Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

LNV-Groeibrief - 'Groeien in concurrentie'


13 december 2004 - De agrarische sector van primaire productie tot verwerking en distributie (het 'agrocluster'), kan een flinke bijdrage leveren aan de groeiagenda van dit kabinet en het Europese streven de meest concurrerende economie ter wereld te worden (de 'Lissabonstrategie'). Dat beeld schetst minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in zijn brief 'Groeien in Concurrentie' aan de Tweede Kamer.

Het agrocluster is goed voor 10% van het Nederlandse Bruto Nationaal Product, 10% van de werkgelegenheid en bovendien 20% van de exportwaarde. Het Nederlandse agrocluster staat als een van de grootste exporteurs van agrarische producten ter wereld internationaal gezien in hoog aanzien. Het agrocluster heeft een sterke uitgangspositie, maar wordt met een aantal belangrijke maatschappelijke en economische ontwikkelingen geconfronteerd zoals eisen op het gebied van duurzaamheid en de steeds verdergaande liberalisatie van de wereldhandel. De uitdaging voor de sector is zich aan te passen aan de veranderende omgeving zonder verlies van economische kracht. De rol van de overheid zal daarbij steeds meer een ondersteunende in plaats van een verzorgende zijn. De minister van LNV richt zijn beleid op drie thema's: versterking concurrentiekracht, ondernemerschap en innovatie.

Versterking van de concurrentiekracht is nodig mede door de verdergaande mondialisering. Het kabinet ondersteunt dit met lastenverlichting door verlaging van de vennootschapsbelasting en verhoging van de zelfstandigenaftrek. LNV streeft er naar geen nationale regelgeving aan Brusselse toe te voegen en wil de administratieve lasten per 2007 met 25% verminderen. LNV beseft dat handelingen van de overheid het im- en exporterende bedrijfsleven in hun concurrentiepositie kunnen benadelen door bijvoorbeeld grenscontroles. Projecten als Slim fruit en Cliënt, die werken met elektronische voormelding, zorgen voor optimalisatie van dergelijke controles. Ook de fysieke infrastructuur van de sector is belangrijk voor de concurrentiepositie. Via het Platform Agrologistiek wil de overheid in samenspraak met het bedrijfsleven komen tot het ruimtelijk dichter bij elkaar brengen van activiteiten.

Ontwikkelingen in het agrocluster vergen steeds meer van het ondernemerschap. De overheid bevordert ondernemerschap door het ondernemen makkelijker te maken en het ondernemingsklimaat te verbeteren. Zo wil LNV samen met het bedrijfsleven en de financiële sector kijken naar de financieringsproblematiek van grond. Ook wordt in het kader van fiscale vergroening een uiterste inspanning gedaan om biobrandstoffen per 2006 te stimuleren. Aan de ander kant bevordert LNV ondernemerschap door het onderwijs beter te richten op de uitdagingen die het ondernemerschap in de toekomst biedt. De toekomstige beroepspraktijk komt meer centraal te staan en naast vakcompetenties moeten juist ondernemerscompetenties ontwikkeld worden.

Cruciaal voor de economische groei in de toekomst is het innoverend vermogen. Dat het agrocluster innoverende ondernemers kent, werd nog eens benadrukt door de aanwijzing van Flowers and Food als sleutelgebied door het Innovatieplatform. LNV stimuleert op innovatie op zijn beleidsterrein. De kennisontwikkeling zal worden bevorderd doordat Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) voortaan minstens 5 tot 10% van zijn budget aan kennisdoorwerking zal besteden. Bijproducten uit de landbouw worden steeds vaker door de chemische industrie nuttig toegepast. Deze voor het agrocluster zeer interessante ontwikkeling wil LNV op de voet volgen. Daarom wil LNV met EZ en VROM een Task Force Bio Based Economy in het leven roepen. Het kabinet wil verder de invoering van nieuwe technologie bevorderen door de WBSO breder in te zetten. Daar zal ook het agrocluster van kunnen profiteren. In een verkenning onder ondernemers in het agrocluster zal de komende maanden verder onderzocht worden hoe LNV innovatieve processen kan ondersteunen.

In de brief wordt ook op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze de staatssecretaris van VROM en de minister van LNV de zogenoemde Koopmansgelden wilen gaan inzetten. Deze middelen (122 miljoen euro) zullen worden benut voor landinrichting en kavelruil (50 miljoen euro), landschapsbehoud in probleemgebieden (50 miljoen euro), regionale maatwerkprojecten in de melkveehouderij (12 miljoen euro) en kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij (10 miljoen euro). Deze aanpak is gericht op economische ontwikkeling en op lagere milieubelasting door beter gebruik van percelen en kortere transportafstanden.

De gehele brief is te vinden op www.minlnv.nl.