---

Brieven aan de Kamer
---

Project groot pantservoertuig Boxer

7-12-2004 12:17:00

Inleiding Nadat het Verenigd Koninkrijk op 17 juli 2003 bekend had gemaakt zich uit het trilaterale ontwikkelproject Boxer te willen terugtrekken is een moeizaam en complex traject van besprekingen en onderhandelingen gestart met als doel overeenstemming te bereiken over bilaterale voortzetting van het project door Duitsland en Nederland. Het besluit van ALVIS zich in navolging van de Britse overheid uit het industriële consortium ARTEC terug te trekken, maakte deze onderhandelingen extra ingewikkeld. Het Nederlandse uitgangspunt bij deze besprekingen was dat de bilaterale voortzetting niet mocht leiden tot meerkosten voor de ontwikkelingsfase en vertraging van het project. Over dit traject heb ik u regelmatig geïnformeerd.

Overeenkomsten In mijn brief van 13 oktober 2004 (Kamerstuk 26 396, nr. 38) heb ik u gemeld dat eind augustus van dit jaar een principe overeenstemming is bereikt tussen de deelnemende industrieën, de betrokken overheden en OCCAR over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit het Boxer-project en de terugtrekking van ALVIS uit ARTEC. Op basis van deze principe overeenstemming zijn vervolgens de detailafspraken tussen de landen in een zogenaamde "Final Settlement" vastgelegd. Daarnaast zijn drie overeenkomsten tussen OCCAR en ARTEC opgesteld: het bilaterale contract, een overeenkomst voor de Britse schadevergoeding en een overeenkomst voor de aanpassing van de voormalige Britse prototypen voor het uitvoeren van de beproevingen. Het "Final Settlement" is op 22 november jl. door ondertekening van kracht geworden. Gelijktijdig heeft Nederland OCCAR gemachtigd de overeenkomsten met ARTEC te ondertekenen. Hiermee is de Britse uittreding uit het Boxer ontwikkelprogramma een feit.

In het bilaterale contract inzake de voortzetting van de ontwikkelingsfase is rekening gehouden met de overheveling van de Britse werkpakketten naar de Duitse en Nederlandse industrie. Voor Nederland betreft dit onder meer activiteiten voor de realisatie van "Integrated Logistic Support", de zogenaamde "Mission module hull" (basis voor specifieke voertuiginrichting) en Airco/NBC. Dit bilaterale contract leidt voor Nederland niet tot meerkosten. Zoals gesteld worden de overeenkomsten voor schadevergoeding en de aanpassing van de Britse prototypen door het Verenigd Koninkrijk betaald. De Britse uittreding leidt daarom niet tot een overschrijding van het voor de ontwikkelingsfase gereserveerde budget van 113 miljoen.

Vervolg Mede als gevolg van de moeizame onderhandelingen over de bilaterale voortzetting is de ontwikkelingsfase met een half jaar vertraagd. Uitgaande van het voorliggende bilaterale contract zal de ontwikkelingsfase in juni 2006 worden afgerond. Dit heeft echter geen consequenties voor het totale project, omdat voldoende tijd rest om de eerste levering van de serie volgens de planning vanaf 2009 mogelijk te maken.

Zoals eerder aan u is gemeld, is de contractuele optie voor een mogelijke serie door de Britse uittreding komen te vervallen. In het nieuwe bilaterale contract is vastgelegd dat uiterlijk in september 2005 een nieuwe serieprijs wordt aangeboden die is gebaseerd op de gewijzigde industriële verhoudingen. Daarna kan Defensie de keuze maken tussen het seriematig verwerven van de Boxer of het aanvangen van een commercieel traject met alternatieven.

Met betrekking tot de inventarisatie van de mogelijke alternatieven is een "Request For Information" aan zes leveranciers van gepantserde wielvoertuigen gestuurd. De eerste resultaten daarvan worden verwerkt in de jaarrapportage over 2004 die begin 200 5zalwordenaangeboden. Tevens zal, na de besluitvorming over de verwerving van het project infanteriegevechtsvoertuig (IGV), met de voor dat project geselecteerde leverancier worden onderzocht of familievorming tussen het IGV en het groot pantserwielvoertuig mogelijk en haalbaar is. Deze informatie wordt u in de loop van 2005 aangeboden.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Nieuws Nieuwsberichten