Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker op de conferentie van de Zuidvleugel 8 december 2004.

Dames en heren,

Het is mij een genoegen u in zo groten getale aanwezig te zien op deze bestuurdersconferentie voor de Zuidvleugel. Dat toont uw betrokkenheid bij deze regio en de bereidheid elkaar op te zoeken. En vooral ook uw bereidheid om met elkaar de samenwerking aan te gaan. Terugkijkend op de ontwikkelingen sinds uw vorige conferentie van een jaar geleden constateer ik dat er veel gebeurd is. U hebt uw prioriteiten scherper dan voorheen gedefinieerd en u weet waar u als Zuidvleugel voor staat en waar u voor gaat. Grote projecten, zoals de verstedelijkingsopgave in de Zuidplaspolder en de start van het concept Stedenbaan zijn een belangrijke slag verder gekomen. Dat is verheugend te constateren. Er is een algehele sense of urgency om er de schouders onder te zetten.
Natuurlijk kent de Zuidvleugel de nodige problemen. Nergens zitten we met zoveel mensen zo dicht op elkaar en zijn er zoveel ruimtelijke claims. Dat vraagt om een zorgvuldige inpassing en om het slim combineren van functies. U hoorde zojuist Jan Franssen spreken over een aarzelend herstel, maar met optimisme. En met recht. Want de Zuidvleugel heeft zoveel potentie. Maar dan moeten we elkaar wel de ruimte geven deze kansen te grijpen. Letterlijk en figuurlijk de ruimte geven. Meer bewegingsvrijheid voor burgers en bedrijven en bovenal voor iedereen vrijheid in denken. Ik geloof in de ontwikkelkracht van mensen en doe een beroep op u om ons gezamenlijk daarvoor sterk te maken. Daarbij zijn er voor de Zuidvleugel twee opgaven cruciaal, namelijk het bereiken van een economische transformatie en het creëren van attractiever woon- en leefklimaat.

Dames en heren, dit kabinet heeft voor de gezamenlijkheid gekozen. In de uitvoeringsagenda voor de Nota Ruimte heb ik daarom de programma-aanpak geïntroduceerd. Voor respectievelijk de Noordvleugel, het Groene Hart, de Zuidvleugel en Zuidoost Brabant/ Noord Limburg heeft het kabinet per 19 november jl. een programma opgesteld. Deze programmas hebben ieder een eigen trekker: collega Peijs is verantwoordelijk voor de Noordvleugel, collega Veerman voor het Groene Hart, collega Van Gennip voor Zuidoost Brabant/ Noord Limburg en zelf ben ik verantwoordelijk voor de Zuidvleugel. En inderdaad, mijnheer Franssen, zult u begrijpen dat mijn inzet voor de Zuidvleugel hierdoor een extra dimensie heeft gekregen. Ik draag uw speldje van de Zuidvleugel dan ook met gepaste trots, dat verzeker ik u. Met het programma Zuidvleugel streef ik drie doelen na, namelijk versterking van de rijkscoördinatie in de regio, het op elkaar afstemmen van besluitvorming van rijk en regio en inschakeling van marktpartijen. Deze drie doelen zal ik ieder afzonderlijk toelichten. Bij het eerste doel, de versterking van de rijkscoördinatie in de regio, gaat het om het op elkaar afstemmen van besluiten over infrastructuur, verstedelijking, bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen en recreatie. In een gebied als de Zuidvleugel is de ruimte beperkt en is steeds opnieuw de vraag, hoe we de beschikbare ruimte het best kunnen benutten. Dat vereist een optimale afstemming en dat geldt niet alleen de vraag waar een bepaalde activiteit mogelijk is, maar ook wanneer. Het betekent ook dat we waar mogelijk beschikbare functies op een evenwichtige manier moeten zien te combineren. Daarbij noem ik het uitgangspunt dat infrastructuur de ruggengraat vormt voor de verstedelijking. Maar ook het evenwicht tussen rood en groen is in dit dichtbevolkte deel van onze Randstad van het grootste belang. En dat geldt ook voor de instandhouding van landschappelijke waarden.

Een goede bereikbaarheid kost geld. Mijn collega van Verkeer en Waterstaat en ik hebben in de onlangs uitgebrachte Nota Mobiliteit in kaart gebracht waar de problemen het meest nijpend zijn en waar wij met ons beleid soulaas kunnen bieden. Minister Peijs maakt hiervoor meer dan 80 miljard vrij in het Meerjaren programma Infrastructuur en Transport voor de periode 2011 tot 2014 en de doorkijk voor de langere termijn, tot 2020. Het is van het grootste belang dat de bereikbaarheid in het gebied Rotterdam Den Haag een impuls krijgt. Maar ook in het onderliggend wegennet wacht ons een omvangrijke opgave. Alleen dan zijn we in staat het vervoer van deur tot deur te faciliteren.
De inzet van het rijk in dit programma is wezenlijk, maar net zo wezenlijk is de inzet van de regio zèlf. Daarom is het tweede doel van het programma Zuidvleugel het zwaluwstaarten van de rijksbesluitvorming en de besluitvorming van de regionale partijen. We gaan de besluiten over rijksprojecten en regioprojecten inhoudelijk, qua tijd en fasering heel goed op elkaar afstemmen waardoor het voor burgers en ondernemers zo snel mogelijk duidelijk wordt wat de overheden wel en niet gaan ontwikkelen. Kijkend naar de inzet van het rijk en naar die van de regio constateer ik dat onze prioriteitstelling voor het grootste deel overeenkomt. Die gezamenlijkheid in prioriteitstelling acht ik van groot belang, omdat het een primaire voorwaarde is om een stap verder te komen. In dit verband complimenteer ik de bestuurders in de Zuidvleugel met het feit dat zij er in geslaagd zijn om vanuit de regio te komen met een gemeenschappelijke lijst van prioriteiten. Ik hoop dat de manier waarop de Zuidvleugel opereert een uitstraling kan hebben naar andere regios in ons land.

Om eventuele misverstanden te voorkomen wil ik er wel op wijzen dat het rijksprogramma Zuidvleugel géén gebiedsprogramma is. Uitgangspunt voor het programma zijn en blijven de activiteiten die we kunnen scharen onder het begrip rijkshoofdstructuur. Er zijn dus activiteiten en projecten op regionale schaal die op zich wel belangrijk zijn, maar die hierbij onvoldoende aansluiten en om die reden niet in het programma worden meegenomen. Alles meenemen wat überhaupt ergens in de Zuidvleugel speelt zou niet stroken met de opzet voor het programma, namelijk urgente zaken op basis van een gemeenschappelijk agenda van rijk en regio met voorrang uitvoeren.
In onze gemeenschappelijk programmering spelen uiteraard de combinaties infrastructuur-verstedelijking een belangrijke rol. Bundeling van activiteiten van rijk en regio betekent ook in dit verband dat waar dat mogelijk is, budgetten worden gebundeld en dat eventuele schotten tussen regelingen en budgetten worden weggehaald, denkt u bijvoorbeeld aan het Investeringsfonds Landelijk Gebied, het ILG.

Dan het derde doel van het programma, en dat is een tijdige inschakeling van marktpartijen. De vraag die daarbij voorligt is hoe bedrijfsleven en overheid hun samenwerking kunnen optimaliseren en hoe we de mogelijkheden voor publiek-private samenwerking voor gebiedsontwikkeling en ontwikkelingsplanologie kunnen vergroten. Daar ga ik straks nog verder op in.

Dia 1 zuidvleugelprogramma

Mag ik u even meenemen in vogelvlucht door het programma voor de Zuidvleugel, uw Zuidvleugel. Geen losse verzameling projecten, maar een samenhangend, sectoroverstijgend pakket aan uitvoeringsmaatregelen, waarbij meerdere vakministers betrokken zijn. Om de samenhang tussen de diverse projecten te accentueren heb ik een clustering aangebracht. Ik maak een onderscheid in 4 clusters met elk hun eigen motto:

* Het cluster Maasvlakte en omgeving, met als uitdaging een vitale en aantrekkelijke woon-werkstad.

* Het gebied tussen Den Haag en Rotterdam, met als missie kennisintensief werken in een groen-blauwe setting.
* Het derde cluster is de Zuidplaspolder, met als opgave een betaalbare verstedelijking op de bodem van de Zuidvleugel.
* En het vierde cluster van het stedelijk net stedenbaan, met als uitgangspunt dat infrastructuur de ruggengraat van verstedelijking vormt.

Ik neem u graag even mee door het gebied.

Dia 2 haven in vogelvlucht

Het eerste cluster is het cluster van activiteiten die samenhangen met de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Het mainportbelang hoef ik hier niet te benadrukken.
Mijn bijzondere aandacht gaat echter uit naar de relatie tussen haven en stad; hier ligt een uitdagende opgave van een vitale en aantrekkelijke woon-werkstad. Nieuwbouw, maar vooral ook herstructurering en een optimaal gebruik van het bestaande havengebied.

Dia 3 verbinden van stad en haven

Als voorbeeld noem ik u het transformatieproces in het Rotterdams havengebied, de Stadshavens. Dat is geen eenvoudige opgave, gelet op de milieuaspecten die daarbij een rol spelen. Pasklare oplossingen bestaan in dit verband niet, wel oplossingen die binnen bereik komen door innovatief denken en maatwerk zoals de Stad en Milieu-benadering. U weet al dat u op dat punt op mij een beroep kunt doen, gelet op de vele contacten die er zijn tussen mijn departement en de gemeente Rotterdam in dit verband.

Dia 4 verwevenheid stad en landschap

Het tweede cluster is het gebied tussen Den Haag en Rotterdam, een cluster van projecten waar het gaat om kennisintensief werken in een groen-blauwe setting. De uitdaging ligt in de optimale verwevenheid van stad en landschap. De zorgvuldige inpassing van de broodnodige infrastructuur in het tussengebied Den Haag - Rotterdam vergt een gezamenlijke inspanning van rijk en regio. Maar er liggen ook kansen. Ik zie in de aanleg van de A4 Delft - Schiedam ook de mogelijkheid de milieu-overlast langs de A13 bij Overschie te verminderen.

Dia 5 nieuw economisch elan

De versterking van het kenniscluster geeft nieuw economisch elan aan de Zuidvleugel. Daarbij is het wel zaak dat we die perspectieven echt gaan benutten. Vorige maand hield ik een lezing voor Zuidhollandse ondernemers, waarbij ik inging op de mogelijkheid van publiek-private samenwerking in de Zuidvleugel. Uit de reacties die ik daar op kreeg bleek dat ook het bedrijfsleven die samenwerking wil opzoeken. Dat blijkt ook uit het aanbod dat het bedrijfsleven vorige maand aan mijn collega Karla Peijs en mij heeft gedaan mee te denken over de vraag, hoe via een publiek-private samenwerking infrastructuurprojecten als de A4 en de A15 versneld kunnen worden uitgevoerd. Dat is een welkome handreiking die collega Peijs en ik graag zullen benutten. Maar het bedrijfsleven is van mening dat niet alleen het rijk, maar ook de andere bestuurslagen zich sterk moeten maken voor meer samenwerking met marktpartijen en doet daarbij een appèl op u. Dàt appèl wil ik hier vandaag expliciet onder uw aandacht brengen. En waar we dan over praten geldt niet alleen weg- en railinfrastructuur, maar ook de kennisinfrastructuur. Door de kennis van overheid/universiteiten meer en intensiever te koppelen aan die van het bedrijfsleven kan een meerwaarde worden bereikt waar het gaat om de ontwikkeling van nieuwe technieken, nieuwe materialen en nieuwe producten. De overheid kan daar voorwaarden voor scheppen en rijk en regio doen dat ook, denkt u aan Technopolis en de ontwikkelingen in Leiden.
Voor het cluster Noordrand ligt mijn belang bij een gelijktijdige en evenwichtige ontwikkeling van de onderliggende projecten. Stagnatie in die samenhang kunt u bij mij agenderen.

Dia 6 integrale opgave

Het derde cluster concentreert zich op de integrale opgave die we ons hebben gesteld met de Zuidplaspolder. Mag ik die opgave samenvatten als die van betaalbare verstedelijking op de bodem van de Zuidvleugel. Bepaald geen eenvoudige opgave, gelet op het omvangrijke programma van 200 ha glas, 150 tot 350 ha bedrijventerrein, 15 tot 30.000 woningen en het hierbij behorende groen. En dat in een laag gebied met een complexe waterhuishouding. Ook het vraagstuk van een passende ontsluiting vergt nog serieuze aandacht.

Dia 7 lagenbenadering

Overigens wil ik de regio complimenteren met de veelbelovende start in de vorm van de breed gedragen Interregionale Structuur Visie. De wijze waarop in de visievorming is uitgegaan van de lagenbenadering is er één die navolging verdient. Nu komt het aan op de verdere planvorming, waarbij daadwerkelijk gekozen moet worden door de regio waar wat ontwikkeld kan worden. Het niet halen van bijvoorbeeld de woningbouwopgave, heeft onmiddellijk gevolgen voor de verstedelijkingsopgaven in andere delen van de Zuidvleugel. Ik weet dat u als regio bezig bent ook dergelijke dwarsverbanden in kaart te brengen. Voor de vervolgfase is het zaak dat we de financiële kaders goed in het oog houden, zodat onze ambities uitvoerbaar blijven. Van mij mag u verwachten dat ik toezie op een helder en eensgezind rijksstandpunt in de planstudie fase. Op naar een plan dat werkt, zou ik zeggen!

Dia 8 stedenbaan

Als laatste vraag ik uw aandacht voor een bijzondere opgave. Hoe kunnen we onze verstedelijkingsopgave accommoderen met een zo gering mogelijk beslag op de open ruimte en een zo groot mogelijk gebruik van bestaande infrastructuur? Die uitdaging heeft u opgepakt in het kader van uw project Stedenbaan. De vrijkomende capaciteit op de bestaande lijn Leiden - Den Haag - Rotterdam - Drechtsteden als gevolg van de komst van de HSL heeft u geïnspireerd tot de ontwikkeling van het concept Stedenbaan. Die gedachte spreekt mij aan en ik heb die ook bepleit in het kabinet. De Stedenbaan ontslaat de regio niet van het in beeld brengen van de effecten op het onderliggend wegennet. Dat wordt vaak onderschat. Ik ben benieuwd hoeveel uw concept opbrengt in termen van aantallen woningen in bestaand gebied en het efficiënt gebruik van bestaande infrastructuur.

Dia 9 spoorzone delft

Wat betreft Stedenbaan wil ik in ieder geval toch alvast één knooppunt noemen dat al binnen korte tijd kan worden aangepakt, en dat is de spoorzone Delft. Het is bekend dat VROM dit project altijd gesteund heeft. Naast collega Peijs leg ik dan ook een substantiële bijdrage op tafel om de tunnel door Delft te realiseren. Dat is belangrijk, omdat deze spoortunnel zowel uit oogpunt van milieu als uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit een enorme verbetering voor het centrum van Delft betekent. Nu we zo eensgezind zijn over dit project, moeten we er nu voor zorgen dat de spa zo snel mogelijk de grond in gaat. De nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor de spoorzone Delft zullen fungeren als aanjager voor het concept Stedenbaan. Ik spreek de wens uit dat die gezamenlijkheid en voortvarendheid navolging mag krijgen binnen onze gezamenlijke programma-aanpak.
Zoals gezegd kunt u mij als programmaminister aanspreken op een helder rijksstandpunt. Het kan zijn dat u bij uw verdere uitwerking in een concrete situatie problemen krijgt met de uitvoerbaarheid van stedelijke verdichting rond infrastructuur als gevolg van milieurestricties. Dat hoor ik dan van u. Wellicht dat in goed overleg een traject denkbaar is waarbij we op zorgvuldige wijze kunnen vaststellen welke ontwikkeling via maatwerk nog wel mogelijk is. Daarnaast wijs ik u graag op de goede ervaring met het door de regio Drechtsteden ontwikkelde toetsingskader (externe veiligheid) voor de complexe situatie in de Drechtsteden. Een aanpak die wat mij betreft navolging verdient en kan worden uitgebreid naar andere milieuaandachtsvelden, zoals luchtverontreiniging.

Dia 10 investeringen

Tot slot wil ik nog enkele opmerkingen maken over de investeringen van dit kabinet in de Zuidvleugel. Soms valt wel het geluid te beluisteren dat dit kabinet zich meer richt op de ontwikkelingen in de Noordvleugel dan op die in de Zuidvleugel. Dat soort geluiden verbaast mij eerlijk gezegd. In de Zuidvleugel vinden grote ontwikkelingen plaats, waarvan over een aantal jaren de vruchten kunnen worden geplukt. Ik noem u de Tweede Maasvlakte, de A4 Midden-Delfland, de A15 Maasvlakte Vaanplein en de eerder genoemde tunnel voor Delft. Daarnaast noem ik de ontwikkeling van de nationale sleutelprojecten CS Den Haag en CS Rotterdam. Al deze ontwikkelingen zitten in het programma dat nu voorligt. Daarmee investeert het rijk de komende 8 jaar in totaal 4,5 miljard euro in de Zuidvleugel. Met dit grote pakket investeringen zullen de infrastructuur, het concurrerend vermogen en de kwaliteit van wonen, werken en recreëren in de Zuidvleugel substantieel verbeteren.

Dia 11 plaats van bestemming

Dames en heren!

In de afgelopen decennia is veelvuldig gesproken over de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Daarbij zijn vele ideeën besproken en modellen bekeken, met name ook waar het gaat om de relatie tussen het rijk en de andere bestuurslagen. Wat de Zuidvleugel betreft is de tijd van academische discussies over de relatie tussen rijk en regio voorbij. Wat telt is de praktijk en de manier waarop we die dagelijkse problemen uit die praktijk op een efficiënte wijze kunnen oplossen. Dat kan het beste door gericht samen te werken, gezamenlijke oplossingen te bedenken en nieuwe vormen van creativiteit te benutten. Op een manier die het beleid dichter bij de burger brengt. De vier clusters in het programma Zuidvleugel vormen tezamen een grote opgave, waarvan sommige onderdelen een lange periode bestrijken. Maar besluitvaardigheid nu is een absolute voorwaarde om opgaven in de toekomst te kunnen realiseren. Er ligt een hecht fundament voor de samenwerking tussen rijk en regio in het programma voor de Zuidvleugel. Dat geldt voor nu en voor een ruime periode daarna. De Zuidvleugel is geen vertrekpunt van beleid, het is vanaf nu inderdaad een plaats van bestemming. Laten we daaraan verder werken!