Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk 25 november 2004 BVE/04/42699

Onderwerp Bijlage(n) Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten RMC Analyse 2003

2003

I. Inleiding

Jaarlijkse voortgangsrapportages
Sinds 2000 ontvangt u ieder jaar een voortgangsrapportage over de effecten van het Plan van aanpak voortijdig schoolverlaten (Kamerstukken II 1998-1999, 26 695, nr. 2). Doel van dit Plan van aanpak is het aantal voortijdige schoolverlaters `substantieel' terug te brengen, dit wil zeggen met 30% in 2006 en met 50% in 2010. Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie die tenminste een maand zonder geldige reden hebben verzuimd om onderwijs te volgen of niet meer als onderwijsdeelnemer staan ingeschreven. Een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt is in Nederland gedefinieerd als minimaal een havo-diploma of een diploma op niveau 2 (basisberoepsbeoefenaar) van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Basis voor de voortgangsberichten zijn de effectrapportages die de contactgemeenten voor 39 regio's met een Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten ieder jaar bij OCW indienen.

Conform de Verklaring van Lissabon (2000) wordt per 2010 gestreefd naar een vermindering van het aantal ingezetenen tussen 18 en 24 jaar zonder startkwalificatie met 50%. De voortgang met betrekking tot deze Europese doelstelling wordt gevolgd door Eurostat op basis van de enquête beroepsbevolking van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoewel er verschillen zijn in methode en definitie (registratie of steekproef, leeftijdsgroep), is duidelijk dat RMC-registratie en Eurostat- gegevens verband met elkaar houden. Immers naarmate het aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters per jaar vermindert, zal op termijn ook het cumulatieve aantal jongeren van 18-24 jaar zonder startkwalificatie afnemen. In bijlage 1 zijn de belangrijkste gegevens uit beide bronnen in een schema gezet en van commentaar voorzien. In de rest van deze rapportage wordt consequent uitgegaan van de data uit de effectrapportages van de Regionale Meld- en Coördinatiefuncties.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/8

Sinds 2002 zijn de activiteiten van de RMC-functies wettelijk verankerd, zijn bekostiging en regio- indeling bij amvb vastgesteld en is een ministeriële uitvoeringsregeling van kracht waarin nadere voorschriften zijn gegeven.
Als gevolg van deze codificatie en een sterke verbetering van de RMC-registratie in de grote steden is het aantal door de scholen gemelde en door de gemeenten geregistreerde voortijdige schoolverlaters, dat sinds 2000 rond de 40.000 bedroeg, in 2002 toegenomen tot 70.508. In de voortgangsrapportage over 2002 is hieraan veel aandacht besteed, waarbij ook cijfers uit andere bronnen dan de RMC-effectrapportages zijn vermeld. (`Registratie RMC werkt: jongeren zonder startkwalificatie beter in beeld'; niet-dossierstuk 2002-2003, ocw0300651, Tweede Kamer) Vervolgens zijn bij brief van 4 november 2003 (Kamerstukken II 2003-2004, 29 200 VIII, nr. 43) aan u een aantal nadere maatregelen beschreven om de doelstellingen van het beleid te realiseren.

Aanval op de uitval
In deze `aanval op de uitval' is aangegeven, dat de aantallen gemelde en geregistreerde voortijdige schoolverlaters over 2002 worden gehanteerd als nieuwe nulmeting. Uitgaan van de hogere aantallen in 2002 betekent dat het aantal voortijdige schoolverlaters omlaag moet worden gebracht met 21.000 in 2006 en met 35.000 in 2010. In de brief is vastgesteld dat dit geen geringe opgave is, waarvoor de inspanning van velen is vereist. Het onderwijs kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van voortijdig schoolverlaten, maar het kan de vaak meervoudige problematiek niet alleen oplossen.

Brede aanpak
Het kabinet heeft daarom gekozen voor een brede aanpak van de problematiek. Het beleid ten aanzien van voortijdig schoolverlaten is onderdeel van de operatie JONG en de interdepartementale Jeugdagenda.
In aanvulling op het visiedocument `Sterk en resultaatgericht voor de jeugd' (Kamerstukken II 2003- 2004, 29 240, nr. 5) volgen dit najaar plannen van aanpak. In één van die uitwerkingen zal aandacht worden geschonken aan activiteiten om het maatschappelijke rendement van het onderwijs te maximaliseren. Centraal hierin staan het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en maatregelen om de jeugdwerkloosheid omlaag te brengen.

De aanpak van voortijdig schoolverlaten kent twee lijnen: enerzijds preventie in het onderwijs ­ waarvoor in toenemende mate een beroep wordt gedaan op middelen uit het Europees Sociaal Fonds ­ en anderzijds curatief beleid gecoördineerd door de RMC-functies.

Ik acht het van belang deze beide lijnen goed met elkaar te verbinden. In het kader van de nota `Koers Bve: het regionale netwerk aan zet' (Kamerstukken II, 2003-2004, 27451, nr. 33) wordt de bve- instellingen daarom gevraagd om samen met hun regionale netwerk ambities te formuleren en prestaties op die ambities zichtbaar te maken. In eerste instantie gaat het daarbij om de Lissabon doelstellingen ten aanzien van het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en een leven lang leren. Ambities en prestaties worden via benchmarking gebruikt om te leren van elkaar. Van deze aanpak

blad 3/8

mag een positief effect worden verwacht, zowel waar het gaat om het preventieve beleid bij de instellingen als bij de curatieve aanpak (de samenwerking in het netwerk rondom de RMC-functies).

Ten slotte worden nieuwe mogelijkheden verkend, zoals in het convenant `Rotterdam zet door'. In dit convenant hebben Rotterdam en de ministeries van OCW en SZW afgesproken creatieve maatregelen te beproeven om waar mogelijk meer `dwang en drang' uit te oefenen, waaronder ook de mogelijkheden om jongeren met een uitkering te binden aan een combinatie van werken en leren. De Rotterdamse ervaringen kunnen landelijk worden benut.

Oorzaken van voortijdig schoolverlaten
Tijdens het Algemeen Overleg met de vaste Commissie voor OCW uit de Tweede Kamer op 27 september 2004 is mij gevraagd in te gaan op de oorzaken van voortijdig schoolverlaten. Ik heb toegezegd dit te zullen doen in deze voortgangsrapportage. De oorzaken van voortijdig schoolverlaten worden niet geregistreerd bij de RMC-functies, omdat zij nogal uiteen lopen. Bij de opstelling van de Uitvoeringsregeling RMC in 2002 is, mede op verzoek van de VNG, afgezien van een centrale registratie: het nalopen van individuele dossiers stuit op bezwaren (verhoging administratieve lasten, privacyaspecten) en een clustering van oorzaken in wat grotere rubrieken levert geen zinvolle informatie op ­ juist omdat er vaak sprake is van meerdere oorzaken. Het inspectierapport `Voor wie is de school? Jongeren over de invloed van het schoolklimaat op voortijdig schoolverlaten' (in 2001 aan uw Kamer gezonden met een beleidsreactie, zie: Kamerstukken II 2000-2001, 26695, nr.11) levert inzicht op in de verschillende factoren die een rol kunnen spelen bij het voortijdig schoolverlaten.
Een veel genoemde, directe oorzaak is een verkeerde beroepskeuze/opleidingskeuze als gevolg van het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld. De leer- en studieproblemen die hierdoor ontstaan, kunnen leiden tot een afnemende motivatie voor school. Daarnaast is er regelmatig sprake van problemen in de psychosociale, sociaal-maatschappelijke en/of sociaal-emotionele sfeer. Het gaat bijvoorbeeld om problemen thuis, gedragsproblemen, problemen met leraren, en contacten met politie en/of justitie. Verder kunnen beperkte cognitieve vaardigheden ook een oorzaak zijn. Tot slot zijn er jongeren die voor hun levensonderhoud op zichzelf zijn aangewezen en daardoor afhankelijk zijn van een inkomen. Voor hen is het dan aantrekkelijker om te gaan werken. Vaak is er sprake van een opeenstapeling van problemen die de leerling uiteindelijk doen besluiten de school (voorgoed) te verlaten. Dit gegeven is een belangrijke reden geweest voor de netwerkvorming rondom de RMC-functies.

Streefdoelen en financiële inzet
De meeste RMC-regio's hebben streefdoelen voor de toekomst geformuleerd. Daarin verwacht men een jaarlijkse afname van het aantal voortijdige schoolverlaters en een jaarlijkse toename in de herplaatsingen met 8 à 9%, die vooral gerealiseerd moeten worden in de leeftijdsgroep van 17-22 jaar.

In 2003 werd volgens de opgave in de RMC-effectrapportages tenminste 43.256.864 ingezet voor de aanpak van het voortijdig schoolverlaten. Een gedeelte van deze middelen is afkomstig uit de rijksbijdrage RMC-functie ( 10.716.558); de andere middelen zijn afkomstig uit GOA, GSB en andere gemeentelijke bronnen.

blad 4/8

Opzet van deze voortgangsrapportage
Tegen de achtergrond van alles wat er over het voortijdig schoolverlaten met uw Kamer is gewisseld in het afgelopen jaar en in verband met de komende concretiseringen in het kader van de operatie JONG, wordt in deze voortgangsrapportage over 2002-2003 volstaan met een evaluatie van de trend. Deze wordt gevolgd door mijn reactie.

Voor de goede orde wijs ik erop dat beide Kamers der Staten-Generaal in een afzonderlijke brief van 3 november 2004 zijn geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van de RMC-wet in 2003. Het evaluatieonderzoek (`Werk in uitvoering', door Bureau Sardes en het SCO Kohnstamm Instituut) betreft de relatieve invloed van de invoering van de RMC-wet (in december 2001) op melding en registratie, sluitende aanpak, invulling van de gemeentelijke regierol en de kosten van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten. (Kamerstukken II 2004-2005, 26695, nr. 15).

II. Samenvatting analyse RMC-effectrapportages 2003

In opdracht van OCW hebben het SCO Kohnstamm Instituut en bureau Sardes dit voorjaar een analyse opgeleverd van de 39 RMC-effectrapportages. Deze analyse is hierbij gevoegd.

Samenvattend zijn de bevindingen als volgt.


1. Ten opzichte van 2002 is het aantal nieuw gemelde en geregistreerde voortijdige schoolverlaters in 2003 met bijna 10 % gedaald (van 70.508 naar 63.849).

In de periode 1 augustus 2002 tot 1 augustus 2003 bedroeg het totale aantal geregistreerde voortijdige schoolverlaters 90.364, tegenover 95.194 in het schooljaar 2001-2002. Dit totaal is met 5% gedaald. Het totale aantal in 2003 bestaat uit de genoemde 63.849 nieuwe voortijdige schoolverlaters (dat zijn de jongeren die voortijdige schoolverlater werden in het schooljaar 2002-2003) en 26.515 oude voortijdige schoolverlaters (jongeren die in het voorgaande schooljaar als voortijdige schoolverlater werden geregistreerd en nog niet herplaatst waren op 1 augustus 2002).

Voor zover hierover gegevens zijn vastgelegd, is 58% van de voortijdige schoolverlaters van Nederlandse herkomst en 42 % allochtoon. De opleidingen die de meeste voortijdige schoolverlaters opleveren zijn het vmbo (19%) en de voltijd mbo-opleidingen in de beroepsopleidende leerweg (14%). In het voortgezet onderwijs verlieten 25.606 jongeren de school zonder diploma of overgangsbewijs en zonder zich in te schrijven voor een andere opleiding. Van de voortijdige schoolverlaters behoort 80% tot de leeftijdscategorie 17-22 jaar.


2. Het aantal herplaatsingen is licht gestegen.

blad 5/8

Het totale aantal herplaatste voortijdige schoolverlaters in de periode 1 augustus 2002 tot 1 augustus 2003 bedraagt 20.361. Vergeleken met het cijfer uit de RMC Analyse 2002 (20.142), is dit aantal met
1,3% gestegen.
Van de voortijdige schoolverlaters jonger dan 16 jaar is 44% herplaatst, van de jongeren van 16 jaar is 43% herplaatst en van de jongeren van 17-22 jaar is 16% herplaatst. In 62% van de gevallen vond herplaatsing in een onderwijstraject plaats (volledig onderwijs of een leerwerktraject), in 27% van de gevallen werd de jongere doorgeleid naar werk (WIW of een baan) en in 3% van de gevallen kwam de voortijdige schoolverlater in een opvangvoorziening terecht. Voor zover hierover gegevens zijn vastgelegd, zijn de meeste jongeren die herplaatst zijn van Nederlandse herkomst (72%).


3. Melding en registratie verbeteren.

Volgens de gegevens in de RMC-effectrapportages vervullen vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs en de bve-instellingen hun wettelijke meldingsplicht, zij het niet altijd voldoende snel (binnen de wettelijke termijn) en niet voldoende nauwgezet (melding van alle voortijdige schoolverlaters).

Het RMC-netwerk is voor 97% compleet. Dat wil zeggen dat volgens de RMC-functies vrijwel alle scholen, jeugdhulpverleningsinstellingen en justitiepartijen en 86% van de instellingen op het terrein van werk en inkomen op enige wijze in het netwerk betrokken zijn bij de aanpak van het voortijdig schoolverlaten.

Een belangrijke taak van de RMC-regio's is gelegen in de regionale registratie van voortijdige schoolverlaters. In het uitvoeringsbesluit bij de RMC-wet is aangegeven over welke registratiegegevens de regio's dienen te beschikken. Uit de analyse van de volledigheid van de cijfers bij de nieuw aangemelde voortijdige schoolverlaters in schooljaar 2002-2003 blijkt, dat de regio's hierin een duidelijke verbeterslag aan het maken zijn. De meeste regio's hebben vrijwel alle vereiste gegevens van de nieuwe voortijdige schoolverlaters in hun registratiesystemen opgenomen. Van de oude voortijdige schoolverlaters zijn in een beperkt aantal RMC-regio's alle vereiste registratiegegevens beschikbaar.


4. De aanpak van de prioritaire doelgroep (zonder diploma) is relatief succesvol.

Een aantal projecten en trajecten is speciaal bestemd voor de aanpak van de prioritaire voortijdige schoolverlaters (zonder diploma). Die insteek boekt, samen met andere factoren, een zeker rendement aangezien 31% van de prioritaire voortijdige schoolverlaters is herplaatst tegenover 19% van de niet prioritaire voortijdige schoolverlaters. De extra aandacht voor de prioritaire voortijdige schoolverlaters komt onder andere tot uiting in extra inzet bij intake en trajectbegeleiding en aparte projecten.

blad 6/8

Andere groepen voortijdige schoolverlaters waarvoor in een aantal regio's extra inspanningen worden gepleegd zijn de voortijdige schoolverlaters uit de ESF projecten, partieel leerplichtige voortijdige schoolverlaters, vmbo-gediplomeerden zonder vervolgbestemming en zwerfjongeren.


5. Conclusie

Uit de RMC Analyse 2003 kan geconcludeerd worden dat het beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, vruchten begint af te werpen. Terwijl door verbetering van melding en registratie steeds beter zicht ontstaat op de omvang van het verschijnsel, is het aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters in het schooljaar 2002-2003 voor het eerst gedaald. Het aantal herplaatste voortijdige schoolverlaters ­ vooral onder de prioritaire doelgroep zonder diploma ­ is toch nog licht gestegen.

IV. Beleidsreactie

De uitgangspositie voor het bereiken van de ambitieuze beleidsdoelstellingen is enigszins verbeterd, maar het is duidelijk dat er nog veel moet gebeuren.

Verhoging aantal herplaatsingen door intensivering trajectbegeleiding Gezien de omvang van het voortijdig schoolverlaten en de doelstellingen van de rijksoverheid, moeten de regio's er alles aan doen om zoveel mogelijk voortijdige schoolverlaters met succes te herplaatsen. In de afgelopen jaren is gebleken dat jaarlijks ruim 20.000 voortijdige schoolverlaters terugkeren in het onderwijs, of werk (alsnog) combineren met een opleiding om een startkwalificatie te behalen. Voor alle RMC-regio's zijn de beschikbaarheid van voldoende trajectbegeleiding en voldoende passende trajecten belangrijke voorwaarden om deze doelstelling te realiseren. De beschikbaarstelling van extra middelen voor trajectbegeleiding door OCW ( 2,5 mln. vanaf 2005, 5 mln. vanaf 2006) biedt de gemeenten de mogelijkheid om hiervoor meer formatie in te zetten. De extra middelen worden toegekend op grond van door de RMC-regio's bij OCW in te dienen verbeterplannen. De Taskforce Jeugdwerkloosheid kan bij de opstelling daarvan behulpzaam zijn en zal een vinger aan de pols houden bij de uitvoering ervan. In een opgestelde `RMC werkagenda 2004' werken de RMC-regio's inmiddels samen met Sardes aan verbeterde trajectbegeleidingsmodellen, zodat de extra formatie-inzet ook kwalitatief goed en efficiënt kan worden benut.

In lijn met het voorgaande is in het beleidskader voor de derde convenantsperiode van het GSB (`Samen werken aan de krachtige stad') het aantal door de G-30 gerealiseerde herplaatsingen (afgezet tegen het totale aantal gemelde en geregistreerde voortijdige schoolverlaters) gekozen als indicator. Van belang is dat de uitgangspositie van een stad in kaart wordt gebracht en dat hierbij passende ambities worden geformuleerd om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, die bijdragen aan het realiseren van de landelijke beleidsdoelstellingen.

blad 7/8

Leer-werkplekken: inspanning branche- en uitvoeringsorganisaties tegen jeugdwerkloosheid Ten aanzien van trajecten die zijn gebaseerd op een combinatie van leren en werken, wijzen verschillende RMC-regio's erop dat niet overal voldoende werkplekken beschikbaar zijn. Dit probleem wordt breed onderkend. Belangrijk zijn daarom de inspanningen van MKB Nederland, de Taskforce Jeugdwerkloosheid en RWI/CWI die ertoe moeten leiden dat er meer kansrijke werkplekken voor jongeren en dus ook voor voortijdige schoolverlaters komen. Vooral de 17-22 jarige voortijdige schoolverlaters en zeker daarbinnen de jongeren die door de RMC-coördinatie niet worden bereikt, omdat ze (tijdelijk) aan het werk zijn, kunnen profijt hebben van voorstellen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken.

Samenwerking onderwijs ­ jeugdzorg
Voor het bieden van ondersteunende zorg aan de voortijdige schoolverlater is het Bureau Jeugdzorg een belangrijke partij. Nog steeds wordt in de RMC-effectrapportages gewezen op de lange wachtlijsten bij de Bureaus Jeugdzorg, zodat een snelle aanpak van voortijdig schoolverlaten voor leerlingen met een meervoudige problematiek niet eenvoudig is. Ook zou het vaak aan gespecialiseerd aanbod voor deze schooluitvallers ontbreken.
Het kabinet zet in de Jeugdagenda in op een structurele basisvoorziening van zorg in en rond de school zodat elke leerling de zorg en begeleiding krijgt die hij nodig heeft. Daartoe wordt de zorgstructuur in de school versterkt en wordt in het kader van JONG ingezet op betere samenwerking met de instellingen rondom de school. Met het Plan van aanpak Veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor interne leerlingbegeleiding in het PO en VO (Kamerstukken II 2003-2004, 29 240, nr. 5). In de bve-sector is extra leerlingbegeleiding mogelijk met gebruikmaking van het budget voor Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA). De komende jaren wordt dit budget stapsgewijs verhoogd, zodat meer ruimte ontstaat voor intensieve begeleiding. Hiermee wordt al proefgedraaid, onder meer in pilot projecten die in opdracht van OCW worden ondersteund door het Landelijk Centrum voor Onderwijs en Jeugdzorg (LCOJ). Om te komen tot een werkbaar model voor de uitvoeringspraktijk in de bve-sector, zal de begeleiding door het LCOJ in 2005 met kracht worden voortgezet.

Melding en registratie: verbeteracties en perspectief Sluitende melding en goede registratie zijn twee andere pijlers van de RMC-aanpak. In de genoemde landelijke `RMC werkagenda 2004' wordt op dit punt een kwaliteitsslag gemaakt door goed werkende ondersteunende instrumenten voor melding, registratie, netwerkvorming en controle onder te brengen in een werkkit voor (toekomstige) RMC-coördinatoren. Verschillende (grote) steden hebben sinds de invoering van de RMC-functies in 1994 gewerkt aan een eigen registratiesysteem waarin ook gegevens uit de leerplichtadminstratie worden opgeslagen. Daarnaast zijn er enkele goede RMC-registratiepaketten op de markt gekomen, die de decentrale uitvoeringspraktijk faciliteren. Van belang is dat OCW zorgt voor bestendigheid in de gegevensvraag. Op aandrang van de VNG is daarom het formulier bij de Uitvoeringsregeling RMC (2002) zó ingericht, dat het voorlopig geen wijziging behoeft. OCW zendt de RMC-coördinatoren jaarlijks wel een `handreiking' met aandachtspunten bij de invulling hiervan.

blad 8/8

Het is een gegeven dat, ondanks grote verbeteringen sinds de inwerkingtreding van de RMC-wet eind 2001, de RMC-registratie nog niet sluitend is. Met de invoering van het persoonsgebonden nummer in alle sectoren van het onderwijs ontstaat echter vanaf 2006 van alle jongeren een overzicht of zij leerplichtig zijn, een startkwalificatie hebben behaald en nog onderwijs volgen. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarbij de Informatie Beheer Groep wordt toegestaan aan de gemeenten te melden welke ingezeten jongeren die nog leerplichtig zijn dan wel nog geen startkwalificatie hebben behaald, niet meer naar school gaan. Daarmee kan het systeem van opsporing en registratie van voortijdige schoolverlaters op termijn (nagenoeg) sluitend worden. OCW subsidieert een project van de VNG waarin de uitvoeringspraktijk wordt voorbereid op een geïntegreerde leerplicht/RMC-registratie.

V. Tot besluit

Zoals ook in de evaluatie van de RMC-wet (`Werk in uitvoering') ­ die de beide Kamers der Staten- Generaal separaat hebben ontvangen ­ wordt opgemerkt, blijft de aanpak van voortijdig schoolverlaten in alle opzichten `mensenwerk'. OCW wil daarvoor de optimale condities te scheppen, waar nodig in overleg met andere ministeries. Dat gebeurt enerzijds door de scholen in staat te stellen aantrekkelijk onderwijs te bieden, bijvoorbeeld door te streven naar een soepele overgang van vmbo naar mbo of een meer competentiegerichte kwalificatiestructuur en brede assistentenopleidingen in de bve-sector. Anderzijds wordt het specifieke beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, versterkt voortgezet.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(Mark Rutte)

blad 9/2

BIJLAGE

De ontwikkeling van het voortijdig schoolverlaten in Nederland wordt gevolgd door analyse van het aantal door de scholen gemelde en bij 39 RMC-contactgemeenten geregistreerde voortijdige schoolverlaters van 12-23 jaar. Basis hiervoor zijn de jaarlijks bij OCW in te dienen RMC- effectrapportages.

De voortgang met betrekking tot de Lissabon doelstelling om per 2010 het aantal jongeren van 18 - 24 jaar zonder startkwalificatie met 50 procent te verminderen, wordt gevolgd door Eurostat op basis van de enquête beroepsbevolking van het CBS.

De twee bronnen geven dus niet hetzelfde aan. Afgezien van verschillen in methode (CBS voert een enquête uit, RMC is een registratie) en definitie (andere leeftijdsgroepen) heeft de RMC-registratie betrekking op nieuwe vsv-ers, terwijl het CBS cumulatief het aantal jongeren zonder startkwalificatie meet. Wel is er een verband tussen beide verzamelingen: naarmate het aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters per jaar vermindert, zal op termijn ook het cumulatieve aantal jongeren tussen 18 en 24 jaar zonder startkwalificatie afnemen.

Onderstaand zijn de uitkomsten met elkaar vergeleken.

Bron 1999 2000 2001 2002 2003 Ingezetenen zonder 218 duizend 207 duizend 205 duizend 201 duizend 202 duizend startkwalificatie
(CBS)1) (16,2 %) (15,5 %) (15,3 %) (15,0 %) (15,0 %) Aantal nieuwe vsv-ers 40 duizend 47 duizend 71 duizend 64 duizend (RMC)2) -
(3,2 %) (3,7 %) (5,5 %) (5%) Aantal herplaatsingen 18 duizend 22 duizend 20 duizend 20 duizend (RMC) -
(43 %) (48 %) (29 %) (31%)


1) Hierbij gaat het om het aantal ingezeten van 18 tot en met 24 jaar zonder startkwalificatie die geen onderwijs volgen (cumulatief). Percentages hebben betrekking op het aantal ingezetenen zonder startkwalificatie ten opzichte van het aantal inwoners van 18-24 jaar.
2) Een voortijdige schoolverlater is gedefinieerd als een jongere van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs heeft verlaten en niet binnen een maand opnieuw is ingeschreven in het onderwijs. Percentages hebben betrekking op het aantal vsv-ers ten opzichte van het totale aantal ingeschreven leerlingen in deze leeftijdscategorie.