Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Inleiding bij de uitreiking van de Sicco Mansholtprijs 2004

door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr. C.P. Veerman, bij de uitreiking van de Sicco Mansholtprijs 2004, Den Haag, 2 december 2004

Dames en heren,

Vandaag zijn we hier in het prachtige theater Diligentia bijeen om twee reuzen uit de Europese landbouwgeschiedenis te eren.

Ten eerste is daar natuurlijk Sicco Mansholt, de Groningse boerenzoon die uitgroeide tot de architect van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van wat toen nog de Europese Economische Gemeenschap heette.

En nu hebben we een minstens even groot Europeaan in ons midden: Franz Fischler, die 10 jaar keihard heeft gewerkt om de erfenis van Mansholt aan te passen aan de eisen van een nieuwe tijd. Voor die inspanningen krijgt hij, zoals we net van juryvoorzitter Arie van den Brand hebben gehoord, de Sicco Mansholtprijs.

Ik kan me eerlijk gezegd geen gekwalificeerder laureaat voorstellen. Want vergist u zich niet: de ombuiging van het door Mansholt ontworpen Europese landbouwbeleid is een titanenklus geweest, een Umwertung aller Werten, waarvoor enorme politieke moed en grote persoonlijke inzet nodig waren. Terecht benadrukt de jury van de Mansholtprijs beide eigenschappen van de laureaat.

Ik vergelijk het werk van Franz Fischler wel eens met het tegen de stroom inroeien van een lekke schuit. Hard aan de riemen trekken, constant hozen en dan het verloren terrein weer herwinnen: daarvoor heb je het koppige karakter nodig van de bergboer die Franz diep in zijn hart altijd gebleven is.

Dames en heren!

Franz Fischler is dus begonnen met de renovatie van het gebouw dat is neergezet door Sicco Mansholt en zijn Gideonsbende van medewerkers. Ik zeg met opzet: 'begonnen', want de klus is nog lang niet geklaard - Franz zal de eerste zijn om dat toe te geven.

Maar hoe zag dat oorspronkelijke landbouwbeleid eruit? Waar vond het zijn wortels? En waarom was het na veertig jaar nodig de bezem erdoor te halen?

Toen Mansholt eind jaren vijftig aantrad als eerste Europese Landbouwcommissaris was het continent zich nog aan het herstellen van de diepe wonden die de Tweede Wereldoorlog had geslagen. Mansholt zelf had in het decennium na de oorlog al een indrukwekkende loopbaan bij de Nederlandse overheid achter de rug: eerst als Commissaris voor de Voedselvoorziening, daarna als minister van Landbouw en Visserij in een aantal kabinetten van rooms-rode signatuur.

De voedselschaarste die de bevolking tijdens de slotfase van de bezetting had getroffen - de hongerwinter van 1944-45 lag iedereen nog vers in het geheugen - was één van Mansholts drijfveren om de Nederlandse landbouw te moderniseren; de andere vond zijn grondslag in de verpaupering onder de boeren tijdens de economische crisis in de jaren dertig.

Wat Mansholt voor ogen stond was een systeem dat werd gedreven door de markt en dat was gericht op verhoging van de arbeidsproductiviteit, lage kosten, garantieprijzen en de toepassing van de modernste landbouwtechnieken. Alleen zo konden voedselzekerheid en boereninkomens worden veilig gesteld.

De verwezenlijking van zijn ideeën leidden op Nederlands kabinetsniveau tot stevige knokpartijen. Later, in Brussel, waar Mansholt zich ontwikkelde tot een prominent lid van de Europese Commissie, kregen die gevechten - in het bijzonder met de Fransen en de Duitsers - een episch karakter. Mansholts uithoudings- en doorzettingsvermogen tijdens de soms etmalen durende marathonvergaderingen waren legendarisch.

De invoering van het 'Mansholt-plan' op Europese schaal - één vrije, interne markt; marktordening per product; garantieprijzen en variabele heffingen aan de buitengrenzen - ging dus bepaald niet zonder horten of stoten. Toch was er in 1966 een bescheiden reden tot feestvreugde: de eerste twee fasen van de door Mansholt voorgestane hervormingen hadden hun beslag gekregen - zij het in sterk verwaterde vorm. Ondanks dat kunnen we gerust spreken van de Eerste Groene Revolutie in Europa.

Ik zei het al: de ideeën van Sicco Mansholt waren vooral gericht op de markt, op productie, op boereninkomens. Toch voorzag hij ook een bredere rol voor de landbouw. Al bij zijn afscheid als minister in december 1957 zei hij overtuigd te zijn dat de landbouw economisch, sociaal, sociologisch en politiek een wezenlijke taak had in de maatschappij. Tegenwoordig zouden wij aan die trits de instandhouding van natuur, milieu, landschap en platteland toevoegen.

Dames en heren!

Dit brengt mij op de Tweede Groene Revolutie in Europa, die een jaar of 10, 15 geleden in gang is gezet en die tot op de dag van vandaag voortduurt. Ik heb het over een koerswijziging die even indrukwekkend is als het Plan-Mansholt van een halve eeuw geleden. Een koerswijziging die onder meer werd ingegeven door de zorgen over de grootschalige, intensieve landbouw en de daaruit voortvloeiende overschotten en schade aan natuur en landschap.

Sicco Mansholt zag de bui overigens al in 1968 hangen, toen de overschottenproblematiek de EEG boven het hoofd dreigde te groeien. Zijn plan om de Europese landbouw structureel te saneren door quotering en verlaging van de garantieprijzen veroorzaakte, om Mansholt-kenner J.C.F.J. van Merriënboer te citeren, een 'aardbeving' in Europese landbouwkringen.

Vier jaar later, na lezing van het beroemd/beruchte rapport van de Club van Rome, Grenzen aan de groei, werd Mansholt radicaler: hij pleitte voor een niet-vervuilend productiesysteem op basis van een gesloten kringloopeconomie. Dertig jaar na dato zijn we helaas nog steeds niet zover; wel is het besef in brede kring doorgebroken dat de landbouw zonder duurzaamheid ten dode is opgeschreven.

Het is aan Franz Fischler toegevallen leiding te geven aan de Tweede Groene Revolutie: een totale verandering van het denkconcept achter het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

In plaats van de boer puur te zien als een productiefactor bekijken we de landbouw nu veel meer als onderdeel van een vitaal platteland, waarin economische, ecologische en landschappelijke waarden op voet van gelijkheid naast elkaar verkeren. In dat nieuwe concept horen we echo's van Mansholts opvattingen van 45 jaar geleden, die ik net al aanstipte: de wezenlijke rol die de land- en tuinbouw heeft te spelen in de maatschappij.

Als Europees Commissaris voor Landbouw, Visserij en Plattelandsontwikkeling heeft Fischler zich twee zittingsperioden lang met hart en ziel gewijd aan de verwerkelijking van dat nieuwe concept: een economisch gezonde, duurzame en midden in de samenleving staande landbouw. Bij dat hervormingswerk heeft hij elementen van Mansholts denken overgenomen. Die pleitte immers in 1993 al voor een vaste vergoeding per hectare aan de boeren in plaats van de productgebonden subsidies en prijsgaranties. Het is van wezenlijk belang dat we nu, in een Unie met 25 lidstaten, werken aan de doorvoering van dat systeem.

Want Franz Fischler begrijpt als geen ander dat de landbouw ook op de langere termijn niet zonder steun kan. Maar hij snapt ook dat de legitimering van die steun niet alleen gelegen kan zijn in de voedselproductie.

De boer zal een breed draagvlak moeten vinden door met verve de rol te spelen van hoeder van het platteland. Dat platteland is namelijk niet meer alleen van hem, maar steeds meer ook voor stedelingen, die er rust, ruimte en recreatiemogelijkheden zoeken.

Boeren zullen daarom inventiever moeten worden in het aanbieden van alternatieve producten en diensten: streekproducten, kampeergelegenheid, faciliteiten voor conferenties in het groen, zorgverlening, om maar een paar voorbeelden te noemen. En voor voor het verrichten van wat wij in Nederland 'groene diensten' noemen, waaruit niet direct inkomsten voortvloeien - zoals bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer - verdienen boeren de steun van de belastingbetaler.

In ruil daarvoor moet de boer zich maatschappelijk geëngageerder opstellen door zich beter rekenschap te geven van de eisen die consument en samenleving tegenwoordig stellen op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijn, voedselkwaliteit en -veiligheid.

Ik ben het overigens met Franz Fischler eens dat steun aan de landbouw niet moet leiden tot handelsverstorende praktijken zoals het dumpen van gesubsidieerde landbouwproducten op de wereldmarkt. Ook daar sluiten Fischlers opvattingen aan bij die van Sicco Mansholt, die altijd een voorvechter van 'fair trade' is geweest.

Dames en heren!

Tot slot signaleer ik nog een belangrijke overeenkomst tussen de naamgever van de Mansholtprijs en de laureaat: beiden zijn boer in het diepst van hun gedachten.

Mansholt en Fischler bewerkten onder moeilijke omstandigheden het land. Sicco in de jaren dertig als jonge boer in de zojuist drooggevallen Wieringemeerpolder, Franz al vanaf zijn 14de op de boerderij van zijn grootouders in de Tyroler bergen.

Franz Fischler heeft een groot boerenhart; hij kent de emoties van het boer-zijn, hij houdt van het land, van de boerencultuur. De Europese landbouwsector hoort dat hart kloppen en kan daarom zijn soms verstrekkende hervormingen aanvaarden. We zijn Franz veel verschuldigd.

Daarom is het mij een grote eer om nu de Sicco Mansholtprijs 2004 aan hem te overhandigen.

Ik dank u zeer.