Ministerie van Buitenlandse Zaken

Azough over een vader en twee kinderen die Marokko niet kunnen verlaten

Beantwoording vragen Azough over een vader en twee kinderen die Marokko niet kunnen verlaten

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Consulaire Zaken
Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

26 november 2004

Behandeld

A.M.J. Pfaff

Kenmerk

DCZ/CM-ap

Telefoon

070-348 47 70

Blad


1/1

Fax

070-348 52 56

Bijlage(n)

dcz-cm@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van het lid Azough (GroenLinks) over een vader en twee kinderen die Marokko niet kunnen verlaten.

Graag bied ik u hierbij mede namens Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door Kamerlid Azough (GroenLinks) over een vader en twee kinderen die Marokko niet konden verlaten. Deze vragen werden ingezonden op 12 oktober 2004 met kenmerk 2040501620.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Verdonk, minister Vreemdelingenzaken en Integratie op vragen van het lid Azough (Groen Links) over een vader en twee kinderen die Marokko niet kunnen verlaten.

Vraag 1

Kent u het bericht dat een Nederlandse vader uit Rotterdam en zijn twee minderjarige kinderen Marokko niet kunnen verlaten?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat door een vonnis van een Marokkaanse rechter de vader eerst bijna 5000,- Euro dient te betalen als alimentatie aan de, in Nederland verblijvende, ex-echtgenote voordat de man met zijn kinderen Marokko kan verlaten? Is het mogelijk dat de Rotterdamse vader niet op de hoogte was van de in Marokko aangespannen procedure en bij afwezigheid is berecht?

Antwoord

Ja, het is waar dat betrokkene een alimentatieschuld diende te voldoen voordat hij Marokko weer kon verlaten.

Het is niet bekend of betrokkene hiervan eerder op de hoogte was. Bij aankomst in juni 2004 is betrokkene in ieder geval door de Marokkaanse grenspolitie op de hoogte gesteld van deze verplichting. Betrokkene heeft uitstel van betaling gekregen en is niet berecht. Uiteindelijk is de alimentatieschuld via de advocaat van betrokkene op 12 oktober 2004 betaald. Hierna was betrokkene vrij om Marokko te verlaten. Vernomen is dat betrokkene inmiddels met zijn kinderen is teruggekeerd naar Nederland.

Vraag 3

Is het waar dat de gemeente Rotterdam de afdeling Leerplicht van de Dienst Stedelijk Onderwijs heeft ingelicht in de hoop dat deze afdeling de teruggeleiding van de kinderen naar Nederland zou kunnen organiseren. Zo ja, wat zijn de resultaten tot nu toe? Deelt u de mening dat alles in het werk moet worden gesteld om deze kinderen zo snel mogelijk in Nederland hun opleiding te laten vervolgen?

Antwoord

De Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) is een onderdeel van de gemeente Rotterdam. Met het oog op het verzuim van de kinderen is de afdeling Leerplicht van deze dienst geïnformeerd over onderhavige zaak. Deze afdeling heeft contact opgenomen met de school van de kinderen om de stand van zaken te bespreken. Aangezien de afdeling Leerplicht van de DSO geen mogelijkheden of middelen heeft om kinderen uit het buitenland naar Nederland te halen, kon de afdeling de teruggeleiding van de kinderen naar Nederland niet bewerkstelligen.

Vraag 4

Kunt u aangeven op welke wijze de Nederlandse ambassade in Marokko zich voor deze familie heeft ingezet?

Antwoord

Betrokkene is, toen hij zich op 31 augustus 2004 meldde bij de ambassade, geïnformeerd over het feit dat de ambassade geen middelen ter beschikking kan stellen voor uitstaande schulden, maar wel zou kunnen zorgen voor een noodpaspoort voor de twee kinderen. De kinderen zouden daarmee alvast terug kunnen reizen naar Nederland, zodat zij hun opleiding zouden kunnen vervolgen. Nadat betrokkene had aangegeven van dit aanbod geen gebruik te willen maken, heeft de ambassade ten behoeve van de school van de kinderen een verklaring opgesteld waarin het gedwongen oponthoud in Marokko werd bevestigd.

Vraag 5

Kunt u, bijvoorbeeld door tussenkomst van de `commission consultative maroco-néerlandaise' er bij de Marokkaanse overheid sterk op aandringen dat de vader en zijn kinderen zo snel mogelijk kunnen terugkeren naar Nederland?

Antwoord

Betrokkene en zijn kinderen zijn reeds teruggekeerd naar Nederland, derhalve is het niet meer opportuun om te onderzoeken of de `commission consultative maroco-néerlandaise' in deze zaak kan worden ingeschakeld.

Vraag 6

Hoe oordeelt u over dit optreden van de Marokkaanse overheid in het licht van de aanbeveling van de commissie Blok: "De Nederlandse overheid neemt zodanige maatregelen dat Nederlandse staatsburgers geen belemmeringen ervaren door wetgeving van het land van herkomst"?

Antwoord

Ik kan geen oordeel geven over het handelen in deze zaak door de Marokkaanse overheid.

Ik kan alleen vaststellen dat ook in Nederland
alimentatieverplichtingen moeten worden voldaan.