CDA

Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, mr. Yvonne E.M.A. Timmerman-Buck, ter gelegenheid van de herdenking van Z.K.H. Prins Bernhard, Bijzondere Verenigde Vergadering van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, Den Haag, 6 december 2004.

Het is 1948, het jaar van de troonswisseling. Koningin Wilhelmina richt zich met een openbare brief aan Prins Bernhard. Zij schrijft: "Gelijk met de troonsbestijging van Juliana zijt gij krachtens de geldende bepalingen "de" prins der Nederlanden. Ik doe een beroep op alle land- en rijksgenoten, en niet minder op het buitenland, u zó te noemen. Alhoewel goedbedoeld, is de vergissing vrij algemeen, dat gij in den vervolge prins-gemaal zoudt heten". Geen prins-gemaal die zich beperkt tot het vervullen van sociale en representatieve verplichtingen. Dat strookte met de zienswijze van de Prins Bernhard, die niet alleen een hekel had aan de aanduiding 'prins-gemaal' maar in 1963 tevens uitsprak: "Van elk lid van elke koninklijke familie moet het uiterste gebruik worden gemaakt, naar de mate van talenten die God hun gegeven heeft". Zo heeft prins Bernhard 17 minister-presidenten meegemaakt; zo hebben 17 minister-presidenten Prins Bernhard meegemaakt. Iemand die hechtte aan vrijheid. Maar niet alleen voor zichzelf.

De nacht van de bezetting was neergedaald. Kort daarna werden op de verjaardag van de Prins in ons land veelvuldig witte anjers gedragen. Deze symboliek van stil verzet manifesteerde zich, lang voordat hij kon uitgroeien tot toeverlaat van Koningin Wilhelmina in Londen en baken van hoop in ons land. Professor Cleveringa schreef op die 29e juni 1940 in zijn dagboek: "Alles een machteloze vertoning? Ten dele ja; maar er ging een zedelijk sterkende kracht van uit. Men keek elkaar even aan; zei niets; men begreep alles van elkaar". De bezetters waren dan ook woedend. Het inspirerende optreden van de Prins als bevelhebber van de Nederlandse en Binnenlandse Strijdkrachten heeft bij vele veteranen de al zo waardevolle kameraadschap verrijkt met levenslange trouw. Die trouw was wederzijds. Zo geëmotioneerd als Prins Bernhard was bij de toekenning van het Verzetsherdenkingskruis, zo unaniem was het zeer divers samengestelde Nationaal Comité bij het besluit daartoe. Prins Bernhard: de tirannie verdreven, den vaderland getrouwe.

Bij de wederopbouw heeft hij zijn talenten hernieuwd markant aangewend. Wereldwijd gingen deuren open, door zíjn toedoen, in het belang van ónze handelsbetrekkingen. De internationale contacten en het zakelijk talent: dat knooppunt is in 1976 een breekpunt geworden. De Prins heeft zich moeten voegen naar wat de ministeriële verantwoordelijkheid vereist. Dit staatrechtelijk beginsel kan ondersteunend zijn, maar ook beperkend. De toepassing ervan behoort mee te bewegen met de souplesse van het recht dat noodzakelijkerwijze in elke concrete situatie moet worden gevonden. Zo sprak de Prins zich begin jaren zeventig uit over terughoudendheid van het parlement ten behoeve van een daadkrachtige regering. De vrijheid van die meningsuiting werd begrensd. Het betrof immers een uitspraak van de echtgenoot van het staatshoofd, die het functioneren van ons parlementaire stelsel raakte. De vrijheid van meningsuiting voor een lid van het Koninklijk Huis is groter naarmate de afstand tot de Kroon groter is en het onderwerp dichter bij de privésfeer komt. Ministeriële verantwoordelijkheid werd daarom begin dit jaar gedragen voor openbaarmaking van een brief van Prins Bernhard in een dagblad, waarin hij zich verweerde tegen in zijn ogen onterechte oordelen over onder andere zijn persoon.

Met een dergelijke brief voelden velen in ons land mee. Dat was ook het geval met de uitspraak van de Prins twee jaar geleden over een eigenmachtig optreden van enkele burgers tegen een winkeldief. Dit, vanuit positieve herkenning van een eigen opvatting maar ook vanuit waarderende herkenning van de Prins: de authenticiteit van diens overtuiging en de drang zich te uiten over wat hem, in zijn beleving, diep raakte.

Geraakt was Prins Bernhard ook door de zin en zeggingskracht van cultuur. Doordrongen was hij daarnaast van de waarde van de natuur, en dat niet alleen vanwege de door hem als ontroerend ervaren schoonheid ervan. Gegrepen door de bedreiging van die waarden gold zijn kenmerkende gedrevenheid niet alleen de krijgsmacht en het bedrijfsleven. Hij opereerde ook op het gebied van cultuur en natuur succesvol bij het nationaal, Europees en wereldwijd openen van deuren. Door innemende charme, maar tevens door inhoudelijke bekwaamheid en idealistische onvermoeibaarheid. Het feit dat hij lid was van het Koninklijk Huis bevorderde gezagsvol optreden. De ministeriële verantwoordelijkheid die terzake werd gedragen, bood hem daartoe de ruimte en ondersteuning. Daarenboven: vele kabinetten hebben zelden vergeefs een beroep op hem gedaan om voor de belangen van ons land in te staan en baat gehad bij de verrichtingen van de Prins. Wij zijn dankbaar voor zijn grote betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en zijn inzet voor ons land gedurende vele decennia.

Prins Bernhard: geen prins-gemaal, geen afgeleide, maar - aan de zijde van Koningin Juliana - '"de" Prins der Nederlanden'. Met ruimte voor wat hij kon en voor wie hij was: een getalenteerde eigenzinnige man die ademde met zijn hart. Zo heeft hij gesproken, zo heeft hij gehandeld, zo heeft hij geleefd. Wij wensen diegenen die hij zijn kostbaarste bezit noemde kracht toe om het verlies van hun zo dierbare vader, grootvader en overgrootvader te dragen.

---- --