen. Nederland zal zich, gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing om nieuwe informatie van het maritiem agentschap in tweede lezing mee te nemen, niet op voorhand actief tegen overname van dit amendement (46) verzetten. Hoewel terrorismebestrijding zeker als prioriteit moet worden gezien, heeft Nederland twijfels over het proefproject terrorisme, zo lang het EP niet beter duidelijk maakt wat het ermee beoogt.

Categorie 4 (extern beleid)
Het EP heeft dmv diverse amendementen in totaal voor 204,4 mln verhogingen doorgevoerd in vergelijking met de eerste lezing van de Raad. Hierdoor resteert een negatieve marge van 190 mln. waarvoor het EP het flexibiliteitsinstrument wenst in te zetten. Het totaal aan vastleggingskredieten komt daarmee op 5,3 mld en aan betalingskredieten op 5,5 mld.

Het EP heeft net als in Categorie 3 op een aantal administratieve lijnen gekort en de middelen op speciaal gecreëerde prestatielijnen gezet om de Commissie te dwingen haar prestaties bij de uitvoering van het beleid te verbeteren.

De belangrijkste amendementen in categorie 4 zijn:

· bij hulp voor rehabilitatie en reconstructie voor Irak wordt 190 mln. van de lijn gehaald, totdat Raad en EP overeenstemming hebben bereikt over de financiering van Categorie 4 (am 623 en 624). Het EP wil voor 190 mln. het flexibiliteitsinstrument in te zetten; · Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), het EP heeft een korting van 10 mln doorgevoerd (am 207, 208, 209 en 723); de Raadspositie in eerste lezing was 62,6 mln, gelijk aan begroting 2004.

Voor wat betreft de regionale beleidslijnen voert het EP een aantal verhogingen door, vooral bij Latijns-Amerika (Am 625, 626 en 628 + 25,2 mln), MEDA (am 730, 221, +24 mln), hierbij is tevens 3 mln voor Israël/PLO vredesproces ingeschreven en Azië (am 731, +32 mln).

Voor Oost Europa en Centraal Azië wordt door amendement 725 14 mln bijgeschreven, bij de Westelijke Balkan 6 mln (am 728 en 729) en de lijn voor Servië-Montenegro wordt met 4 mln. verhoogd.

Overige in het oog springende ophogingen zijn voor de Noord-Zuid samenwerking tegen drugs (am 608, + 9 mln.), democratie en mensenrechten (am 724, + 20 mln in reserve), bestrijding van armoede gerelateerde ziekten (hiv/aids, malaria en tuberculose) in ontwikkelingslanden (am 252 en 651, +20 mln) en noodvoedselhulp (am 673 + 16 mln.)

Nederlandse inzet
Nederland wijst de amendementen inzake de verplaatsing van administratieve middelen naar prestatielijnen af. Indien het EP meent dat de Commissie onvoldoende presteert op de betreffende beleidsterreinen, zijn andere instrumenten (debat, resoluties) geëigend om dat te bereiken.

Nederland wenst een marge in Categorie 4 om onvoorziene omstandigheden in 2005 het hoofd te kunnen bieden. Hieruit vloeit voort dat het voorstel van het EP om het flexibiliteitsinstrument in te zetten niet kan worden gehonoreerd. Ook betekent dit dat het grote aantal verhogingen van verschillende begrotingslijnen moet worden afgewezen.

Ten aanzien van het GBVB-budget herhaalt zich de jaarlijkse discussie; het EP zet maximale budgettaire druk om inhoudelijke betrokkenheid te verkrijgen bij het GBVB. Echter, de situatie is nog steeds dezelfde als in voorgaande jaren, een voorafgaande betrokkenheid van het EP is alleen mogelijk binnen de kaders van het Verdrag en het IIA. Nederland wenst de ontwerpbegroting te herstellen. Echter, niet tot elke prijs, gezien het feit dat het GBVB onderdeel is van het uiteindelijke akkoord met het EP, waar ook de stijging van de betalingskredieten en de inzet van het flexibiliteitsinstrument deel uitmaken.

De marge van de Raad na eerste lezing bedroeg 14,4 mln. Hierbij had de Raad al rekening gehouden met de middelen voor Irak (190 mln) en een herstel van het GBVB tot het bedrag van de begroting in 2004 (62,6 mln). De verplaatsing van Kroatië van Categorie 4 naar Categorie 7, zoals voorgesteld in Nota van Wijziging No 1/2005, levert additionele ruimte op van 65 mln. Deze ruimte moet worden toegevoegd aan deze zeer krappe marge.

Categorie 5 (administratieve uitgaven)
Ten opzichte van de Ontwerpbegroting van de raad heeft het EP de administratieve uitgaven met 48,7 mln verhoogd. Hiermee komt het totaalbedrag in deze categorie op 6,4 mld (vastleggings- en betalingskredieten). De resterende marge is 3,2 mln.

Het EP heeft 10% van de administratieve uitgaven in reserve geplaatst om de Commissie aan te sporen de implementatie op diverse beleidsterreinen, inclusief proefprojecten en voorbereidende acties, te verbeteren.

Nederlandse inzet
Nederland wijst de amendementen waarbij geld in de reserve wordt gezet totdat de Commissie aan allerlei aanvullende voorwaarden heeft voldaan, in principe af omdat hier sprake is van oneigenlijk gebruik van de begrotingsprocedure.

Nederland is van mening dat de Raad het in eerste lezing ingenomen standpunt voor Categorie 5 moet handhaven.

Categorie 6 (reserves)
Geen opmerkingen.

Categorie 7 (pre-accessiesteun)
Het EP heeft met een aantal amendementen het totaal aan beschikbare betalingskredieten verhoogd met 596,6 miljoen. Het totaal in deze categorie komt hiermee op 1,9 mld. vastleggingen en 3,6 mld. betalingen.

Nederlandse inzet
Nederland wijst de door het EP voorgestelde verhoging van de betalingen af. Het feitelijke tempo van uitvoering noopt tot een zeer behoedzame raming. Indien gedurende het jaar mocht blijken dat toch meer middelen nodig zijn, dan kan de Commissie een voorstel bij Raad/EP indienen.


6. Inzet flexibiliteitsinstrument
Het flexibiliteitsinstrument is bestemd voor onvoorziene uitgaven die werkelijk nodig zijn, maar niet binnen de door de FP's bepaalde maxima gevonden kunnen worden. Het bedraagt ten hoogste 200 mln. per jaar. Voordat de Commissie met een voorstel tot het gebruik hiervan komt, moet zij alle mogelijkheden hebben onderzocht voor een kredietherschikking in de betreffende rubriek. Het flexibiliteitsinstrument kan in principe slechts eenmaal voor hetzelfde doel worden ingezet. Indien dit instrument wordt ingezet dan is feitelijk sprake van een ophoging van het desbetreffende sub-plafond van de FP's, met hogere afdrachten van de lidstaten tot gevolg.

Het EP wenst het flexibiliteitsinstrument in te zetten voor 190 mln. voor Irak.

Nederlandse inzet
Nederland is voorstander van financiële ondersteuning van Irak, ook in 2005, maar vindt de inzet van het flexibiliteitsinstrument niet gerechtvaardigd. Er is geen sprake van een onverwachte situatie, immers in 2004 werd reeds 160 miljoen voor Irak in de begroting ingeschreven. Bovendien stelt het Inter Institutioneel Akkoord dat het flexibiliteitsinstrument in principe niet gedurende twee achtereenvolgende begrotingsjaren voor hetzelfde doel dient te worden gebruikt; in 2004 werd het flexibiliteitsinstrument in tweede lezing voor 95 miljoen ingezet, eveneens voor Irak. De Raad heeft in eerste lezing de mogelijkheden voor herschikking in categorie 4 onderzocht en is daarin geslaagd. Nederland kan derhalve vasthouden aan de Raadspositie in eerste lezing; de inzet van het flexibiliteitsinstrument bij het externe beleid is niet noodzakelijk.

Ook bij het interne beleid ziet Nederland geen noodzaak tot inzet van het flexibiliteitsinstrument. Wel is Nederland zich bewust ervan dat de Raad bij de gewenste verlenging van Peace II en het voorstel van de Commissie om hiervoor het FP-plafond aan te passen, in de onderhandelingen met het EP de vragende partij is.


7. (mogelijk) Aanpassing Financiële Perspectieven 2000-2006 Indien de Raad akkoord gaat met het nu voorliggende Commissievoorstel inzake PEACE II (zie onder punt 4, Nota van Wijziging no 1/2005), dan zullen formeel de subplafonds in Categorie 2 moeten worden aangepast. De Commissie heeft voor deze aanpassing een voorstel gedaan. De Commissie doet tevens een voorstel om in verband met de in 2003 afgesproken landbouwmodulatie, in het kader van de hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een voetnoot in de FP tabel toe te voegen die overheveling van middelen van het GLB (Cat 1a) naar plattelandsontwikkeling (Cat 1b) mogelijk maakt. Ook hiervoor is volgens de Commissie een aanpassing van de huidige Financiële Perspectieven noodzakelijk. Deze wijziging heeft betrekking op de begroting voor 2006.

Nederlandse inzet
Nederland is tegen een aanpassing van de Financiële Perspectieven voor Peace II. Dit zet de geloofwaardigheid van de Raad op het spel. De Commissie zal bereid moeten worden gevonden middelen te zoeken onder het bestaand (sub)plafond van Cat. 2a en ook het VK en Ierland zullen als meest betrokken lidstaten bij moeten dragen aan een oplossing. Nederland is tevens niet overtuigd van de noodzaak om de FP's aan te passen om landbouwmodulatie in 2006 toe te kunnen passen en acht verdere zorgvuldige bestudering hiervan noodzakelijk. Zonodig kan dit begin 2005 tegelijk met de jaarlijkse technische aanpassing plaatsvinden.