Ministerie van Justitie

Persbericht

Imamopleiding in Nederland
13 december 2004

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij bericht ik u, mede namens mijn collega, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van onze plannen om de totstandkoming van imamopleidingen in Nederland te realiseren en te versnellen.

Hiermee komen we tegemoet aan de strekking van de motie van het Kamerlid Sterk c.s., (20 200 VI; motie 155). Deze motie verzoekt de regering, overwegende dat voor de integratie van de moslimgemeenschap in Nederland opgeleide imams noodzakelijk zijn en van mening dat daarom een snelle totstandkoming van de Nederlandse imamopleiding van groot belang is, aan imams die in Nederland gaan werken als voorwaarde te stellen dat zij een Nederlandse imamopleiding hebben gevolgd.

In de reactie van het kabinet op het rapport Bruggen Bouwen van de commissie Blok heb ik aangegeven dat deze motie thans onuitvoerbaar is, aangezien nog geen Nederlandse imamopleiding bestaat. Ik heb evenwel daarbij meteen gemeld dat ik het eens met de strekking van de motie en met mijn collega van OCW de mogelijkheden zou onderzoeken om versneld te komen tot imamopleidingen in Nederland.

Tijdens het kamerdebat over de moord op de heer van Gogh, werd een breedgesteunde motie ingediend m.b.t. de toelating en opleiding van imams in Nederland (motie Bos cs 29 854, nt.10). Met deze motie verzoekt de Kamer de regering om uiterlijk per 2008 geen verblijfsvergunning voor buitenlandse imams meer te verstrekken. In de overgangsperiode zouden alleen tijdelijke vergunningen verleend mogen worden met een uiterste looptijd tot 2008.

Deze motie is aangehouden omdat ik niet bij het debat aanwezig was. Ik heb echter wel de strekking van de motie meegenomen in mijn overleg met de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), die momenteel een advies over het toelatingsbeleid van geestelijke bedienaren voorbereidt. Afgesproken is dat de ACVZ het punt van de stopzetting van verblijfsvergunningen voor imams meeneemt in haar onderzoek.

Het proces heeft enige vertraging opgelopen omdat is gewacht op de uitkomsten van het onderzoek naar de representativiteit van de overkoepelende moskeeorganisaties, het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Contactgroep Islam (CGI), die beide belangrijke partners zijn in deze zaak. Op grond van dit onderzoek is vastgesteld dat het CMO voldoende representatief is maar dat er voor het CGI nog enige relevante gegevens ontbreken. Het CMO heb ik inmiddels erkend als officiële overlegorgaan van de overheid. De CGI komt voor erkenning in aanmerking wanneer de verzochte gegevens zijn geleverd en getoetst. Dit zal nog deze maand plaatsvinden.

In een bijlage bij deze brief wordt uitgebreid ingegaan op het voorziene traject. Ook wordt een schets gegeven van de belangrijkste maatschappelijke initiatieven die reeds ingezet zijn op dit terrein.

In de verwachting u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie